6 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
1
Van Slochteren tot Middelstum
Een nieuwe bron van energie en inkomsten
(1959-1994)
Feitenreconstructie 1959-2012
Op 29 juni 1963 wijdt het Nieuwsblad van het Noorden een artikel aan de ‘gasbel van Slochteren’. De verwachtingen over wat het Groningse gasveld de bevolking zal brengen zijn verschillend:
De droom over de gasbel is in de gemeente Slochteren verward. […] Bij sommige mensen dreigt een lichte teleurstelling de hoop op een financieel betere toekomst te verdringen. Weer anderen denken dat Kolham nu eindelijk wel eens beroemd zal worden door de vondst van het aardgas.
[…] “Als gemeentebestuur weten we heel weinig van de gasbel af. De grote heren zeggen niet veel.”
[…] De heer G. Pepping in Froombosch wacht met belangstelling af welke industrieprijs voor het aardgas wordt bepaald. “Kijk, het moet ongeveer 6½ cent worden dan is het interessant. Zoveel kost de stookolie waarmee ik mijn kassen verwarm.”
Een paar ingezetenen van de gemeente Slochteren hebben in ieder geval wel een gevoel van tevredenheid over de gang van zaken. Dat zijn de boeren die een gedeelte van hun land in huur aan de NAM hebben afgestaan. Ze kregen een uitstekende vergoeding. De vrouw van een van hen verzuchtte: “We hadden het nooit gedacht dat hier gas in de grond zou zitten. We worden nog beroemd. Veel merken we niet van de werkzaamheden. Het is wel wat drukker geworden, door de vrachtauto’s. Vroeger zei men altijd: Kolham is niet veel. De boeren werken er maar wat. We worden nu welgesteld.”
‘Ned. Aardolie Mij. zwijgt tegen gemeentebestuur’, Nieuwsblad van het Noorden, 29 juni 1963.
1.1 Inleiding
In 1959 bouwt de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) een boortoren op de akker van boer Boon. Herman de Muinck kan beeldend vertellen hoe hij als jongetje van 10 jaar in de zomer van 1959 een van de eerste Groningers is die merken dat er gas gevonden is. Hij staat bijna letterlijk met zijn neus bovenop de vondst van de gasbel bij Slochteren. Als zoon van de bakker bezorgt hij namelijk brood bij het huisje dat de mensen van de NAM hebben gebouwd naast de schuur van boer Boon. De NAM is op zoek naar olie. Maar men vindt bij Slochteren gas. Veel gas.
Ik ben een bakkerszoon. [..] Een verre klant was een arbeiderswoning van boer Boon in Kolhalm. Boer Boon woonde zelf in Hoogezand, maar had een nieuwe schuur gezet op zijn land in Kolhalm, op de grens van Hoogezand/gemeente Slochteren. In het voorjaar van 1959 … Ik fietste dus met die matten aan het stuur naar die arbeiderswoning en toen werd ik tegengehouden door mensen van de NAM.
Openbaar verhoor Herman de Muinck, 27 juni 2022
De vondst van de gasbel leidt bij betrokkenen tot blijdschap en optimisme. Tegelijkertijd is de vondst óók omgeven met onduidelijkheid en soms zelfs geheimzinnigheid. Deze gespletenheid is al vanaf het prille begin kenmerkend voor de gaswinning in Nederland, zoals ook uit het aangehaalde krantenartikel uit 1963 blijkt.
Aan de ene kant is er profijt. Voor bijvoorbeeld boeren die pachtopbrengsten hebben van een boorlocatie op hun land, of door nieuwe bedrijvigheid die de vondst van Groningengas oplevert. Ook de lokale middenstand, waaronder bakkersfamilie De Muinck, heeft er voordeel van. Binnen een decennium profiteert zelfs heel Nederland van deze nieuwe bron van energie en schakelt men massaal over op aardgas voor koken en verwarmen. De energie-intensieve industrie krijgt een flinke impuls. Maar zeker ook de schatkist profiteert mee van deze nieuwe bron van inkomsten.
Feitenreconstructie 1959-2012
Aan de andere kant is de gaswinning vanaf de start al omgeven met geheimzinnigheid. “De grote heren zeggen niet veel”, liet het gemeentebestuur van Slochteren in juni 1963 al optekenen in het Nieuwsblad van het Noorden. Ook de minister van Economische Zaken is niet volledig open tegenover de Tweede Kamer over de afspraken die het kabinet maakt met de oliemaatschappijen rondom de Overeenkomst van Samenwerking die in 1963 wordt gesloten. Zo blijven de side letters bij de overeenkomst geheim. Het grote publiek krijgt verder geen inzage in de overeenkomst.
Dit hoofdstuk gaat in op een aantal vraagstukken uit de eerste decennia van de Groningse gaswinning. Allereerst wordt ingegaan op de risico’s van de gaswinning en de kennis daarvan. Vanaf het begin van de gaswinning wordt al wel enige mate van bodemdaling als gevolg van gaswinning voorzien. Dat gaswinning iets doet met de bodem is bekend, maar er wordt geen gevaar voorzien. Veiligheid is dan ook nog geen thema. Aardbevingen doen zich in de periode 1963-1994 nog beperkt voor. Het geeft ongemak en soms schade, maar als een veiligheidsprobleem wordt het niet gezien en een verband met de gaswinning wordt lang ontkend.
