4 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

NAM reageert op kritiek Meent van der Sluis en ziet slechts ‘bodemtrillingen’

Op 7 december 1988 schrijft NAM-directeur Nico van Dijk een opiniebijdrage over de bodemtrillingen in Drenthe in de Drentse en Asser Courant en het eigen bedrijfsblad Nammogram. Om verrassingen te voorkomen, kondigt woordvoerder Duut het opiniestuk een dag van tevoren aan bij het ministerie van Economische Zaken.205

Het opiniestuk van Van Dijk is een reactie op Meent van der Sluis, die in diverse media stelt dat er een verband is tussen de gaswinning en de bodemdaling in Groningen en NoordDrenthe. “Gesuggereerd wordt – voor zover wij hebben begrepen – dat er door de bodemdaling in Groningen breuksystemen worden geactiveerd in het gebied van de kleinere randvelden”, schrijft Van Dijk, die de aardbevingen consequent ‘bodemtrillingen’ noemt. “De hierdoor ontstane trillingen zouden via breukvlakken de oppervlakte bereiken en aldus schade aan bebouwing veroorzaken.”

De NAM is het niet met Van der Sluis eens en wijst naar diverse onderzoeken die het standpunt van het bedrijf onderbouwen. Zo zijn ‘eventuele breukvlakken aan de aardoppervlakte’ pas bij een compactie van 10 meter waar te nemen. Ter vergelijking: de schatting van de maximale compactie is op dat moment 60 tot 70 centimeter. Van Dijk concludeert: “Hoewel op grotere diepte zogeheten zettingsverschijnselen bij aardgaswinning in theorie niet zijn uit te sluiten kan de hier aangevoerde koppeling tussen gaswinning – bodemdaling – scheuren in bebouwing – in de Nederlandse geologische situatie volledig worden ontzenuwd.” Feit blijft overigens wel dat ‘er tot twee keer toe een trilling is geregistreerd’, vervolgt hij. De ‘oorsprong’ van deze trillingen zijn volgens de NAM alleen met een netwerk van seismometers te achterhalen.

Een week later, op 15 december 1988, staan de aardbevingen in Groningen, Drenthe en Friesland voor het eerst op de agenda van het college van vertegenwoordigers DrentheGas. Dit college, dat ook consequent het woord ‘bodemtrilling’ in plaats van aardbeving gebruikt, bestaat net als het College van Beheer Maatschap uit vertegenwoordigers van de Staat en de oliemaatschappijen.206 Bij de rondvraag benadrukt de NAM dat het bedrijf “zich heeft gedistantieerd van de stellingname als zouden deze trillingen veroorzaakt worden door de gaswinning in deze provincies”. Uit de notulen: “Teneinde eventueel nieuwe optredende trillingen te registreren zijn in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken na overleg met KNMI en Staatstoezicht seismometers geplaatst. Met opzet heeft het ministerie NAM niet betrokken bij de uitvoering van deze metingen. NAM zal wel verzocht worden behulpzaam te zijn bij de interpretatie hiervan.”207

1.2.9 Tweede Kamer wil betere registratie én beter onderzoek, ministers niet

Tweede Kamer wil gevolgen gaswinning beter meten, registreren en onderzoeken

In 1989 vragen de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer aan de verantwoordelijke bewindslieden om “op systematische wijze klachten over trillingen, scheuren in gebouwen, e.d.” te registreren. De leden van deze Kamercommissies opperen ook om een “netwerk van seismografen in de verzakkingsgebieden van het Noorden van Nederland [op te zetten] teneinde de hypocentra van aardbevingen met grotere nauwkeurigheid vast te stellen en inzicht te verkrijgen in de mogelijke oorzakelijke samenhang tussen bodemdaling/bodemcompactie en die bevingen.”

205 NAM. Brief aan het ministerie van EZ met aanbieding opinieartikel over de Drentse bodemtrillingen, 2 december 1988.

206 Dit college heeft dezelfde samenstelling als het College van Beheer Maatschap: twee vertegenwoordigers van EBN, Shell en ExxonMobil, twee vertegenwoordigers NAM en het ministerie van EZ als toehoorder.

207 Notulen van de 82e vergadering van het college van vertegenwoordigers DrentheGas, 15 december 1988.

Minister Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat benadrukt in het antwoord dat het “onwaarschijnlijk [is] dat tengevolge van de aardgaswinning en de daarmee samenhangende geringe compactie van het reservoir in de situatie van de Nederlandse gasvelden verzakkingen/verschuivingen zullen ontstaan langs reeds binnen de bovenliggende gesteenten aanwezige breukzones”. Het plaatsen van zes seismografen rond Assen vindt de minister voorlopig voldoende. “Pas na het optreden van eventuele volgende aardbevingen kan meer inzicht in deze materie worden verkregen.”

Ook ‘bemoeienis met de bedoelde klachtenregistratie’ ligt volgens de minister ‘niet voor de hand’. “Het ligt in dezen niet in de weg van de overheid zich te mengen in zaken welke de vergoeding van schade aan gebouwen betreft, ook niet als deze zou zijn ontstaan als gevolg van bodemdaling door aardgaswinning”, aldus de minister. Bovendien, benadrukt Smit-Kroes, is het ‘onwaarschijnlijk’ dat de scheuren in gebouwen in Groningen zijn “toe te schrijven aan de tot op heden opgetreden bodemdaling door aardgaswinning”.208

NAM ontkent relatie tussen gaswinning en aardbevingen

In de pers blijft de NAM volhouden dat een relatie tussen gaswinning en aardbevingen – ‘lichte aardschokken’ in de woorden van de NAM – is uitgesloten. “Volgens NAM-woordvoerder F. Duut komen in Nederland veel vaker heel lichte aardschokken voor”, tekent het Nieuwsblad van het Noorden op naar aanleiding van een aardbeving (magnitude 2,5) in Purmerend op 4 december 1989, ruim 10 kilometer van het NAM-gasveld Middelie.209 “Het is volgens NAM uitgesloten dat olie- en gaswinning deze trillingen veroorzaakt.” Ook het KNMI ontkent een relatie met gaswinning. “Volgens KNMI-seismoloog drs. G. Houtgast is er in het westen des lands weliswaar sprake van een stabiele diepe ondergrond, maar ook daarin komen op kilometers diepte gesteentescheuren voor. Langs die breukvlakken vinden van tijd tot tijd verschuivingen plaats.”210

Op bestuursniveau leidt de houding van de NAM in december 1989 tot vragen van Loek Ligthart, lid van de raad van bestuur van de Staatsmijnen. Ligthart vraagt de NAM naar de verklaring voor de ‘aardschokken/bodemtrillingen’ in Purmerend, ‘te meer waar NAM tot dusver redelijk ferm naar buiten heeft verkondigd dat er geen relatie bestaat met olie- en gaswinning’.211 Het is de eerste keer dat het onderwerp bij het College van Beheer Maatschap op de agenda staat.

208 Kamerstuk II 1988/89, 21108, nr. 1.

209 Nieuwsblad van het Noorden (4 december 1989), p. 5.

210 Nieuwsblad van het Noorden (4 december 1989), p. 5.

211 College van Beheer Maatschap. Notulen van de 199e vergadering van het College van Beheer Maatschap, 14 december 1989.

This article is from: