3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

sterkte daarvan niet te koop. Evenmin onze buitenlandse contractpartners. Het lijkt mij derhalve van het grootste belang dat over het te volgen beleid en de daarbij in te nemen standpunten de “Koopmansvertrouwelijkheid” noodzakelijk om goede resultaten te kunnen boeken, volstrekt in acht wordt genomen Tegen deze achtergrond is het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat over interne nota’s naar buiten toe mededelingen worden gedaan of dat daaromtrent door lekken of anderszins interne twijfels over houdbaarheid van posities bekend worden […]. In dit verband heb ik ook ernstige twijfels over de vraag of het wel verstandig is, zelfs in vertrouwelijk beraad aan vaste Kamercommissies mededelingen te doen omtrent in te nemen onderhandelingsposities. De praktijk leert nu eenmaal dat dit beraad niet intern blijft. Zulks temeer niet omdat hier uiteraard enorme financiële belangen op het spel staan. Ik zou er zelfs voor willen pleiten dat het beraad over deze zaak ook binnen de ministerraad tot een zeer kleine kring wordt beperkt. Ik moet aannemen dat de ministerraad in totaliteit voor een dergelijke aanpak begrip zal opbrengen. Wij kunnen nl. niet onderhandelen vanaf de publieke tribune”.486

Secretaris-generaal Rutten adviseert de minister van Economische Zaken naar aanleiding van deze gebeurtenissen niets meer te delen met de Kamer, zelfs niet in een vertrouwelijke setting, en ook niet aan de voltallige ministerraad. In de periode tussen ca 1975 en 1979 wordt er dan ook, mede als gevolg van deze gebeurtenissen, niets meegedeeld aan de Kamer of in de ministerraad over de exportonderhandelingen. Dit toont aan hoe delicaat deze onderhandelingen zijn, maar ook hoe belangrijk de ‘koopmansvertrouwelijkheid’ voor de bewindspersonen en ambtenaren is.

De “Spierenburg-ronde”: toch een prijsverhoging

In 1980 constateert minister Van Aardenne van Economische Zaken wederom dat de exportprijzen te laag zijn; te ver onder de prijs van stookolie. Hij neemt daarop het uitzonderlijke besluit om, buiten Gasunie om, onderhandelingen over de export op ambtelijk niveau te voeren. Hij stelt daarvoor een regeringsvertegenwoordiger aan die namens de Nederlandse Staat met vertegenwoordigers van andere overheden moet gaan onderhandelen: de voormalig topdiplomaat Dick Spierenburg. Gasunie verweert zich wel tegen dit besluit, met het argument dat het contracten tussen commerciële partijen zijn, en geen staatsaangelegenheid is. Maar in 1980 begint Spierenburg toch zijn onderhandelingen; te beginnen met Frankrijk.487 Het kabinet heeft Spierenburg verboden extra hoeveelheden gas aan te bieden, maar hij mag wel verlenging van contracten toezeggen.

Spierenburg kreeg geen toestemming om extra gas toe te zeggen. Nou, dat was in de gaswereld, zeker in die dagen, als het ware onderhandelen met één arm op je rug gebonden, want het werd altijd wat vloeibaarder als je kon zeggen: nou, je kan er nog een paar miljard bij krijgen. Want het Nederlandse gas was zeer geliefd vanwege de zekerheid.

Openbaar verhoor George Verberg, 29 juni 2022

Het belangrijkste argument dat Spierenburg tijdens de onderhandelingen inzet, is de prijsdiscriminatie tussen de Nederlandse eindgebruikers en de buitenlandse gebruikers. Bovendien weet hij door contractverleningen met gunstige voorwaarden partijen in zijn richting te bewegen. De directe uitkomst van zijn inspanning is dat de prijs bij de grens wordt verhoogd naar het niveau van stookolie en opnieuw wordt geïndexeerd. Voor de schatkist betekent dit dat er in 1981

2 miljard gulden aan meeropbrengsten kan worden geïncasseerd. De Spierenburg-onderhandelingen zijn daarmee in financieel opzicht uitermate succesvol.488

De Spierenburg-ronde blijft wel een eenmalige gebeurtenis waarin de Staat zich direct bemoeit met de hoogte van de prijzen in de exportcontracten. Gasunie neemt de onderhandelingen hierna weer over. Vanaf dat moment plaatst het ministerie van Economische Zaken wel de vereisten dat Gasunie een onderhandelingsmandaat van het ministerie moet hebben en dat bij de onderhandelingen een waarnemer van het ministerie zal zijn. Volgens betrokkenen bezorgde dit wel reputatieschade voor het bedrijf Gasunie in de jaren daarna. George Verberg omschrijft de onderhandelingen van Spierenburg als een grote prestatie:

De man heeft overal raak geschoten; bij één contract dusdanig ingewikkeld dat we er twintig jaar later nog mee bezig waren, maar het was wel raak. Dus dat was een fantastische verhoging van de opbrengsten van het aardgas dat we exporteerden naar andere Europese landen.

Openbaar verhoor George Verberg, 29 juni 2022

Het Herenakkoord 1980 en gasbaten als sluitpost van de rijksbegroting Behalve via aanpassing van de meeropbrenstenregeling (MOR) worden ook op andere wijze afspraken gemaakt tussen de Staat en de oliemaatschappijen over de afdrachten. Zo wordt in 1980 het zogeheten “Herenakkoord” gesloten. Minister van Economische Zaken, Van Aardenne, ziet af van extra belasten van overwinsten die Shell en Esso maken als gevolg van de enorme prijsstijging door de tweede oliecrisis, in 1979. In ruil daarvoor zeggen de oliemaatschappijen toe in de periode 1980-1984 13,9 miljard gulden te investeren in andere fossiele activiteiten in Nederland, zoals olieraffinaderijen.489 Ook daarna wordt er nog wel onderhandeld over verdere verhoging van de afdrachten. Er is ook grote druk vanuit de samenleving om de afdrachten van de oliemaatschappijen aan de Staat verder te verhogen, met name vanuit de vakbond FNV en de Partij van de Arbeid. Minister Jan Terlouw van Economische Zaken wil er in 1981 niet aan om zo snel na het afsluiten van het Herenakkoord weer een nieuwe afspraak te maken.

De directeur-generaal Energie, George Verberg, blijkt echter later in de jaren ’80 wel een afspraak te hebben gemaakt met de oliemaatschappijen over nog een schijf in de MOR, waarbij 97,5% van de afdrachten naar de Staat gaat. Het is onduidelijk wanneer dit precies is, maar volgens Verberg zijn Shell en Esso akkoord met deze verhoogde afdrachten. Minister

488 Samenwerkingsverband industriële grootafnemers van energie. Boekje met teksten van het symposium ‘Energieprijsverkenningen en brandstofdiversifikatie’ op 31 maart 1982.

489 Kielich, W. (1988), p.163.

This article is from: