8 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

Natuurkundewinkel, waar het secretariaat van het Onafhankelijk Geologen Platform is ondergebracht, staat beschreven wat de geologen aantroffen. “Bij een van deze was van de schuur een hoek zijdelings ongeveer 1 cm verzet. Bij de andere woning zag de bewoonster na de nachtelijke schok een gevel wijken en scheuren op meerdere plaatsen; ook vond ze voegspecie naast een muur en kon men door de voegen van die muur heen kijken”. De geologen denken dat de kleibodem waarop de woningen staan, verklaart waarom juist hier schade is ontstaan. De ‘plastische’ grond veroorzaakt opslingering (versterking van het aardbevingssignaal) met schade aan huizen tot gevolg.530 Dat er überhaupt sprake is van een relatie tussen gaswinning en bevingen wordt pas in 1993 bevestigd, met het verschijnen van het multidisciplinaire onderzoek van de Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (BOA). Bevingen zouden volgens het BOA-rapport alleen geringe schade aan gebouwen opleveren.531 Een jaar na het verschijnen van het BOA- rapport, in 1994, melden zich volgens de NAM de eerste mensen met schade bij de NAM.532

1.5 De regio en inwoners: van aanvankelijk trots op de gasvondst naar gevoel van achterstelling

De omvang en de betekenis van de gasvondst op het land van boer Boon op 22 juli 1959 blijft lang onduidelijk, ook voor de inwoners van de regio. De eerste verwondering gaat over in trots op het moment dat mensen zich realiseren wat de betekenis kan zijn van de gasvondst: het zal Slochteren op de kaart zetten. De werkzaamheden zijn heel zichtbaar voor de bevolking. De heer De Muinck beschrijft in zijn openbaar verhoor treffend de impact van het schijnsel door het affakkelen van het gas: “’s avonds kon ik als kind de hele reeks van De Kameleon lezen bij het schijnsel van de vlam van de boortoren […] Ik heb zelfs gehoord dat mensen in Groningen de verlichting gewoon konden zien. Dat was eigenlijk een wereldwonder” 533

Groningen wil graag meer profiteren van de aanwezige bodemschatten. De bepleiters van de ‘Groningse zaak’, zoals Kamerlid en communist Fré Meis, zijn soms fel, maar krijgen uiteindelijk onvoldoende voet aan de grond. Uiteindelijk blijkt dat niet de regio profiteert, maar de Nederlandse Staat en de beide oliemaatschappijen die het gas gaan winnen en de opbrengsten verdelen. “Vanaf het moment dat de economische betekenis van het Groningse gasveld duidelijk was, klonken zowel in het Noorden zelf als in Den Haag pleidooien om de regio meer te laten profiteren van de daar aanwezige bodemschatten. Het beeld werd gecreëerd dat het Noorden werd achtergesteld en als een ‘wingewest’ werd gezien door de rest van Nederland”. 534

In 1984 vindt de viering van ’25 jaar Slochteren’ plaats. Deze viering is dan ook nog een ‘feest zonder wanklank’. Er bestaat al wel discussie over de bodemdaling, maar de aardbeving bij Assen in 1986 heeft nog niet plaatsgevonden.535 Nederland, en ook grote delen van Groningen, zijn zich nog niet bewust van de problematiek. In en om Loppersum maken (relatief lichte) aardbevingen echter al jaren onderdeel uit van het dagelijks leven. De eerste 25 jaar van de gaswinning overheerst de trots en is er nog relatief weinig bekend bij Groningers over de gevolgen van de aardgaswinning op de ondergrond.

530 Natuurkundewinkel (juni 1998). Jaarverslag 1992-1997. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

531 Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (november 1993).

532 NAM. Schriftelijke inlichting met een chronologisch overzicht van wat in hoofdlijnen is gebeurd met betrekking tot de aardgaswinning in Groningen en de bijbehorende risico’s alsmede van belangrijke momenten in de geschiedenis van de Groningse aardgaswinning vanuit het perspectief van de NAM, 12 april 2021.

533 Verslag openbaar verhoor van de heer De Muinck, 27 juni 2022.

534 Brouwer et al. (2022), p. 6.

535 Brouwer et al. (2022), pp. 6-10.

1.5.1 Aanleg van het gasnetwerk en locatie boorputten

Groningse onderaannemers beperkt betrokken

Het specialistische werk, de aanleg van de benodigde 1.100 kilometer lange transportinfrastructuur door heel Nederland, wordt niet aan een Nederlands bedrijf gegund, maar aan het Amerikaanse bedrijf Bechtel Corporation. Voor het eenvoudigere werk (het terrein vrij maken, het graven van sleuven en herinrichten van het terrein) komen vervolgens ook Groningse aannemers in aanmerking. Hiervoor wordt de Nederlandse Aannemers Combinatie Aanleg Pijpleidingen (NACAP) als tijdelijk samenwerkingsverband opgericht. Dit bedrijf, dat zich in Eelde vestigt, is betrokken bij de totale aanleg van het netwerk van gastransportleidingen in Nederland. Desondanks bestaat er bij de andere Groningse aannemers die niet bij de NACAP zijn aangesloten veel onvrede, aangezien zij niet in aanmerking komen voor het uitvoeren van een deel van de werkzaamheden. Daarnaast zorgen de werkzaamheden tijdelijk voor extra omzet bij horeca en detailhandel, ook door de bestedingen van de medewerkers van buiten de regio die moeten eten en overnachten in Slochteren en omstreken. Al met al komt in deze eerste periode Slochteren door de gaswinning op de kaart te staan en profiteert de regio in economische zin van de toegenomen werkzaamheden voor de aanleg van het gasnetwerk.

Heel veel mensen uit de omgeving van Slochteren hebben trouwens voor de NAM mogen werken, en tot volle tevredenheid.

Openbaar verhoor Herman de Muinck, 27 juni 2022

Redelijke vergoeding voor grondeigenaren

In de concessie die in 1963 aan de NAM wordt verleend staat dat grondeigenaren die boven het gasveld wonen recht hebben op een jaarlijkse uitkering van de NAM. De partijen spreken ook af dat de NAM ‘ongerief of nadeel aan de in het concessieveld gelegen of aangrenzende eigendommen’ zo veel mogelijk dient te vermijden. De minister doelt hiermee op lucht- en waterverontreiniging en de gevolgen hiervan (gevaar, schade of hinder). Nadeel of schade door bodembeweging van gaswinning komt in de overeenkomst niet aan de orde.

Landeigenaren waarvan de NAM een deel van hun grond in gebruik neemt om te boren naar gas of het aanleggen van leidingen, krijgen een vergoeding van twee keer de netto-opbrengst van het betreffende stuk land. Ook krijgen ze een compensatie voor de afgenomen productie. In de praktijk betaalt de NAM boeren tweeënhalf keer de opbrengst, mits ze goed meewerken.536 De vergoeding voor de boeren wordt in die tijd als een redelijke vergoeding gezien.

Feitenreconstructie 1959-2012

Die boeren hadden als er leidingen door het land getrokken werden, op zich helemaal geen klachten, want ze werden goed gecompenseerd door de NAM. Openbaar verhoor Herman de Muinck, 27 juni 2022

Goedkeuring voor locatie boorputten

In de periode voorafgaand aan de concessieverlening zijn er verschillende discussies over de voorwaarden. Zo is er geen overeenstemming over de vraag wanneer de NAM de provincie en andere betrokken overheden op de hoogte moet brengen van de plannen voor de bouw van de boorputten. Na de vondst van een gasveld vormen verschillende vertegenwoordigers van de provincie, gemeenten en bijvoorbeeld Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer een zogeheten Planologische Werkcommissie. De ervaringen bij de gasvelden in Schoonebeek en Rijswijk leren dat de NAM deze commissie vaak pas na de start van de bouwwerkzaamheden op de hoogte brengt.537 Om dit te voorkomen, moet de minister volgens de commissieleden in de wet opschrijven dat de NAM de betrokkenen ‘tijdig’ moet informeren.

De NAM is het niet met het advies eens en benadrukt dat het niet zo kan zijn dat een werkcommissie ‘goedkeuring’ geeft over de locaties en afmetingen van boorterreinen. Volgens het bedrijf zijn de boorterreinen op basis van ‘geologische gegevens en mijnbouwtechnische eisen’ vastgesteld en is vertraging niet wenselijk. Ook vindt de NAM het ‘uit oogpunt van public relations’ niet verstandig om de plannen in een vroeg stadium aan de werkcommissie voor te leggen. “De NAM gaat overal wel zo omzichtig te werk dat ernstige planologische fouten welhaast uitgesloten zijn”, schrijft het bedrijf. “Zou toch ooit zulk een fout worden gemaakt, dan zal de NAM die onverwijld herstellen, indien de planologische werkcommissie het wil”.538 Staatstoezicht op de Mijnen geeft de NAM gelijk, maar de minister ziet in het voorstel van de werkcommissie geen bezwaar. Het woord ‘tijdig’ komt dus in de concessie te staan.539

