3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Volgens de Waal hebben de aardbevingen door gaswinning in de periode daarna ‘zwaar onvoldoende aandacht gekregen’. “Men had dat veel meer moeten herkennen als een potentieel issue. Het is ook, denk ik, te veel inward-looking geweest. Er is te weinig extern commentaar en externe feedback gezocht. […] Er had veel eerder veel meer onderzoek gedaan moeten worden. En ik denk ook dat er veel meer partijen bij betrokken hadden moeten worden, die niet in de tunnel zaten. Er had veel meer geluisterd moeten worden naar mensen buiten de tunnel. Maar ik denk dat je ook gericht onderzoeksopdrachten moet geven. Ik denk dat de Nederlandse overheid daar ook een rol in had moeten spelen. Er hadden externe deskundigen bij betrokken moeten worden. Dat is uiteindelijk natuurlijk wel gebeurd, maar pas veel later, bijvoorbeeld bij dat Kennisprogramma Effecten Mijnbouw [gestart in 2017, [red.].”337

Jan de Jong, destijds plaatsvervangend inspecteur-generaal van SodM, benadrukt in zijn verhoor dat de toezichthouder de relatie tussen de aardbevingen en gaswinning accepteert, maar geen eigen kennis in huis heeft om de uitkomsten te toetsen. “Wij waren geen kennisinstituut. Er werd geschilderd dat er een relatie is tussen die aardbevingen en gaswinning, en dat accepteerden wij. Maar nogmaals, dan is het daarna aan KNMI en TNO om daar iets mee te doen.”338 Jaren later, in 2015, doet de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoek naar de besluitvorming over de gaswinning. In tekstkader 1.9 is weergegeven hoe het ministerie van Economische Zaken, in reactie op het OVV-rapport, in 2015 ingaat op de oorzaken die ten grondslag liggen aan de beperkte kennis over gaswinning en aardbevingen.

Tekstkader 1.9 Reactie ministerie (in 2015) op de beperkte kennis over gaswinning en aardbevingen

Waarom heeft het zo lang geduurd voordat er een onderzoek kwam naar de relatie tussen aardgaswinning en aardbevingen in Noord-Nederland? Volgens het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft dat een aantal oorzaken, zo blijkt uit de reactie op het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de besluitvorming over de gaswinning in 2015. “In 1986 werd men geconfronteerd met gebeurtenissen die mondiaal een nieuw fenomeen waren. De gegevens waarmee de mogelijke relatie tussen bevingen en de gaswinning moest worden onderzocht waren minimaal. Zowel de ondergrondmodellen, de beschikbare seismische dataset als de integratie van disciplines waren beperkt.”

EZ vervolgt: “Na initieel niet onderbouwde theorieën (Meent van der Sluis) zijn er vanaf 1990 wetenschappelijke onderbouwde theorieën die het fenomeen mogelijk verklaren (Roest, et al, TU Delft). Maar ook dan nog zijn er gerenommeerde instituten zoals het MIT die de relatie ontkennen dan wel onwaarschijnlijk achten.

Daarnaast waren de bevingen toentertijd licht en beperkt in aantal waardoor de verontrusting/ongerustheid/urgentie nog niet als zeer groot werd ervaren.”

Alle nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap doorlopen een fase van discussie tussen voorstanders en critici.”339 En, benadrukt het ministerie: “Het laten voortbestaan van onzekerheden is deels inherent aan het werken in de ondergrond waar gegevens schaars zijn en waar moeilijk te experimenteren valt. Het was daarom een kwestie van tijd om de gegevens set verder uit te kunnen breiden. Ook stond de rekentechniek in die periode nog in de kinderschoenen.”

De OVV ziet het anders: “Het laten voortbestaan van onzekerheid is goed te verdedigen, wanneer het niet mogelijk is om meer gegevens te verzamelen. Het gaat hier echter niet om de kennelijke onmogelijkheid om meer gegevens te verzamelen, maar om het ontbreken van een noodzaak om dat te doen. Het veronderstelde effect was immers gering […]. Dat nam de urgentie weg van nader onderzoek en modellering van de ondergrond.”340

1.3 Gasgebouw en gaswinning: optimale coördinatie van winning en afzet

Deze paragraaf beschrijft chronologisch hoe Nederland met de gaswinning omgaat, in het bijzonder met die in het Groningenveld. Daartoe start deze paragraaf nog vroeger in de tijd dan de vondst van de gasbel bij Slochteren, namelijk bij de mijnbouwwetgeving die al dateert uit de tijd van Napoleon (paragraaf 1.3.1). Een belangrijke speler – het Staatstoezicht op de Mijnen –staat in paragraaf 1.3.2 centraal en kent een lange geschiedenis. De vondst van aardgas bij Slochteren leidt tot tal van afspraken en organisatievormen gericht op een optimale coördinatie van winning en afzet: het gasgebouw (paragraaf 1.3.3). De paragrafen 1.3.4 tot en met 1.3.7 beschrijven vervolgens chronologisch de ontwikkelingen die zich vervolgens in de periode tot 1994 voordoen in en rond dit gasgebouw.

1.3.1 ‘Wet van Napoleon’ bepaalt regels gaswinning

Mijnbedrijf is ‘eeuwigdurend eigenaar’

Bedrijven die gas winnen, moeten zich in Nederland aan verschillende wetten en regels houden. Bij de start van de gaswinning in Groningen in 1963 zijn vooral de Mijnbouwwet van 1810 en de Mijnwet uit 1903 bepalend.341

De Mijnbouwwet uit 1810 is ingevoerd onder het bewind van Napoleon Bonaparte. In de wet van Napoleon wordt bepaald dat mijnbouwondernemingen voor de exploitatie een

339 Onderzoeksraad voor Veiligheid. Inzagetabel – commentaar van Shell, Min EZK, ExxonMobil en NAM op onderzoeksvragen, 18 februari 2015.

340 Onderzoeksraad voor Veiligheid. Inzagetabel – commentaar van Shell, Min EZK, ExxonMobil en NAM op onderzoeksvragen, 18 februari 2015.

341 Bastin (11 april 2012).

This article is from: