4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
oftewel de mogelijkheid om de levering aan de verbruikswensen van de eindverbruiker aan te passen. Dit is een unieke eigenschap van het Groningengas en kan volgens de Gasunie-directie een hogere prijs van Groningengas rechtvaardigen.
Gasunie pleit er in 1984 bij minister Van Aardenne (Economische Zaken) voor om de onderhandelingen over herziening van de exportprijzen te combineren met onderhandelingen over de levering van extra gas na 1995. Veel contracten waren gesloten voor een periode van 20, 25 of 30 jaar en lopen af in de jaren ’90. Gasunie meent dat de buitenlandse afnemers bereid zijn de prijzen aan te passen wanneer Gasunie nieuwe gashoeveelheden in het vooruitzicht stelt na afloop van het contract. Daarmee blijft voor de afnemers de voorzieningszekerheid voor een langere termijn gewaarborgd. De slotsom van Gasunie van de doelstellingen voor het exportbeleid is: “het verlaten van het selectieve afzetbeleid in het binnenland maar ook […] enige verruiming te geven aan de exportafzet, om een meer geleidelijk verloop van de afzet van Nederlands aardgas te bewerkstelligen, die, bij ongewijzigd beleid, naar huidige prognose, door het aflopen van de exportcontracten in de tweede helft van de 90-er jaren een sterke terugval vertoont”.493
Het uitbreiden van de exportvolumes is dus een belangrijke wijziging in het Gasuniebeleid ten opzichte van de jaren ’70. Een memo van Gasunie uit 1987 stelt daarover dat additionele export in 1982 nog ‘taboe’ was, maar vanaf 1984 zegt Gasunie tijdens een renegotiatie-ronde weer additionele volumes voor export toe.494 Hiermee wil Gasunie de afzetmarkt in het buitenland beschermen en inspelen op de ontwikkeling in de jaren ’90. Gasunie komt met Thyssengas, Ruhrgas en het Duitse energiebedrijf EWE bovendien tot overeenstemming over nieuwe exportprijzen in het huidige contract.
Gasunie beschermt haar afzetmarkt in het buitenland ook op andere manieren. Zij introduceert in de jaren ’80 bijvoorbeeld de term ‘defensiegas’: een percentage (circa 20%) van de totale gasafname dat voor een lagere prijs wordt verkocht – met name bedoeld voor verbruik in de grootindustrie. Zoals Gasunie dat omschrijft: “Uitgangspunt van het inzetten van defensiegas is het tegengaan of afremmen van de penetratie van andere energiedragers in die delen van de energiemarkt, welke wij voor gas wensen te behouden”.495 Gasunie verwacht dat dit maar tijdelijk nodig is, omdat door strengere milieueisen in Duitsland voor olie, aardgas in de toekomst vermoedelijk weer aantrekkelijker gaat worden in Duitsland.496 Later spreekt men ook nog van bepaalde Sondermengen (speciale hoeveelheden) gas die tegen een laag tarief aan Duitse energiebedrijven worden aangeboden, om te voorkomen dat deze weer overschakelen op kolen.497
Gasunie heeft bij de onderhandelingen van 1984 bovendien een hogere prijs afgedwongen voor de door Gasunie geleverde flexibiliteit in de levering. Gasunie sluit daarom ook met deze
493 Gasunie. Concept-brief en nota aan de minister van EZ inzake doelstellingen van de N.V. Nederlandse Gasunie betreffende te voeren onderhandelingen over de export van Nederlands gas, 3 oktober 1983.
494 Gasunie. Dicussienota aan de Adviescommissie van Aandeelhouders inzake gang van zaken en gevolgde procedures met betrekking tot de exportonderhandelingen 1984, 27 februari 1986.
495 Gasunie. Brief aan het College van Gedelegeerde Commissarissen inzake ministeriële goedkeuring inzake export-onderhandelingen Nederlands aardgas, 3 januari 1985.
496 Ministerie van EZ. Nota aan de minister van Financiën inzake gasexportcontracten met SNAM en BEB, 21 juni 1985.
497 Gasunie. Beleidsnota heronderhandelingen 1987 gasexport, 6 april 1987.
Duitse partijen een akkoord op hoofdlijnen af over nieuwe leveringscontracten (na afloop van de huidige), waarin de flexibiliteit wordt teruggebracht. Gasunie spreekt met de partijen af dat bij de overgang naar nieuwe gascontracten de verbruiksmarge per jaar wordt verkleind naar 90-110%. Bovendien staat in de contracten niet een bepaald volume per jaar vast; de volumes kunnen dus afwijken door de jaren heen. Volgens de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) is dit punt gunstig, omdat het buitenland “graag NL-gas wil in de negentiger jaren”.498
De nieuwe contracten zijn voor maximaal tien jaar gesloten. In 1989 gaat het nieuwe contract met Ruhrgas in, dat loopt tot 1999. In de meeste contracten is vaak een verlengingsoptie opgenomen, maar daar moet lang voor afloop van het contract (soms wel tien jaar) over worden gesproken. Daarom worden er ook al afspraken gemaakt over het contract van eind jaren ’90. Hierover wordt overeengekomen dat na afloop van deze contracten een prijssprong wordt gemaakt als afnemers een lage load factor wensen. Wanneer eind jaren ’90 deze contracten weer aflopen gaan de heronderhandelingen over het verder regelen van de overgang naar nieuwe gascontracten. Vanwege de grote ‘prijsjump’ in veel exportcontracten besluit Gasunie daarom midden jaren ’90 de prijsstructuur van haar aardgas aan te passen. Er komen gestaffelde tarieven voor capaciteit: hoe hoger de load factor, hoe lager de prijs. De exportprijzen kunnen op deze manier meer worden gedifferentieerd tussen de verschillende partijen, al naar gelang de flexibiliteit die ze eisen van Gasunie.
Het succes van het kleineveldenbeleid brengt ook problemen met zich mee Het kleineveldenbeleid wordt al snel als een succes gevierd. In 1982 wijst de directie van Gasunie de minister van Economische Zaken Terlouw er bijvoorbeeld op dat de nationale reservepositie – de hoeveelheid gas waarover Nederland kan beschikken – zich zeer gunstig ontwikkelt, mede dankzij het stimuleren van exploraties.499 Zeven jaar later, in 1989, kwalificeert minister Rudolf de Korte in de conceptversie van de nota Het energiebeleid nader bezien (nota-De Korte) het kleineveldenbeleid ook als een succes “Het geproduceerde volume in Nederland buiten Slochteren is toegenomen tot bijna 35 mrd m³ per jaar, oftewel ca. de helft van de totale Nederlandse produktie”.500 De minister pleit er vanwege dit succes voor om de productie uit Groningen nog nadrukkelijker te temporiseren, en investeringen te doen die nodig zijn om de balansfunctie van Groningen te behouden.
De balansfunctie van het Groningenveld wordt voor de toekomst echter wel een zorg. Terwijl Gasunie de flexibiliteit van Groningen sterker in de markt zet, wordt die flexibiliteit door de afnemende druk van het Groningenveld en de inpassing van hoogcalorisch gas problematischer. De problemen met capaciteit (door afnemende druk in het veld) en inpassing nemen toe (zie ook tekstkader 1.11 en 1.13).
Allereerst is er het inpassingsprobleem. Dit ontstaat door de grote toename van hoogcalorisch gas. Dit gas uit de kleine velden kan niet meer worden bijgemengd en de inpassing ervan vraagt daardoor om verdergaande oplossingen; verder dan de aanvankelijke oplossing van
498 Ministerie van Financiën. Nota van de Inspectie der Rijksfinanciën aan de minister van Financiën inzake gasexport, 20 december 1984.
499 Gasunie. Verslag van het gesprek van het College van Gedelegeerde Commissarissen van de N.V. Nederlandse Gasunie met Minister Terlouw op 28 juni 1982.
500 Ministerie van EZ. Nota aan EBN inzake enkele hoofdlijnen van het energiebeleid bezien – samenvatting en conclusies, 8 februari 1989, p. 10.