3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Esso/Shell participeren hoge marges kunnen hanteren voor de doorverkoop van het gas aan de eindverbruikers. DSM Aardgas pleit er daarom voor om de uitvoering van het exportbeleid in één organisatie onder te brengen en niet meer gebruik te maken van de marktstudies van de IGTM.417 Naar aanleiding van de bevindingen van DSM Aardgas volgen weer gesprekken tussen de partijen in het gasgebouw over de mogelijke herverdeling van de overwinsten van Esso/Shell over deelnemingen in buitenlandse maatschappijen. Esso/Shell gaan wederom niet akkoord. Wel stelt het CvG opnieuw richtlijnen voor exportactiviteiten vast in 1969, waarin weer naar de noodzaak van goede “renegotiatieclausules” in de exportcontracten wordt gewezen.418 De onderhandelingsclausules in de exportcontracten zijn dus de belangrijkste wapens voor Gasunie en haar aandeelhouders tegen de hoge overwinsten van de oliemaatschappijen via buitenlandse participaties.

Lange tijd blijven Shell en Esso participeren in de buitenlandse afnemers van het Groningengas, waar zij soms minderheids- en soms meerderheidsbelangen hebben. Ben van Beurden, de CEO van Shell van 2014 tot 2022, duidt in zijn openbare verhoor het belang van deze participaties als volgt:

Dit is een participatie in de hele waardeketen, een participatie die ons in zekere zin extra waarde brengt, maar ons natuurlijk ook vaak in een positie brengt waarbij we op balans nog steeds enigszins afgedekt zijn als het in één deel van de waardeketen wat slechter gaat en in een ander deel wat beter.

Openbaar verhoor Ben van Beurden, 13 oktober 2022

De IGTM, het vehikel dat Shell en Esso gebruiken om hun buitenlandse participaties te verwerven, blijft actief tot 1971. De organisatie wordt in dit jaar opgeheven. De meeste langlopende exportcontracten zijn dan al afgesloten, dus de noodzaak voor een dergelijke vooruitgeschoven post is dan grotendeels verdwenen voor de oliemaatschappijen.419 In de eerste tien jaar verwerven Shell en Esso participaties in de meeste maatschappijen in Duitsland en België aan wie de NAM Groningengas levert. Alleen in Frankrijk slagen de oliemaatschappijen er niet in om aandelen te verkrijgen in de afnemers, omdat de Franse regelgeving dit uitdrukkelijk blokkeert.

418

419

Partij Land Start Bijzonderheden

Energieversorgung

Weser-Ems (EWE) Duitsland 1964 voortzetting van een bestaand contract met het Staatsgasbedrijf voor gas uit oudere concessies

Distrigaz België 1966 25% Shell, 25% Esso. Later: 16,5% Shell, 16,5% Esso

Thyssengas Duitsland 1966 25% Shell, 25% Esso

Ruhrgas (Later: E.on) Duitsland 1967 25% Brigitta (= Shell/Esso)

Deutsche Erdgas Transport Gesellschaft (DETG) Duitsland 1968 25% Shell, 25% Esso, 50% Ruhrgas

Brigitta (Later: BEB) Duitsland 1972 50% Shell, 50% Esso (een jointventure van Shell en Esso)

Groningengas ontoereikend voor exportverplichtingen; Gasunie mag ook ander gas verkopen

In 1967/1968 vinden de eerste grote uitbreidingen van de exportcontracten plaats. Volgens een notitie van NAM/Gas Export uit 1968 is dit nodig om in te spelen op de sterk dalende prijzen voor stookolie. De angst bestaat dat het aardgas weggeconcurreerd zou worden door olie.420 Bovendien wordt in deze notitie over het gevaar van Ruhrgas gesproken. Dit bedrijf streeft er volgens de NAM naar om de gasafzet in Duitsland te beheersen. In 1968 wordt daarom besloten de prijs aan de grens te verlagen, om de afzetmogelijkheden in West-Duitsland te vergroten, daar dieper door te dringen in het industriële energieverbruik, en Duitsland ook verder naar het zuiden te penetreren.421 Eerder hadden de bestuurders van de IGTM al aangestuurd op een prijsverlaging voor de export vanwege de dalende stookolieprijzen.422

Bij de uitbreiding van de exportcontracten in 1968 stuit het College van Gedelegeerde Commissarissen echter op een probleem: er is onvoldoende gas beschikbaar uit het Groningenveld (op basis van de ramingen op dat moment) om aan deze exporthoeveelheden te kunnen voldoen. Intern stelt Duivenbooden (Esso) weliswaar dat de Groningenreserves ruim voldoende zijn voor Nederland, maar volgens de officiële ramingen is dat niet het geval. In reactie op de plannen om de export uit te breiden vraagt de voorzitter van het College van Gedelegeerde Commissarissen daarom of de NAM een garantie kan geven dat Gasunie inderdaad over de benodigde hoeveelheden kan beschikken, bijvoorbeeld door gas uit nieuwe concessies van de NAM voor het buitenland te bestemmen.423

420 Shell. Garantieverklaring NAM inzake verdere exportcontacten, 2 april 1968.

421 Tweede Kamer. Verslag van het gesprek van de commissie EZ met NAM Gasexport op 28 januari 1970.

422 Gasunie. Notulen van de 71e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen van de N.V. Nederlandse Gasunie, gehouden op 7 september 1967.

423 Gasunie. Notulen van de 76e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarrissen van de N.V. Nederlandse Gasunie, gehouden op 7 december 1967.

This article is from: