4 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

eventuele politieke achtergronden van deze deal.437 Het gaat in dit contract om hoogcalorisch gas en niet om laagcalorisch gas uit Groningen. Zoals eerder gesteld, wordt er vanaf 1969 meer gas uit andere concessies van NAM geëxporteerd, waarbij het vaak gaat om hoogcalorisch gas uit kleine velden. Terwijl het gas uit het Groningenveld laagcalorisch is, is het gas uit de meeste andere Nederlandse gasvelden hoogcalorisch. Het hoogcalorisch gas voor export naar Italië komt uit de gasvelden van NAM in Drenthe en Noord-Holland en uit de velden met hoogcalorisch gas in Groningen. In een memo uit 1975 van DSM Aardgas valt te lezen dat het SNAM-contract uitdrukkelijk gesloten wordt op basis van de verwachte reserves van NAM in kleine velden, met name het Annerveenveld.438 In eerste instantie gaat er dus geen gas van Groningenkwaliteit naar Italië. Eventueel kan het hoogcalorische gas wel worden bijgemengd met Groningengas – mocht er onvoldoende hoogcalorisch gas beschikbaar zijn in de Nederlandse aardgasvoorraden.439

De optie die SNAM met NAM sluit, weerhoudt Italië er echter niet van om toch gas te importeren uit de Sovjet-Unie, waar zij in 1970 toe besluiten. Desondanks benadert in 1970 de Italiaanse gasleverancier SNAM de NAM om de optie te lichten en daadwerkelijk gas uit Nederland te importeren. Onzekerheid over de vraag of de Sovjet-Unie wel aan haar verplichtingen zal voldoen en de politieke situatie in Noord-Afrika leiden ertoe dat SNAM toch van de optie van NAM gebruik wil maken en vanaf 1975 gas wil afnemen bij NAM.

Advertisement

De prijs voor dit aardgas is lange tijd een strijdpunt. Volgens velen is die veel te laag. In het College van Gedelegeerde Commissarissen licht de directeur van Gasunie toe dat hij inderdaad een prijs met SNAM heeft afgesproken die op “niet-economische gronden” is gebaseerd, “teneinde te voorkomen dat Russisch gas zijn weg naar Italië zou vinden”.440 Met name het feit dat er een vaste prijs wordt afgesproken waar niet over heronderhandeld kan worden, wordt bekritiseerd. Zo komt in 1974 naar buiten dat het exportcontract met SNAM tegen de zin van afgevaardigden van DSM in het gasgebouw is afgesloten.441 In de notulen van het College van Gedelegeerde Commissarissen van 24 september 1974 valt inderdaad te lezen dat de minister van Economische Zaken gebruik heeft gemaakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid om DSM in te laten stemmen met dit contract.442

1.3.5 Angst voor tekort aan aardgas, maar meer gasbaten voor de Staat (1972-1982)

Zorgen over leveringscapaciteit leiden tot het technisch leveringscontract NAM/Gasunie

In 1968 start Gasunie met de inkoop van gas van derden. Aanvankelijk was hier door de partijen binnen het gasgebouw geen rekening mee gehouden. Over het beleid van Gasunie met betrekking tot inkoop van aardgas wordt zowel in de nota-de Pous als in de Overeenkomst van Samenwerking weinig gesproken. De veronderstelling op dat moment is dat Gasunie uitsluitend gas bij de NAM/Groningen inkoopt en dit doorverkoopt op de binnenlandse en buitenlandse markt (de enige uitzondering zijn de ‘oude gassen’ uit de gasvelden Tubbergen, Rijswijk, De

437 Staatsmijnen. Ontwerp-overeenkomst NAM/SNAM van 1 juli 1968 inzake levering aan de grens.

438 Staatsmijnen. Memo inzake prijsvaststelling Drenthe-gas, 18 maart 1975.

439 Gasunie. Uittreksel van de notulen van de 102e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen, 23 januari 1970;

440 Gasunie. Notulen van de 130e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen, 21 april 1972.

441 Nieuwsblad van het Noorden (10 oktober 1974), p. 2.

442 Gasunie. Notulen van de 158e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen, 16 augustus 1974.

Lutte en Schoonebeek, die Gasunie ook bij de NAM inkoopt). Ook in de Overeenkomst van Samenwerking van 1963 staat niets over het inkoopbeleid van Gasunie. Alleen in de statuten van Gasunie wordt rekening gehouden met een eventueel bredere inkoopportefeuille, want Gasunie heeft als doelstelling: “verwerving, opslag, transport en verkoop van in Nederland gewonnen of geproduceerd aardgas, cokesovengas, raffinaderijgas en ander gas”.443 Een beperking tot Gronings gas ligt in de statuten dus niet besloten.

Dat Gasunie naast de handel in Groningengas, start met de inkoop van gas van derde partijen, is in lijn met de stijgende binnenlandse vraag naar aardgas. Deze groeit sterker dan verwacht. Begin jaren ’70 waarschuwt de voorzitter van het College van Gedelegeerde Commissarissen (CvG), de heer Bogers (DSM), dat er een te grote toename van de vraag naar aardgas is, waardoor er een groeiend tekort ontstaat. Hij stelt dat de beschikbaarheid van Nederlands aardgas “in een kritische fase gekomen is” en dat “de aankoop van nieuwe reserves centrale aandacht verdient. Het committeren van additionele volumina in het buitenland kan op dit moment alleen vanwege de strategische noodzaak daartoe aanvaard worden […]”.444 Volgens Bogers is het tekort ontstaan door een onvoorzien snelle ontwikkeling van de afzet. Ook in het jaarverslag over 1970 waarschuwt de directie van DSM Aardgas voor een situatie van onvoldoende productiecapaciteit “in vergelijking met de raming van de behoefte”. Dat ligt aan de “regelmatige verhoging van de afnameverwachtingen van Gasunie […]”.445

In het jaarverslag over 1970 uit de DSM-directie haar zorgen over een mogelijke ‘schaarste’ die vooral door verhoogde export ontstaat. Zo is bijvoorbeeld in 1970 door de NAM een verlaagde prijs voor de export van het aardgas bij de grens ingevoerd, hetgeen ertoe leidde dat Duitse en Belgische gasbedrijven meer gingen afnemen. DSM meent dat door de schaarste aan Nederlands aardgas die hierdoor ontstaat, er geen nieuwe exportverplichtingen moeten worden aangegaan en dat er hogere prijs moet worden afgesproken voor de export. Daarnaast dringt DSM er bij Shell en Esso op aan om al het gas uit de concessies van NAM buiten het Groningenveld aan Gasunie te verkopen, zodat Gasunie op lange termijn ook echt aan haar exportverplichtingen kan voldoen.446

Gasunie komt uiteindelijk niet tot leveringsproblemen, maar de berichten van een mogelijk tekort zijn alarmerend en sporen de bestuurders in het gasgebouw aan om anders over het afzetbeleid te denken. Ook in 1971 komen er alarmerende signalen in het CvG over de problemen met leveringscapaciteit. De communicatie tussen de partijen (NAM en Gasunie) hierover lijkt niet goed te gaan: “[…] dat in de huidige omstandigheden ook aan de geschatte jaarhoeveelheden niet kan worden tegemoet gekomen is een feit dat pas zeer onlangs ter kennis van Gasunie is gekomen”, beklaagt de Gasunie-directie.447 In het licht van deze miscommunicatie bestaat het gevaar dat Gasunie energiecentrales moet afschakelen. Dit kan tot hoge kosten bij Gasunie leiden.

443 Gasunie. Statuten van de NV Nederlandse Gasunie, 4 april 1963.

444 Gasunie. Notulen van de 113e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen van de N. V. Nederlandse Gasune, gehouden op vrijdag 19 februari 1971.

445 Staatsmijnen. Jaarverslag over 1970 van de sector aardgas DSM, februari 1971.

446 Staatsmijnen. Jaarverslag over 1970 van de sector aardgas DSM, februari 1971.

447 Gasunie. Notulen van de 124e vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen van de N. V. Nederlandse Gasunie, gehouden op vrijdag 19 november 1971.

This article is from: