3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Commercieele Club in Groningen dan ook hun verwondering over het feit dat er niemand aanwezig was om het Noorden te vertegenwoordigen.393

Van de drie documenten die op Kasteel Oud-Wassenaar worden ondertekend, blijft met name de Overeenkomst van Samenwerking tussen de oliemaatschappijen en de Staatsmijnen lange tijd geheim. Dit is een private overeenkomst waarvan de partijen lange tijd blijven volhouden dat die bedrijfsvertrouwelijk is. In zijn openbaar verhoor verdedigt de huidige directeur van ExxonMobil Benelux het beleid van ExxonMobil als volgt:

Het is in zijn algemeenheid niet gebruikelijk dat wij afspraken met wat wij […] “host governments” noemen, publiek maken. Wij zijn, geloof ik, in meer dan 140 landen ter wereld actief. Het is een heel goed principe, vind ik zelf ook, om dat niet automatisch publiek te maken.

Openbaar verhoor Rolf de Jong, 7 oktober 2022

Overigens laten verschillende ambtenaren in 1962 in interne nota’s weten dat zij het argument van het ‘sjeikeffect’ niet ‘steekhoudend’ vinden: de deelname van de Staat in de distributie van het aardgas was immers al uitvoerig besproken in de nota-De Pous. Kortom, voor het algemene publiek was het al duidelijk dat de Staat voor een belangrijk deel zou participeren in de opbrengsten van het aardgas en is er verder geen noodzaak om de deelname van de Staat geheim te houden, zo betoogt bijvoorbeeld ook de toenmalige minister van Financiën, Jelle Zijlstra, in een overleg over het aardgas op het ministerie van Financiën.394

De OvS wordt wel vertrouwelijk toegezonden aan de Tweede Kamer en wordt ook vertrouwelijk met de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer besproken.395 De OvS wordt in het vertrouwelijk archief bewaard, dat uitsluitend toegankelijk is voor leden van de Tweede Kamer. De geheime side letters ontvangt de Kamer niet. De Overeenkomst wordt ook toegezonden aan de commissaris van de Koningin in Groningen. Daarbuiten is de tekst van de OvS lange tijd geheim gebleven. In 2018 publiceert het Dagblad van het Noorden de OvS, samen met de side letter van de oliemaatschappijen, nadat de advocaten van de Groningse boer Sijbrand Nijhoff deze documenten in het Nationaal Archief hebben aangetroffen.

393 Nieuwsblad van het Noorden (16 april 1963), p. 1., Nieuwsblad van het Noorden (20 april 1963), p. 2.

394 Ministerie van EZ. Brief van directie industrialisatie en de energievoorziening aan de minister inzake gesprek met Financiën over aardgasovereenkomsten, 22 november 1962.

395 Kamerstuk II 1962/63, 6900-XIII, 16; Handelingen II 1962/63, nr. 64, pp. 3995-4024.

Gasunie sluit contracten met lokale gasdistributiebedrijven en met de industrie De belangrijkste vraag in de beginperiode van totstandkoming van het aardgasbeleid is tegen welke prijs het gas verkocht moet worden. Het leidende criterium bij de vaststelling van de prijzen is de prijs die de eindverbruiker betaalt. Bij ‘eindverbruikers’ gaat het over kleinverbruikers (huishoudens) en grootverbruikers (industrie). Tussen de eindverbruikers en Gasunie bevindt zich echter nog een schakel: de lokale gasdistributiebedrijven. Zij kopen gas in bij Gasunie en leveren het aan de eindverbruiker. De gemeentelijke gasdistributiebedrijven bestonden al voor de oprichting van het gasgebouw en distribueerden bijvoorbeeld het gas uit lokale gasfabrieken aan de huishoudens of fabrieken. In de jaren ’60 worden deze gemeentelijke bedrijven een voor een aangesloten op een landelijk aardgasnetwerk. Zij kopen het aardgas in bij Gasunie en leveren het aan de eindgebruiker. De gemeentelijke gasdistributiebedrijven zijn verenigd in de Samenwerking Regionale Organen Gasvoorziening (SROG).

In 1963 sluit Gasunie een belangrijk contract met de SROG af, waarin een uniforme inkoopprijs voor de gemeenten wordt vastgelegd. Er worden adviestarieven voor eindverbruik ontworpen om uniforme gastarieven in het land te bevorderen. Daarnaast komt er in 1964 een standaardleveringscontract voor de industrie, vertegenwoordigd in de Vereniging van Exploitanten Gasbedrijven (VEG). Als derde poot start Gasunie ook de levering aan individuele industriële grootbedrijven, buiten deze verenigingen om.

In de eerste jaren van het aardgasbeleid zijn de overeenkomsten met de SROG en VEG de belangrijkste instrumenten voor het prijsbeleid van Gasunie. Via de Overeenkomst Staat/ Gasunie kan de minister van Economische Zaken deze bovendien beïnvloeden. In de contracten wordt een prijs gehanteerd die is gebaseerd op de prijs van de concurrerende olie (bij kleinverbruik lichte huisbrandolie (HBO) of van de petroleum; bij grootverbruik stookolie voor de industrie). Tegelijkertijd worden er bepaalde maxima aan de tarieven gesteld. Voor het grootverbruik wordt in de contracten bijvoorbeeld een plafond opgenomen waarboven de prijs niet uit mag komen. In de contracten voor het kleinverbruik (afgesloten met de SROG) wordt een richttarief voor de gasprijs vastgelegd. De afweging daarbij is dat het aardgas niet te goedkoop moet zijn, maar dat het een redelijk substituut voor andere brandstoffen moet vormen – en dus ook niet te duur mag zijn. De prijs moet een redelijke afspiegeling van de marktwaarde van vergelijkbare producten zijn.

Afspraken over export: splijtzwam binnen het gasgebouw Hoewel de exploitatie van het aardgasveld in Groningen voor de buitenwereld ogenschijnlijk voortvarend van start gaat, blijkt uit de interne vergaderstukken dat de samenwerking binnen het gasgebouw vanaf het begin tot spanningen leidt. Het exportbeleid is daarbij de belangrijkste splijtzwam. De commissarissen in het gasgebouw vergaderen over de zeggenschap in het exportbeleid, waarbij de emoties soms hoog oplopen. Zo verwijten de publieke partners de oliemaatschappijen herhaaldelijk dat ze extra voordelen proberen te halen uit de verkoop van Gronings gas in het buitenland. Deze onenigheid wordt in deze paragraaf nader beschreven, omdat ze een goed inzicht geven in de verhoudingen tussen de publieke en private partners in de eerste jaren van de gasverkoop.

This article is from: