3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

concessie van ‘de Kroon’ – de regering – nodig hebben. De onontgonnen delfstoffen in de ondergrond zijn van de Staat, maar door de concessieverlening wordt de concessionaris – het mijnbouwbedrijf – ‘eeuwigdurend eigenaar’. Landeigenaren met gas onder de grond hebben dus geen recht op de delfstoffen.342

In een aparte ontwerpovereenkomst spreken de regering en het bedrijf de voorwaarden af die bij de concessie horen. Denk aan afspraken over de verdeling van de winst tussen de Staat en het bedrijf en de kosten voor het boren van putten, het instellen van een regeringsvertegenwoordiger die inzage heeft in alle boeken en rapporten van het bedrijf, en afspraken over de afname van het gevonden gas.

De aanvullende Mijnwet uit 1903 vormt de basis voor het vaststellen van voorschriften over de veiligheid van mijnen en mijnbouwkundige onderzoeken. Hier vallen ook de gezondheid, veiligheid en de arbeidsvoorwaarden voor mensen die aan de mijnbouwprojecten werken onder. Deze wet wordt door de uitbreiding van de mijnindustrie meerdere keren aangepast.343

Door de vondst in Slochteren nemen de belangstelling en de activiteiten van internationale oliemaatschappijen in Nederland toe. Om te voorkomen dat ‘iedereen in het wilde weg’ gaat boren, komt er in 1967 een Wet opsporing delfstoffen. Deze wet schrijft voor dat bedrijven die naar olie of gas willen boren een vergunning moeten hebben.344

1.3.2 Staatstoezicht op de Mijnen: van eenmansdienst naar serieuze organisatie

Napoleon stelt een toezichthouder voor mijnbouwactiviteiten in Napoleon introduceert niet alleen wetgeving voor het winnen van delfstoffen, maar stelt in 1810 ook een toezichthouder in. Deze Administration des Mines heeft vooral een adviserende rol. Zo moet de ‘Ingenieur der Mijnen’ het kabinet op de hoogte houden van de mijnbouw en advies geven over ‘mijnbouwaangelegenheden’.345

De toezichthouder houdt ook ‘politietoezicht […] voor het behoud der gebouwen en de veiligheid van de bodem’, onder bevel van de minister van Binnenlandse Zaken. Een keizerlijk decreet uit 1813 bepaalt de veiligheidsvoorschriften in de mijnbouw, zoals een verbod op arbeid door kinderen jonger dan 10 jaar. Ook zijn er maatregelen die ‘verstikking, verdrinking, verbranding, fracturen en vergiftigingen’ moeten voorkomen.346

Na de afscheiding van België in 1839 gaat de Administration des Mines vanwege de relatief beperkte omvang van mijnbouw in Nederland verder als eenmansdienst. Vooral het toezicht op de mergelgroeven in Zuid-Limburg vraagt de aandacht.347 Vanaf 1877 is de Ingenieur der

342 GasTerra (2009).

343 Rademakers (red.) (1985).

344 Rademakers (red.) (1985).

345 SodM (januari 1961). Jaarboek 1810-1960 Staatstoezicht op de Mijnen, bijlage bij het verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1959.

346 SodM (januari 1961). Jaarboek 1810-1960 Staatstoezicht op de Mijnen, bijlage bij het verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1959.

347 SodM (januari 1961). Jaarboek 1810-1960 Staatstoezicht op de Mijnen, bijlage bij het verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1959.

Mijnen verantwoordelijk voor ‘het beheer en het toezicht der Mijnen en groeven in Nederland’ Zeventien jaar later krijgt de toezichthouder een adjunct om zijn werk te ondersteunen.348

Toezichthouder groeit mee met mijnindustrie

In 1906 gaat de Administration des Mines verder als Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). De organisatie is nog steeds vooral actief in Limburg, waar de mijnindustrie in rap tempo groeit. SodM houdt niet alleen toezicht op mergelgroeven, maar ook op de winning van bruinkool (sinds 1917), steenkool (sinds 1895) en zout (sinds 1920).

Op verzoek van de Tweede Kamer krijgt SodM zogeheten arbeiders-controleurs, die toezicht houden op de veiligheid van werknemers in de mijnen. Na een ramp bij Staatsmijn Hendrik in 1928 komen er meer veiligheidsvoorschriften voor het werken onder de grond. Door de herziening van de mijnregels krijgt de Inspecteur-generaal der Mijnen, de voormalige Ingenieur der Mijnen, meer bevoegdheden. Zo kan de toezichthouder extra voorwaarden stellen bij het verlenen van een vergunning. Ook moet mijnbouw ‘veilig’, ‘doelmatig’ of ‘voldoende’ zijn. Deze begrippen werkt de dienst verder uit in verschillende voorschriften, reglementen en instructies.

SodM krijgt steeds meer nieuwe taken Een jaar na de ontdekking van het gasveld in Slochteren viert SodM zijn 150-jarig jubileum. Nederland is inmiddels het zevende mijnbouwland ter wereld en de mijnbouwsector vertegenwoordigt 2,5% van de werkgelegenheid. Naast de winning van bruinkool, steenkool, mergel en zout, wint Nederland ook olie (sinds 1945) en gas (vanaf de jaren ’50).

In 1960 voeren de 34 werknemers van SodM meer dan 6.300 inspecties uit. De meeste aandacht gaat uit naar de mijnen: 2.608 inspecties zijn ondergronds, in aantal gevolgd door 1.411 bovengrondse inspecties. Ter vergelijking: bij de gaswinning van de NAM zijn 58 inspecties geweest. Een inspectie gebeurt naar aanleiding van ‘opmerkingen’, aldus het jaarverslag.349 Bijvoorbeeld over het onderhoud in steengangen van mijnen, stofbestrijding of mogelijk brand- en ontploffingsgevaar.

De sector verandert snel, constateert Inspecteur-generaal der Mijnen Willy Martens bij het 150-jarig jubileum. Naast ‘spectaculaire’ technologische ontwikkelingen in de oliewinning, neemt het fundamenteel wetenschappelijke onderzoek naar ‘mijnbouwkundige problemen’ toe, vooral in het buitenland.350

Hoewel SodM voldoende stafleden heeft om de ‘noodzakelijke inspecties’ uit te voeren, leiden de nieuwe taken en vragen tot knelpunten. “Bij het bepalen echter van een eigen standpunt van de dienst inzake vraagstukken waarin op grond van bestaande wetten en reglementen het Staatstoezicht moet worden gekend, wordt het steeds meer noodzakelijk dit standpunt wetenschappelijk te funderen. Voor dit werk is de staf niet meer voldoende sterk.” Meer samenwerking met onderzoeksinstanties zoals TNO kan volgens Martens uitkomst bieden.

348 SodM (januari 1961). Jaarboek 1810-1960 Staatstoezicht op de Mijnen, bijlage bij het verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1959.

349 SodM. Verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1960, juli 1962.

350 SodM. Verslag van de Inspecteur-Generaal der Mijnen over het jaar 1960, juli 1962, p. 23.

This article is from: