4 minute read
15 Jacques naar de stad
Jacques naar de stad
Dit is Jacques. Zeg eens hallo, Jacques. Jacques is een hond. Jacques is een kleine hond. Jacques is een kleine, mollige hond. Jacques is een kleine, mollige hond met een baret en een mooie, rode trui. Samen met meneer en mevrouw Glimschoen woont Jacques in een huis.
Zijn beste vriend meneer Wiebelsok woont er ook. Meneer Wiebelsok is een sok en bovendien heel wiebelig. Hij is wat viezig, en hij ruikt een beetje naar kaas.
Iedere ochtend na het ontbijt trekken meneer en mevrouw Glimschoen hun glimmende schoenen en warme jassen aan. Jacques kijkt naar hen vanuit zijn mand. Met één van zijn kraaloogjes open en de andere dicht.
Zo dus: En soms meer zo:
‘Lief zijn vandaag, Jacques!’ zegt meneer Glimschoen. ‘We zijn gauw weer thuis!’ zegt mevrouw Glimschoen. En dan gaan ze naar hun werk.
Zodra de deur achter hen dichtvalt, doet Jacques allebei zijn kraaloogjes open. Hij haalt zijn baret onder zijn kussen vandaan en zet hem op zijn hoofd. Dan besluit hij welk avontuur hij vandaag eens zal gaan beleven.
Op een dag zette Jacques zijn baret op en besloot de stad in te gaan. ‘Ik denk dat ik naar de stad ga’, zei hij. Zo gezegd, zo gedaan. Meneer Wiebelsok ging met hem mee. Hij had die dag toch niks anders te doen. Jacques was nog nooit in de stad geweest. Hij keek vol bewondering naar de hoge gebouwen.
Ze staken recht omhoog de lucht in, sommigen verdwenen zelfs in de wolken. Meneer Wiebelsok was blij dat hij niet de ramen hoefde te zemen. De stad was groot en lawaaierig en het was er heel erg druk. Er was zoveel te zien!
Meneer Wiebelsok ontdekte de leukste winkel ter wereld. Jacques holde naar binnen. Hij kocht baretten in alle kleuren en maten. Dat waren dus heel veel baretten. Daarna ontdekte Jacques een heel bijzonder gebouw. Dus Jacques en meneer Wiebelsok gingen naar binnen. Een aardige dame achter een grote balie vertelde dat dit gebouw een museum was.
‘Hier is een informatieboekje’, zei ze vriendelijk en gaf het aan Jacques. ‘Hierin staat wat er in elke zaal te zien is.’ ‘Dank u wel’, zei Jacques. Hij gaf haar zijn boodschappen en ging op pad met meneer Wiebelsok. Hij vond het heerlijk om dingen te bekijken en wilde meteen beginnen.
De eerste zaal die ze bekeken stond vol met beelden. Jacques zag dat beelden kunstwerken waren die niet in een lijst zitten, en waar je gewoon omheen kon lopen. Maar je mocht ze absoluut niet aanraken.
Jacques vond het heel leerzaam. Sommige beelden waren ...
Jacques keek in zijn boekje. Hij las: Ga naar de volgende zaal. En dat deed hij.
Aan de muren hingen allerlei schilderijen. Jacques en meneer Wiebelsok gingen even op een bankje zitten om ze te bekijken. Op sommige schilderijen stonden mensen die naar dingen wezen die er niet waren. Jacques vond dat een beetje gek. Op andere schilderijen waren honden te zien. Jacques werd daar blij van. Maar die honden droegen geen baret …
‘Zullen we wat gaan eten?’ vroeg Jacques aan meneer Wiebelsok. ‘Ik zou wel een broodje met een sappig bot lusten!’ Jacques haalde zijn dozen met baretten op, en ze gingen op zoek naar een restaurant.
Opeens rende er een stoute dief met een masker op, in een gestreepte trui voorbij met één van de beelden onder haar arm. Twee bewakers renden achter haar aan. Omdat Jacques heel veel dozen vasthield, en aan zijn broodje met een sappig bot dacht, zag hij de dief niet aankomen. De dief zag Jacques en alle dozen niet …
De baretten wapperden alle kanten op. De dief viel op de grond. Het beeld vloog de lucht in.
Iedereen hield zijn adem in. Meneer Wiebelsok vreesde het ergste. Maar …
… Jacques was de held van de dag!
De burgemeester kwam snel naar het museum. ‘Jacques, je bent een held!’ riep hij.
Hij hing Jacques een medaille om de nek en nodigde hem en meneer Wiebelsok uit voor een heerlijke feestmaaltijd.
Toen ze terug waren in de keuken van meneer en mevrouw Glimschoen, gingen Jacques en meneer Wiebelsok dicht naast elkaar in de hondenmand liggen. Jacques sloot zijn kraaloogjes.
Even later kwamen meneer en mevrouw Glimschoen thuis.
‘Waar komt die medaille opeens vandaan?’ vroeg mevrouw Glimschoen. ‘Jacques, weet jij daar toevallig iets van?’
‘Hij is diep in slaap', lachte meneer Glimschoen. ‘We zullen tot morgenochtend moeten wachten.’
schrijver en tekenaar Alex T. Smith