3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

bewijslast vanwege het ‘principiële aspect’ en afgezien daarvan “vooral vanwege de angst voor misbruik van zo’n regeling. Zonder terechte claimanten tekort te willen doen, leert de praktijk dat er altijd een aantal personen ten onrechte schade claimt. Deze worden er in het huidige systeem uitgefilterd via het onafhankelijke onderzoek; waarna er niets meer van wordt gehoord” 205

Hoogleraar Jan van Dunné is door de drie noordelijke provincies gevraagd om advies uit te brengen over de rechtspositie van gedupeerden ten behoeve van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer. In november 1998 verschijnt het rapport van Van Dunné. Daarin stelt de hoogleraar onder andere dat er ten onrechte wordt uitgegaan van een klein aantal schadegevallen door bodembewegingen als gevolg van mijnbouw, ‘terwijl in het noorden reeds honderden gevallen bekend zijn’. Een van de conclusies luidt: “De problemen ten aanzien van het bewijs van oorzakelijk verband naar regels van algemeen aansprakelijkheidsrecht worden niet serieus genomen; ten onrechte wordt niet voorzien in een regeling waarbij uitgegaan wordt van een omkering van de bewijslast bij mijnbouwschade.”206

De minister van Economische Zaken, Annemarie Jorritsma, keert zich tegen omkering van de bewijslast. Dit komt hierna aan bod in de volgende paragraaf.

2.4.3 Inwoners beter informeren en adviseren: oprichting Technische commissie bodembeweging

Ministerie van Economische Zaken wil vertrouwen herstellen met oprichting Tcbb Omkering van de bewijslast blijkt in de jaren ’90 nog een brug te ver. Wel wordt in 1999 de Tcbb opgericht, die onder andere als taak heeft om inwoners te informeren over de relatie tussen bodembeweging en gaswinning. Het ministerie van Economische Zaken lijkt zich in de aanloop daar naartoe al in 1997 te realiseren dat er tekortkomingen zijn in het schadeproces van de NAM. In een interne nota merkt een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken op dat de beving in Roswinkel in 1997 ertoe heeft geleid dat schade door bevingen veroorzaakt door gaswinning sterk in de belangstelling staat. Bewoners hebben het idee dat zij niet serieus worden genomen door de NAM en er is sprake van een sterk afnemend vertrouwen. In de afhandeling van schadeclaims heerst een ‘impasse’. De overheid moet een daad stellen om het vertrouwen in gaswinning terug te winnen. Het instellen van een Technische commissie bodembeweging (Tcbb) wordt als oplossing gezien: een commissie die inwoners kan voorlichten over de relatie tussen gaswinning en bodembeweging.207 Het is expliciet níét de bedoeling dat de Tcbb burgers gaat adviseren bij concrete schadegevallen: “het zou te ver gaan dit als een overheidstaak te beschouwen; er is voldoende expertise op dit gebied voorhanden bij bouwtechnische adviseurs. Bovendien zullen er bij deze beoordelingen zoveel factoren in het geding zijn en kan het om zoveel individuele zaken gaan, dat een dergelijke taak een onaanvaardbare belasting van de commissie zou betekenen.”208

205 NAM. Brief aan de griffier van de Vaste Commissie voor EZ inzake de Mijnbouwwet, 26 november 1996.

206 Dunné & Goedmakers (november 1998).

207 Ministerie van EZ. Nota aan de dg Energie inzake Technische commissie bodembeweging, 15 mei 1997.

208 Kamerstuk II 1998/99, 26219, nr. 3.

De leden van de Tcbb komen op 9 maart 1999 voor het eerst bijeen (het instellingsbesluit dateert van 26 januari 2000). Bij de start kent de Tcbb twee taken: (1) gevraagd advies uitbrengen aan de minister van Economische Zaken over de relatie tussen bodembeweging en het winnen of opslaan van delfstoffen en (2) burgers informeren over deze thema’s. Dick Tommel wordt als voorzitter benoemd. Naast een voorzitter bestaat de commissie uit maximaal negen deskundige leden die worden benoemd door de minister van Economische Zaken. De commissie komt maandelijks bijeen en bij elke vergadering is er iemand vanuit het ministerie van Economische Zaken aanwezig als toehoorder.

Technische commissie bodembeweging buigt zich over het schadeproces

Een van de eerste prangende kwesties waar de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) zich mee bezig houdt, is het schadeproces, dat gedupeerden als problematisch ervaren. In de tweede vergadering van de Tcbb werpt voorzitter Tommel de vraag op of het schadeproces ‘geobjectiveerd’ kan worden. Hij “merkt op, dat er een sterke ongelijkheid is tussen de bewoners en de mijnonderneming, zowel in macht als in kennis. Daar komt bij, dat bewoners in een afhankelijke positie zitten: zij moeten geld vragen aan een machtige onderneming”.209

Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken buigt de Tcbb zich over de schaderegeling van de NAM zoals die in 1995 is vastgelegd in de informatiefolder. De Tcbb adviseert begin 2000 Annemarie Jorritsma, de minister van Economische Zaken, over het schadeproces. De kernboodschap van het advies is dat de huidige schaderegeling van de NAM verschillende tekortkomingen kent en ‘aanzienlijk’ verbeterd kan worden. De eerste tekortkoming is dat de NAM alleen schademeldingen binnen een bepaald intensiteitsgebied (IV of hoger) in behandeling neemt. Ook vindt de Tcbb het problematisch dat de NAM bepaalt welk onderzoeksbureau wordt ingeschakeld om een schademelding te onderzoeken. De positie tussen schademelder en mijnbouwonderneming noemt de Tcbb ‘ongelijkwaardig’.210

De Tcbb doet daarom in het advies een voorstel voor een nieuwe schadeprocedure (zie tekstkader 2.12). Het idee is dat een onafhankelijke commissie waar inwoners hun schades kunnen indienen (en die onderzoek laat uitvoeren naar de schademelding) de ‘intermediair’ kan zijn tussen de schademelder en de NAM. Ook zouden er geen financiële banden meer zijn tussen de NAM en het onderzoeksbureau. De kosten voor het schadeonderzoek wil de Tcbb bij nieuwe concessies financieren uit een fonds en bij bestaande concessies laten betalen door de concessieverlener (oftewel de overheid).211

210

211

This article is from: