3 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
Op 13 december 2001 wordt echter een nieuw amendement dat ziet op omkering van de bewijslast ingediend door Tineke Witteveen-Hevinga (PvdA). Dit amendement wordt tijdens de plenaire behandeling (op 27 maart 2002) krachtig ontraden door minister van Economische Zaken Jorritsma. De minister verzet zich op grond van allerlei juridische argumenten tegen omkering van de bewijslast en herhaalt nog eens al haar argumenten tegen het amendement. Jorritsma gelooft niet dat de positie van de burger beter zou worden van een omkering van de bewijslast.
Degenen bij wie ze terecht moesten komen, waren bedrijven met heel diepe zakken. Dan weet ik echt zeker dat elke schadeclaim bij de rechter terechtkwam. Overigens zou het voor de overheid veel makkelijker zijn geweest om het wel te doen, want dan hoefden we ook de Tcbb niet meer in te stellen. Dan hoefden we allemaal niks meer te doen, want dan moest de NAM het gewoon lekker zelf allemaal gaan doen.
Openbaar verhoor Annemarie Jorritsma 29 juni 2022
Adviestaak Tcbb zou gedupeerden moeten helpen met hun bewijslast Jorritsma denkt dat gedupeerden met een onafhankelijk advies van de Tcbb kunnen voldoen aan hun bewijslast. Jorritsma verklaart tijdens haar openbare verhoor: “Maar ik denk nog steeds dat burgers de beste kans hadden om hun schade heel snel vergoed te krijgen met de risicoaansprakelijkheid zoals we die toen hadden opgeschreven, plus de onafhankelijke commissie via de Tcbb, plus het onafhankelijke advies. […] Mijn idee was: als er een advies ligt van een onafhankelijke deskundigencommissie die het aannemelijk maakt dat het veroorzaakt is door de mijnbouwactiviteiten, dan moet je wel van hele goeden huize komen als mijnbouwmaatschappij om daar nog iets tegenover te kunnen zetten wat voor de rechter ook nog geloofwaardig is. Ik meende toen dat dat eigenlijk niet zou kunnen.”
Het amendement wordt niet aangenomen door de Tweede Kamer. De Mijnbouwwet treedt uiteindelijk op 1 januari 2003 in werking zonder een bepaling waarin de bewijslast wordt omgekeerd in het voordeel van de benadeelde, maar met een taakuitbreiding van de Tcbb op het gebied van het causale verband tussen schade en mijnbouwactiviteiten. In (het uiteindelijke) artikel 114 lid 2 Mijnbouwwet krijgt de Tcbb met ingang van 1 januari 2003 onder meer de volgende taak:
“[…] d. degene bij wie zaakschade is opgetreden door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten, desgevraagd advies te geven omtrent het verband tussen die schade en de mijnbouwactiviteiten alsmede de hoogte van het schadebedrag.”
Een gedupeerde kan de Tcbb niet zomaar om advies vragen; daarvoor moet hij aan een aantal voorwaarden voldoen (zie tekstkader 2.13). De adviezen van de Tcbb zijn niet bindend, maar kunnen wel door gedupeerden worden gebruikt bij de onderbouwing van hun schadeclaim.
Tekstkader 2.13 Proces adviesaanvraag bij de Tcbb
Artikel 116 Mijnbouwwet bepaalt dat een benadeelde die advies wil van de Tcbb over het causale verband, eerst de mijnbouwexploitant schriftelijk aansprakelijk moet stellen en schadevergoeding moet vorderen. Voorwaarde is dat de aansprakelijkstelling moet plaatsvinden binnen drie maanden na het moment waarop de benadeelde bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met de schade. De benadeelde kan advies aan de Tcbb vragen indien binnen drie maanden na de datum van verzending van de aansprakelijkheidstelling geen overeenstemming is bereikt met de mijnbouwondernemer over vergoeding van de schade.
De kosten voor een aanvraag bedraagt voor particulieren €90 en voor bedrijven of organisaties €181. Als de schademelder in het gelijk wordt gesteld, boekt de Tcbb het bedrag terug.
In de volgende hoofdstukken wordt duidelijk dat de adviestaak van de Tcbb met betrekking tot het causale verband tussen bodembeweging en schade sindsdien een belangrijk argument zal zijn voor de diverse ministers van Economische Zaken om zich te verzetten tegen een bepaling waarmee de bewijslast wordt omgekeerd dan wel een wettelijk bewijsvermoeden wordt geïntroduceerd.
De discussies in de jaren ’90 over het schadeproces leiden niet tot een fundamenteel andere inrichting van het proces. Oplossingen worden gezocht in het beter informeren of adviseren van de schademelder, wat blijkbaar als genoeg wordt gezien om recht te doen aan de ongelijke positie van gedupeerden. Omkering van de bewijslast vinden de NAM en het ministerie van Economische Zaken een brug te ver. Die omkering zal er pas eind 2016 komen. Ook de problemen rondom (het gebrek aan) rechtsbijstand blijven onopgelost.
2.5 De regio en inwoners: wel steun, maar geen aardgasgeld naar het Noorden
In de periode 1994-2003 die dit hoofdstuk beslaat, ontstaat voor het eerst op grotere schaal ongenoegen over de beperkte mate waarin Groningen profiteert van de gaswinning. Dit wordt versterkt doordat tijdens de twee paarse kabinetten (1994-2002) er veel minder aandacht voor regionale achterstanden en regionaal ruimtelijk-economisch beleid bestaat. De gasbaten vormen vanaf 1995 juist een groot deel van de voeding van het Fonds Economische Structuurversterking (FES), waaruit onder andere grote infrastructurele projecten gefinancierd worden. Groningen en de andere noordelijke provincies profiteren hiervan nauwelijks en dit versterkt de tegenstelling met de Randstad.