2 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
De oliemaatschappijen vrezen bovendien dat levering aan energiecentrales een belangrijke verstoring zal veroorzaken op de Nederlandse markt voor olieproducten, wat de oliebelangen van Shell en Esso zelf veel schade kan toebrengen.367
Ook publiekelijk spreekt Shell zich uit over de noodzaak om het Groningenveld door de oliemaatschappijen Shell en Esso te laten exploiteren. De persdienst van Shell geeft in februari 1962 een persbericht af waarin zij stelt dat de vondst van het Groningenveld geen ‘geluk’ is. Shell verweert zich in het persbericht tegen mensen die stellen dat het Groningenveld Nederland ‘in de schoot geworpen’ is en stelt dat de vondst van het veld juist het resultaat is van ‘een zeer grote mate van vernuft, ervaring en studie’ en kostbare proefboringen. Shell probeert zodoende zich publiekelijk het Groningenveld toe te eigenen op basis van de investeringen die ze in het verleden heeft gedaan in de opsporing van het aardgas.368
In dezelfde periode heeft minister De Pous de Limburgse Staatsmijnen naar voren geschoven als participerende partij in de exploitatie en de afzet van het Groningengas. De Staatsmijnen, in 1902 opgericht als Rijksdienst voor de exploitatie van steenkool in Limburg, moeten zich nu ook gaan richten op aardgas. Voor het ministerie zijn er meerdere argumenten om de Staatsmijnen bij de onderhandelingen te betrekken. De Staatsmijnen waren sinds 1921 in Limburg al begonnen met de aanleg van een langeafstandstransportnetwerk voor cokesovengas. Het bedrijf heeft dus expertise op het gebied van gastransport, en heeft een leidingnetwerk dat ingepast kan worden in het nieuwe gasnetwerk (zie figuur 1.16). Tegelijkertijd wordt de ervaring van de directie van de Staatsmijnen op de nationale en internationale energiemarkt groter geacht dan die van de directie van het Staatsgasbedrijf. De directie van de Staatsmijnen zou daarmee een beter tegenwicht tegen de oliemaatschappijen bieden.
Samen met de plaatsvervangend directeur-generaal voor Industrialisatie en Energievoorziening van het ministerie van Economische Zaken, Bob Wansink, voert de directie van de Staatsmijnen vervolgens de onderhandelingen met de oliemaatschappijen over de vorm waarin de staatsparticipatie zal worden gegoten. Minister De Pous stuurt bovendien aan op het ontmantelen van het Staatsgasbedrijf, zodat de Staatsmijnen daarvoor in de plaats komen en de transportnetwerken en het personeel van het Staatsgasbedrijf overgenomen worden door een nieuw op te zetten gasbedrijf.
Het belangrijkste voorstel van het ministerie van Economische Zaken, met betrekking tot de exploitatie van het Groningenveld, is om een nieuwe joint-venture de Staatsmijnen/Shell/Esso op te richten.
De minister roept een speciale commissie van experts in het leven, de Adviescommissie Aardgas (ACA), bestaande uit KVP-politicus en hoogleraar Wim van der Grinten, topman van Philips en oud-minister Theo Tromp, en Eerste Kamerlid Hein Vos (PvdA). Van der Grinten en Vos worden gevraagd voor deze commissie in hun functie van lid van de Mijnraad. De ACA verkent in het geheim de mogelijkheden en neemt de voorstellen van de oliemaatschappijen in behandeling.
367 Aide-Mémoire inzake financiële deelname van de oliemaatschappijen en de Staatsmijnen in het tot ontwikkeling brengen van de nieuwe aardgasvondst, 7 november 1961.
368 Shell. Persbericht: Aardgas in Nederland – Het vinden ervan is geen “geluk” zonder meer!, 16 februari 1962.
Zij krijgt ook de input van andere belanghebbende partijen, zoals de Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven (SEP) en Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. De voorstellen van SEP en de Groningse Gedeputeerde Staten vinden echter geen gehoor bij de ACA. De commissie gaat aan de slag met het voorstel van de oliemaatschappijen om het gas vooral voor ruimteverwarming en tegen marktwaarde te verkopen op de nationale markt, en het overige gas aan het buitenland te verkopen.
Bron: Nationaal Archief