3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Maximale magnitude is ‘overzienbaar probleem’

Topambtenaar Dessens, die de regering vertegenwoordigt in het college van vertegenwoordigers DrentheGas en het College van Beheer Maatschap, vond het BOA-rapport geruststellend, zo verklaarde hij tijdens zijn openbaar verhoor. “De belangrijkste conclusies – die stonden natuurlijk ook in de samenvatting – waren: a er is een relatie tussen bevingen en gaswinning, b wij kunnen iets zeggen over de maximale bevingskracht en c wij weten iets over de effecten van die maximale bevingskracht op de omgeving, want daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om.”

Het BOA-rapport gaat uit van een maximale magnitude van 3,3 op de schaal van Richter. Met een maximale magnitude van 3,3 waren de aardbevingen volgens Dessens een ‘overzienbaar probleem’. “Je kon er blij mee wezen of niet blij, ik bedoel, het is geen vreugdevolle mededeling voor de mijnbouw, maar tegelijkertijd: ja, als die feiten zo liggen, dan liggen ze zo. Tegelijkertijd was er natuurlijk ook wel weer de geruststellende gedachte: het is een overzienbaar probleem, want de bevingskracht is beperkt. Toen was het nog 3,4 of 3,3; 3,4 geloof ik. De bevingskracht is beperkt en bij die bevingskracht hoort een mate van schade die overzienbaar is en die kan worden …, die moet worden opgelost door de veroorzaker. Dat is de mijnbouwmaatschappij.”332 In tekstkader 1.8 is de reactie van KNMI op de maximale magnitude uit het BOA-rapport opgenomen.

Tekstkader 1.8 Maximale magnitude heeft een onzekerheidsmarge

Het BOA-rapport introduceert in 1993 het begrip ‘maximale magnitude’, oftewel de zwaarst mogelijke aardbeving die zou kunnen optreden. De BOA-commissie benadrukt dat het om een ‘theoretisch begrip gaat’ en dat de waarschijnlijkheid dat deze aardbeving optreedt ‘zeer klein’ is.

In de onderliggende berekeningen die het KNMI in 1994 publiceert, omschrijft het instituut de kans op een beving met de voorspelde maximale magnitude zelfs als ‘oneindig klein’. Want, legt het KNMI in jargon uit: “De cumulatieve frequentiemagnitude kromme buigt bij een zekere magnitude naar een asymptotische waarde voor de magnitude; dit is de maximaal mogelijke magnitude (Mmax).”

In 1993 is de berekening van de maximale magnitude gebaseerd op waargenomen aardbevingen zonder voor- en naschokken. Omdat de eerste berekening is gebaseerd op ‘slechts 24 aardbevingen’ werkt het KNMI met een onzekerheidsmarge. “De onzekerheid in de bepaling van de magnitudes is ca. ± 0.2 magnitude eenheid”, aldus het KNMI in 1994.333 Ook een maximale magnitude van 3,5 is in theorie dus niet uitgesloten.

Opvallend is dat de onzekerheidsmarge bij de maximale magnitude in het BOA-rapport uit 1993 ontbreekt. De Drentse sociaal geograaf Meent van der Sluis vraagt hier in september 1994 wel aandacht voor in de media (zie paragraaf 2.2.2 van hoofdstuk 2).

Media: aardbevingen door gaswinning zijn ‘niet verontrustend’ Ondanks de onzekerheden leiden de conclusies van de BOA-commissie in de media vooral tot geruststellende berichten. Zo kopt NRC Handelsblad op 21 december 1993 ‘Gaswinning leidt tot ongevaarlijke aardbevingen’ en het Nieuwsblad van het Noorden ‘Aardbevingen Noorden niet verontrustend’. De Leeuwarder Courant kiest voor ‘Meer aardbevingen in Noorden door boren’. De drie kranten benadrukken dat de aardbevingen door gaswinning ‘niet verontrustend’ zijn. De onzekerheden die bij de conclusies horen, komen in de korte berichten niet aan de orde.334

De Drentse geograaf Van der Sluis, ook Statenlid, laat via persbureau ANP weten dat het rapport ‘onvolledig’ is. Hij pleit voor verder onderzoek.335 De commissie heeft volgens de politicus bijvoorbeeld niet alle bevingen onderzocht. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van zoutkoepels in de bodem en de gevolgen van aardbevingen voor bedrijven die op een ‘stof- en trillingsvrije ondergrond’ moeten werken.

BOA-onderzoek leidt tot tunnelvisie

Voor wetenschapper Hans Roest, destijds werkzaam bij de TU Delft, markeert het BOA-rapport het begin van de tunnelvisie die over de risico’s van de gaswinning in Groningen is ontstaan. Zo geeft hij tijdens zijn openbaar verhoor aan: “Voor mij is dat het moment van het binnengaan van de tunnel geweest. Voor mij was het een grote problematiek, maar door de BOA werd de stelling ingenomen: het is een kleinschalig probleem, maximaal 3,3 op de schaal van Richter, en voorlopig laten we het hier even bij. […] Toen zijn we gaan geloven dat het KNMI dit allemaal kan bepalen met de seismische dataset, die toen minimaal was. We hadden 24 bevingen en daar konden ze al uitspraken mee doen, of dachten ze uitspraken mee te kunnen doen, over de toekomst van de seismiciteit in Nederland. Dat was natuurlijk een hele kleine database.”336

Ook collega Hans de Waal van SodM spreekt over een tunnel. “Het begon al in 1990, toen door Toksöz en Walsh [de twee hoogleraren van MIT, red.] is gezegd: nou, weet je, die bevingen gaan waarschijnlijk helemaal niet optreden en die bodem gaat ook helemaal niet zo veel dalen”, verklaart hij in zijn openbaar verhoor. “Toen is het idee geweest: er is geen risico, er is alleen schade en die schade moet vergoed worden. Het aantal bevingen viel toen ook nogal mee; er waren niet zo veel bevingen.”

334 NRC Handelsblad (21 december 1993), p. 7; Leeuwarder Courant (21 december 1993), p. 17.

335 Nederlands Dagblad (23 december 1993), p. 9.

336 Verslag openbaar verhoor van de heer Roest, 28 juni 2022.

This article is from: