3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Vanwege de ‘grote wetenschappelijke verdienste’ wil Martens dat de NAM het rapport publiceert. De NAM gaat hiermee akkoord. Omdat de partijen hebben afgesproken in ‘strikt vertrouwelijke sfeer’ te overleggen, vraagt SodM toestemming aan EZ. “Waar echter in uw brief van 15 juli 1968 sprake is van strikt vertrouwelijke sfeer, meen ik dat een en ander niet kan gebeuren zonder uw voorkennis en akkoordverklaring.”112 In de volgende paragraaf wordt ingegaan op hoe het ministerie van Economische Zaken omgaat met dit onderzoek van de NAM en met vragen omtrent mijnbouwschade.

1.2.5 Ministerie van Economische Zaken verwacht geen mijnschade

Minister Langman stuurt bodemdalingsrapport van de NAM naar de Tweede Kamer In december 1971, een week na de brief van SodM, stelt D66-Kamerlid Jan Terlouw vragen aan minister Langman over ‘aardverzakking als gevolg van winning van olie, gas en water’.113 Hij vraagt wat de minister van verzakkingen elders in de wereld weet en hoe het zit met mogelijke mijnschade. “Wie is verantwoordelijk, het Rijk of de NAM?” Ook wil Terlouw weten of ‘in het aardgaswinningsgebied geregeld bodemkundig onderzoek’ plaatsvindt. “Zo ja, wil de Minister dan mededelingen doen omtrent de aard en de resultaten van dat onderzoek?”

Langman stuurt het rapport van de NAM op 7 januari 1972 aan de Tweede Kamer en reageert daarmee ook meteen op de Kamervragen van Terlouw.114 Op de vraag hoe het zit met bodemdaling elders in de wereld zegt Langman dat ‘slechts enkele gevallen bekend’ zijn van bodemdaling door oliewinning. “In de Po-vlakte zijn eveneens oppervlaktedalingen vastgesteld, waartoe mogelijkerwijs de winning van aardgas heeft bijgedragen. In laatstbedoeld gebied zijn in ieder geval ook andere oorzaken daarvoor aan te wijzen, zoals het sinds lange tijd op grote schaal winnen van grondwater.”

Volgens Langman kan ‘eventuele bodembeweging’ in Groningen ‘zeer nauwkeurig’ worden gemeten met observatieputten en waterpasmetingen van de provincie Groningen. Van bodemdaling is tot dan toe nog geen sprake. Het onderzoek van de NAM laat volgens Langman zien dat gaswinning in de toekomst ‘een gelijkmatige en beperkte bodemdaling tot gevolg zal hebben’. Eventuele schade zal door de NAM en de NV Nederlandse Staatsmijnen ‘overeenkomstig de regels van ons burgerlijk recht worden vergoed’.115

Ook de NAM benadrukt in het rapport dat de bodemdaling ‘zeer geleidelijk’ plaatsvindt ‘in de vorm van een platte schotel waarvan de uitgestrektheid met de tijd zal toenemen’. De bodemdaling is maximaal een meter in 2050.116 “Mijnschade als gevolg van grote lokale of ongelijke verplaatsingen, zoals opgetreden in Limburg, is in Groningen ten gevolge van aardgaswinning definitief niet te verwachten.”117

112 SodM. Brief van de Inspecteur-generaal der Mijnen aan de minister van EZ over de concessie Groningen, 8 december 1971.

113 Aanhangsel Handelingen II, 1971/72, nr. 619.

114 Kamerstuk II, 1971/72, 11675, nr. 1.

115 Aanhangsel Handelingen II, 1971/72, nr. 619.

116 NAM (oktober 1971). Over de mogelijkheid van toekomstige oppervlaktedaling in de provincie Groningen als gevolg van aardgasonttrekking uit de ondergrond daar ter plaatse. Rapport aan de Inspecteur-generaal der Mijnen.

117 NAM (oktober 1971). Over de mogelijkheid van toekomstige oppervlaktedaling in de provincie Groningen als gevolg van aardgasonttrekking uit de ondergrond daar ter plaatse. Rapport aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

Bodemdaling is in Groningen voorpaginanieuws

Bij het Nieuwsblad van het Noorden leidt de eerste bodemdalingsprognose van NAM op 12 januari 1972 tot voorpaginanieuws.118 De krant legt ook uit dat de NAM de bodemdaling van een meter ‘geen belangrijke bodemdaling’ acht.119 Ondanks de geruststellende woorden is bodemdaling op 15 januari 1972 ‘het gesprek van de dag’, aldus het Nieuwsblad van het Noorden. “Wat dacht u hiervan: Ruim acht jaar geleden (toen de NAM de bezorgdheid nog wegwuifde maar ondertussen wél opdracht tot onderzoek gaf) waarschuwde ir. W.A. Meiborg al voor een bodemdaling in de provincie Groningen als gevolg van de aardgaswinning.”120

Figuur 1.8 Bodemdaling door gaswinning is voorpaginanieuws, 12 januari 1972

Bron: Nieuwsblad van het Noorden, 1972121

Onderzoeker Hemmo Veenstra van het Geologisch Instituut Groningen, onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen, is verbaasd dat de bodemdaling in de voorspellingen van de NAM zo gelijkmatig is, zegt hij tegen de krant. “Dr. Veenstra weet de gelijkmatigheid van die patronen niet goed te rijmen met de breuken en niveauverschillen in de gashoudende zandsteen laag, zoals die op de structuurkaarten van NAM zelf zijn aangegeven”, aldus het artikel. “Hij zou op grond van die ongelijkmatigheid in het gasveld een veel ongelijkmatiger verzakking van de bodem

118 Nieuwsblad van het Noorden (12 januari 1972b), pp. 1-2.

119 Nieuwsblad van het Noorden (12 januari 1972a), p. 2.

120 Nieuwsblad van het Noorden (15 januari 1972), p. 19.

121 Nieuwsblad van het Noorden (12 januari 1972b), pp. 1-2.

This article is from: