![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
De onderzoekers mogen ook niet publiceren over het onderwerp, blijkt uit een overleg op 19 maart 1993. Dit brengt vooral Roest van de TU Delft in een ongemakkelijke positie. “De heer Lokhorst merkt op, dat Roest de rol van consultant vervult, hetgeen verplichtingen jegens de opdrachtgever met zich meebrengt. Dat de vrijheid om te publiceren daardoor in het gedrang komt zal hij voor lief moeten nemen.” Tekstkader 1.6 beschrijft de financiering van de studie die BOA uitvoert. Tekstkader
1.6 Financiering BOA-studie
Bij het eerste onderzoek naar de relatie tussen gaswinning en aardbevingen is het ministerie van Economische Zaken ‘verheugd’ dat de NAM zowel inhoudelijk als financieel meewerkt aan het onderzoek naar de relatie tussen aardgaswinning en aardbevingen, blijkt uit de stukken. Zo staat op 10 oktober 1991 in de notulen van de collegevergadering van het college van vertegenwoordigers DrentheGas: “Het ministerie van EZ is verheugd dat NAM zowel een inhoudelijke als financiële bijdrage levert aan het werk van deze commissie.” Het gaat dan om de Begeleidingscommissie Aardbevingen, onder leiding van de heer Ritsema. Dat dit gevolgen kan hebben voor de onafhankelijkheid van het onderzoek lijkt geen thema te zijn: “Hopelijk zal de Aardbevingscommissie functioneren analoog aan de onafhankelijke commissie die de Friese bodemdaling heeft onderzocht”, aldus het ministerie van Economische Zaken.270
De BOA-studie in 1993 is volgens NAM “waarschijnlijk langs verschillende wegen gefinancierd”, schrijft het bedrijf aan de enquêtecommissie.271 Financiering kwam voornamelijk vanuit het ministerie van Economische Zaken, die waarschijnlijk de studie van de TU Delft heeft betaald. De studie door het KNMI is door dit instituut zelf gefinancierd en NAM (Groningen Maatschap) heeft de kosten van het seismisch boorgat bij Finsterwolde gedragen. De precieze details van de financiering zijn volgens NAM helaas niet meer te achterhalen.
1.2.11 Eerste aardbeving in Groningen; relatie met gaswinning steeds aannemelijker
Drie maanden na de start van het BOA-onderzoek, op 5 december 1991, vindt de eerste beving in Groningen plaats. De beving is pal boven het gasveld en heeft een kracht van 2,5, melden de kranten een dag later. NRC Handelsblad spreekt over een ‘lichte aardschok’ die geen schade oplevert.272 “Er kwam slechts één melding binnen, van een bewoner die op het moment van de schok wakker lag.”
270 Notulen van de 93e vergadering van het college van vertegenwoordigers DrentheGas, 10 oktober 1991.
271 NAM. Schriftelijke inlichting met een chronologisch overzicht van onderzoeken naar bodemdaling en aardbevingen in Groningen, 7 april 2021.
Een correspondent van De Telegraaf spreekt met inwoners en omschrijft de beving juist als een ‘forse aardschok’ “Volgens de geschrokken inwoners ging de beving gepaard met een hevige knal en een diep rommelend geluid. ‘Het was net of het huis van de grond werd geslagen’, aldus een van hen.”273 Ook de Volkskrant meldt dat inwoners zijn ‘opgeschrikt’. “Middelstum ligt aan de rand van het grote gasveld van Slochteren. Het is voor het eerst dat zich zo dicht bij dit gasveld een beving voordoet.”274
Volgens KNMI-wetenschapper Jaap van Bodegraven is de beving mogelijk veroorzaakt “door een breuk in het gesteente waarlangs zich verzakkingen voordoen”, aldus NRC Handelsblad.275 “Volgens Van Bodegraven is het onwaarschijnlijk dat toekomstige aardschokken in het Noorden krachtiger zullen zijn dan 3 op de schaal van Richter.”
Voor Van der Sluis neemt de beving in Middelstum “de laatste twijfel weg over een relatie tussen bodemdaling als gevolg van de gaswinning en de reeks aardschokken”, schrijft de Volkskrant. “Hij vindt dat NAM en het KNMI hem nu eindelijk gelijk moeten geven. ‘Ze blijven er maar omheen draaien, het begint zo langzamerhand een beetje lachwekkend te worden.’”
NAM-woordvoerder Duut erkent dat een relatie tussen gaswinning en aardschokken ‘heel goed mogelijk’ is. Hij benadrukt dat het bedrijf in het verleden ‘steeds verkeerd begrepen’ is en ‘onvolledig geciteerd’. De theorie van Van der Sluis kan het bedrijf niet steunen, aldus Duut. “Die theorie van Van der Sluis is apekool. Maar wij sluiten zettingsverschijnselen als gevolg van de gaswinning niet uit. Langs breuklijnen in de bodem kun je spanningsopbouw krijgen; wij hebben ook nooit ontkend dat zich daardoor aardschokjes kunnen voordoen. Sterker dan ongeveer 2,5 op de schaal van Richter zullen die overigens nooit worden.”276
Metingen van beving Middelstum blijken ‘vrij slecht’
Drie dagen na de beving komt de BOA-commissie voor een tweede vergadering bijeen op het kantoor van het KNMI in De Bilt.277 Ook de beving in Groningen staat op de agenda. Volgens seismoloog Haak hebben alle seismometers van het KNMI de beving geregistreerd en vond de beving om 01.25 uur in de nacht plaats. Het epicentrum van de beving – oftewel de locatie waar een aardbeving het beste voelbaar is – ligt volgens Haak ‘iets ten westen van Middelstum’.
Over de diepte van de aardbeving is weinig bekend, zegt Haak. “De kwaliteit van de registraties – ook van het netwerk bij Assen – is vrij slecht”, legt hij aan de andere commissieleden uit.
“Daardoor is het niet mogelijk tot een dieptebepaling te komen. Het KNMI heeft het voornemen medio december een kleine enquête bij Middelstum te laten uitvoeren. Vanwege het tijdstip van
272 NRC Handelsblad (6 december 1991), p. 2.
273 De Telegraaf (6 december 1991), p. 7.
274 De Volkskrant (6 december 1991), p. 3.
275 NRC Handelsblad (6 december 1991), p. 2.
276 De Volkskrant (6 december 1991), p. 3.
277 KNMI. Notulen van de 2e vergadering van de Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen, 9 december 1991.