Vervolgens wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de organisatorische en financiële aspecten van de gaswinning in Groningen. Waardemaximalisatie is het dominante publieke belang. In de eerste jaren van de Groningse gaswinning ligt de nadruk vooral op het stimuleren van het binnenlandse aardgasverbruik; een heuse energietransitie, waarbij de overheid burgers actief stimuleert om aan het aardgas te gaan.
Niemand vermoedt waarschijnlijk op dat moment dat een halve eeuw later de geschiedenis zich zal herhalen, maar dan in omgekeerde richting. Inmiddels is ‘Nederland moet van het gas af’ het overheidsbeleid. Kon in de jaren ’60 met subsidie een gasfornuis worden aangeschaft, anno 2023 is de boodschap van de rijksoverheid dat ‘u vanaf 2050 in principe niet meer kunt koken of stoken op aardgas’ 1 Opnieuw is er subsidie beschikbaar, ditmaal voor installaties die gebruikmaken van weer een andere energievorm. Vanaf de start van de Groningse gaswinning gaat de discussie ook over de verdeling van de gasbaten: hoe wordt de koek verdeeld tussen enerzijds de Staat en anderzijds de NAM en haar aandeelhouders Shell en Esso? De complexe structuur die wordt uitgedacht voor het optimaliseren van de winning en de verkoop van het Groningse gas, het zogenoemde gasgebouw, functioneert algauw naar ieders tevredenheid. Hoe dit gasgebouw wordt opgezet en hoe vervolgens wordt omgegaan met de winning van het Groningse gas, komt aan bod in dit eerste hoofdstuk.
Door de wereldwijde oliecrises in de jaren ’70 ontstaat een kentering in het denken over de rol van het Groningse gas. Tot dan staan twee publieke belangen centraal: waardemaximalisatie (zorgen dat we financieel maximaal profiteren van deze nationale bodemschat) en leveringszekerheid (zorgen dat – ook in strenge winters – de kachel dagelijks blijft branden). Nu komt daar een publiek belang bij: de voorzieningszekerheid (zorgen dat Nederland ook op de langere termijn altijd voldoende energiebronnen heeft). Het besef groeit dat Nederland zuinig moet zijn op het ‘eigen’ Groningenveld, wanneer blijkt dat door geopolitieke factoren energieprijzen plotsklaps kunnen stijgen en de energieafhankelijkheid van andere landen duidelijk wordt. Het zijn de jaren van de televisietoespraak van premier Den Uyl waarin hij het Nederlandse volk oproept: ‘zet de verwarming wat lager en eerder af’.2 Opnieuw een markante parallel met de geschiedenis die zich een halve eeuw later zal afspelen. Als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen stijgen in 2022 de prijzen van olie en gas en adviseert het kabinet in april van dat jaar om de thermostaat op 19 graden Celsius te zetten.3
De commissie gaat in dit hoofdstuk bewust uitgebreid terug in de tijd en neemt de lezer mee naar hoe het in 1959 allemaal begon. Immers, om het gasdossier goed te kunnen begrijpen, is juist de ontstaansgeschiedenis ook van groot belang. Daarnaast is in de openbare verhoren deze periode amper belicht omdat veel hoofdrolspelers uit de beginfase van de bijzondere historie van de Groningse gaswinning niet meer leven.
Leeswijzer hoofdstuk 1 (1959-1994)
Dit hoofdstuk beschrijft de periode 1959-1994. Paragraaf 1.2 gaat in op de vondst van het Groningenveld bij Slochteren en de risico’s die men voorziet. Risico’s van gaswinning zijn in de deze beginperiode nog beperkt. Bodemdaling wordt al vroeg als een risico van gaswinning onderkend, maar aardbevingen komen nog sporadisch voor. Vanwege de grote rol die aardbevingen spelen in het gasdossier, wordt hierover in dit eerste hoofdstuk toch al enige tekst en uitleg gegeven. Paragraaf 1.3 neemt de lezer mee in de ontstaansgeschiedenis van het zogenoemde gasgebouw, het geheel van partijen en afspraken dat het winnen en verhandelen van het Groningengas regelt. In deze paragraaf wordt ook geschetst hoe de daarvoor benodigde infrastructuur van gasleidingen tot stand komt. Paragraaf 1.4 – die in alle hoofdstukken van de feitenreconstructie consequent ‘schade en versterking’ heet – gaat voor deze periode in op schades. Versterking van huizen is nog niet aan de orde. Ook hier is het vooral nog bodemdaling die tot schade leidt. Paragraaf 1.5 beschrijft tot slot de vroege periode van de Groningse gaswinning vanuit het perspectief van de regio en de bewoners.
1.2 Risico’s gaswinning en kennis: onduidelijkheid, bagatellisering en ontkenning
In deze paragraaf – de start van de feitenreconstructie – staan twee fenomenen centraal die een cruciale rol spelen in de rest van het rapport: bodemdaling en aardbevingen. De paragraaf start vanzelfsprekend met de vondst van de gasbel bij Slochteren (1.2.1) en de aanleg van een gasnetwerk om heel Nederland met het nieuwe Groningengas te laten koken en stoken (paragraaf 1.2.2). Na een technische uitleg van ‘bodemdaling’ en ‘aardbevingen’ in paragraaf 1.2.3, volgen verschillende subparagrafen die in chronologische volgorde schetsen hoe en wanneer deze fenomenen zich in de periode 1959-1994 manifesteerden. En hoe betrokken partijen (overheden, NAM, kennisinstituten) daar mee omgingen en kennis vergaarden om de risico’s ervan te kunnen inschatten (paragrafen 1.2.4 t/m 1.2.12).