De discussie krijgt een vervolg. Op 5 maart 1963 bespreekt minister van Economische Zaken De Pous ook andere bezwaren met de Tweede Kamer.540 De Stichting het Groninger Landschap vraagt om bepaalde natuurhistorische terreinen buiten de concessie te houden. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen wil dat gebieden met ‘wetenschappelijke, landschappelijke of recreatieve waarde’ ‘gevrijwaard’ zijn van ‘zichtbare activiteiten’ van de NAM. Volgens de minister maken de verzoeken van de stichting en de provincie de gaswinning onmogelijk. Hij acht “het buiten de concessie houden van gebieden uitermate ongewenst”. “Een zodanige uitsluiting zou de grote economische belangen, welke aan de exploitatie van het Gronings aardgas zijn verbonden, aanmerkelijk kunnen schaden.” Uiteindelijk kiest De Pous voor een tussenweg, door in de concessie op te nemen dat dit soort gebieden ‘zoveel mogelijk’ worden ontzien. In 1966 krijgt de kwestie met de Planologische werkcommissie een vervolg, als de minister van Economische Zaken de werkcommissie van de provincie vervangt door een werkcommissie op rijksniveau. In deze commissie zitten vertegenwoordigers van verschillende departementen. Bij een conflict tussen de NAM en deze commissie beslist de minister van Economische Zaken.

537 Rijksdienst voor het Nationale Plan. Brief aan de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid inzake concessie-aanvragen NAM voor de provincie Groningen, 22 juni 1962.

538 NAM. Memorandum betreffende uitleg en toepassing van artikel 6 lid 3 der concessie Rijswijk, 14 maart 1962.

539 Ministerie van EZ. Concept nota van toelichting inzake verlening van de aardgas- en aardolieconcessie Groningen, 5 maart 1963.

540 Ministerie van EZ. Concept nota van toelichting inzake verlening van de aardgas- en aardolieconcessie Groningen, 5 maart 1963.

1.5.2 Tegemoetkoming voor het Noorden

Discussie over ‘begunstiging’: geen aardgas specifiek voor industriële ontwikkeling Groningen

Naast compensatie voor directe overlast bestaat er ook de mogelijkheid om de provincie Groningen en de andere twee noordelijke provincies (Friesland en Drenthe) bepaalde voordelen te geven bij de verkoop van het aardgas. Dit leidt ertoe dat tijdens de besprekingen over de oprichting van het gasgebouw ambtenaren en directeuren van de oliemaatschappijen ook bespreken of er sprake moet zijn van een speciale ‘begunstiging’ van de provincie Groningen. Op 4 april 1962 stellen de onderhandelaars dat ze gezamenlijk tot een standpunt hierover willen komen, mede omdat ze verwachten dat de leden van de Tweede Kamer hierop zullen terugkomen. Volgens het verslag van deze bespreking zijn alle aanwezigen het erover eens dat deze hele kwestie “eerder een emotionele zaak is dan een zaak gebaseerd op economische logica”.541

Het belangrijkste doel van een begunstiging van de provincie Groningen is om werkgelegenheid te creëren in de regio. Men constateert in de overleggen dat veel mensen wegtrekken uit Groningen om elders werk te vinden. Het kabinet wil daarom graag dat een paar gezonde grote bedrijven zich vestigen in de provincie om de werkgelegenheid te stimuleren. Kunstmest- en aluminiumbedrijven komen hier bijvoorbeeld voor in aanmerking. Hoewel het daarbij om weinig arbeidsintensieve industrieën gaat, zijn deze bedrijven wel gebaat bij grote hoeveelheden aardgas. Tijdens een eerdere bijeenkomst tussen ambtenaren en vertegenwoordigers van de oliemaatschappijen stellen de partijen daarom vast dat de ‘begunstiging der noordelijke provincies’ van groot politiek belang is, maar dat het ook ‘niet van groot financieel gewicht is’ omdat het slechts om bescheiden volumes zal gaan.542

De bestuurders van de provincie Groningen spannen zich ook in om voordelen voor de provincie Groningen uit de aardgaswinning te behalen. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen sturen bijvoorbeeld in 1962 een adres aan de Adviescommissie Aardgas (ACA) waarin het college pleit voor het gebruik van het Groningse aardgas voor de ‘industriële ontwikkeling’ van de provincie, “waar de structurele problemen nog geenszins zijn opgelost”. Het college meent daarbij dat de prijs van het aardgas niet moet worden bepaald door de koppeling aan concurrerende brandstoffen, maar juist dat het eindproduct waarvoor het wordt gebruikt, concurrerend kan worden verkocht.543 Dit advies legt de ACA naast zich neer. Het aardgas is volgens de commissie niet bedoeld om regionale industrialisatie te stimuleren, maar om de maximale waarde uit de verkoop te verkrijgen (zie paragraaf 1.3.3.).

541 Korte notitie betreffende een bespreking van de Coördinatie Commissie met de heren Wansink en Verkade van het ministerie van EZ gehouden te Vught op 4 april 1962.

542 Staatsmijnen. Conceptverslag van de vergadering van directeuren Esso, Shell en Staatsmijnen betreffende aardgas, gehouden op 31 januari 1962 te Vught.

543 Adviescommissie Aardgas (12 oktober 1961). Rapport van de Adviescommissie Aardgas.

This article is from: