4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
tot de mijnen. De Noordenkorting is dus nadrukkelijk een recht dat afnemers in het noorden hebben gekregen omdat ze dicht bij de bron wonen. Een uitzondering dus op het commercieel georiënteerd aardgasbeleid van De Pous. Intern wordt de lagere prijs voor de noordelijke provincies wel verdedigd op basis van transportvoordelen die noordelijke afnemers hebben omdat ze dichter bij de bron wonen. Deze argumentatie levert echter ook problemen op, want andere afnemers kunnen op basis van deze redenering ook een voordeel claimen. Afnemers uit Gelderland zouden bijvoorbeeld kunnen claimen dat hun gasprijs lager moet zijn dan die van afnemers in Limburg.
In 1974 tekent de Europese Commissie bezwaar aan tegen de Noordenkorting. Zij ziet dit als ongeoorloofde steunmaatregel voor de lokale industrie. De Nederlandse Staat slaagt erin de Noordenkorting te verdedigen. Hoewel aanvankelijk de transportkosten geen duidelijke rol spelen in het toekennen van de Noordenkorting verdedigt de Staat de korting toch door te stellen dat het nooit bedoeld is als instrument voor regionale steun, maar op basis van transportvoordelen is vastgesteld. Een belangrijk argument voor de Staat is dat de Noordenkorting bijvoorbeeld niet wordt gegeven aan andere noordelijke gebieden die vaak in aanmerking komen voor regionale steun, zoals Noordwest- en Noordoost-Overijssel. Deze regio’s behoren bijvoorbeeld wel tot het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands (ISP), maar genieten niet de Noordenkorting. Nadat de Staat de korting succesvol heeft verdedigd tegenover de Europese Commissie, breidt het kabinet de regeling in 1977 overigens toch uit tot het gehele ISP-gebied, inclusief Noord-Overijssel, maar alleen voor grootverbruikers in dat gebied.551 Daarmee ondermijnt de Staat haar eigen verdediging van de korting weer.
De hoogte van de korting wijzigt een aantal keer. Door de stijgende gasprijzen in de jaren ’70 besluit het kabinet in 1972 om de korting voor industriële afnemers te verhogen van 0,21 cent per kubieke meter naar 5% van de gasprijs. Aangezien de gasprijzen vanaf 1975 sterk stijgen, rijzen er ook in het binnenland bezwaren over de hoogte van de korting. De Noordenkorting wordt volgens het kabinet dermate hoog dat deze niet langer verdedigbaar is op basis van transportvoordelen. Het kabinet bevriest de korting op het absolute niveau van januari 1975 en indexeert deze deels op grond van de inflatie, met een absolute bovengrens van 5% van de gasprijs. In 1976 wordt de korting vervangen door 0,75 cent per kubieke meter voor klein- en grootverbruikers, terwijl een uitzondering wordt gemaakt voor energiecentrales, die nog steeds 5% korting krijgen. In 1990 wordt de korting voor energiecentrales in het Noorden gelijk aan die voor industriële afnemers. Eind 1993 bedraagt de Noordenkorting nog steeds 0,75 cent per kubieke meter voor industriële afnemers, voor kleinverbruikers is dat 0,888 cent per kubieke meter, gebaseerd op de indexatieformule.552
De Noordenkorting komt met de liberalisatie van de gasmarkt vanaf 1999 te vervallen voor de grootverbruikers. De korting werkt volgens de minister van Economische Zaken, Annemarie Jorritsma, oneerlijke concurrentie in de hand en is daarmee in strijd met de principes van een vrije markt. Overigens vervallen tegelijkertijd ook andere voordelen voor specifieke gebruikers, zoals de speciale tarieven voor tuinders. De liberalisatie gaat in stappen en daarom wordt de Noordenkorting ook in stappen afgebouwd. Aangezien de grootste klanten het eerste vrij om hun gas in te kopen waar zij willen, vervalt de korting ook het eerst voor hen. Hierna vervalt in 2002 de korting voor de middenverbruikers (voornamelijk tuinders). De kleinverbruikers hebben nog een beschermde status totdat in 2004 ook voor hen de korting komt te vervallen.
Een belangrijke kanttekening is dat de gemeentelijke distributiebedrijven in het Noorden de korting nooit doorberekenden aan de kleinverbruikers zelf. In directe zin profiteerden de kleinverbruikers in het Noorden dus maar weinig van de korting, omdat deze in de praktijk naar de gemeentekassen vloeide.553
De noordenkorting […] was wel heel bescheiden.
Openbaar verhoor Pieter Dekker, 30 juni 2022
‘Potjesgas’ niet alleen voor provincie Groningen
Binnen het aardgasbeleid van De Pous was er nog een manier waarop de provincie Groningen voordelen kon krijgen uit het gewonnen aardgas: het ‘potjesgas’. Dit is een deel van het aardgas dat apart wordt gehouden voor het aantrekken van speciale industriële projecten. De minister heeft middels de Overeenkomst Staat/Gasunie het recht om het gas uit het ‘aardgaspotje’ toe te wijzen aan speciale industriële projecten. Bij de Overeenkomst Staat/Gasunie van 1963 wordt 25 miljard kubieke meter aardgas beschikbaar gesteld voor het aardgaspotje. Later wordt dat 30 miljard en in 1968 wordt het potje met instemming van de aandeelhouders verhoogd naar 50 miljard kubieke meter, wat een aanzienlijke hoeveelheid is. Er is geen openbare procedure voor het toewijzen van de subsidies uit het aardgaspotje, maar de minister besluit op basis van eigen inzicht.
Het eerste project dat met dit aardgas wordt gesponsord is een aluminiumsmelter in Delfzijl. Aluminium Delfzijl (Aldel) is een samenwerking tussen het mijnbouwbedrijf Billiton, Hoogovens en het Zwitserse Alusuisse. Het bedrijf begint zijn operaties in 1966. Aldel krijgt aardgas uit Slochteren tegen een speciaal tarief, waardoor het aantrekkelijk wordt om zich te vestigen in Nederland. De minister van Economische Zaken gebruikt het ‘potjesgas’ echter niet uitsluitend om de industrie in het Noorden te bevorderen. De minister is ook bezig om het Duitse chemiebedrijf Hoechst te overtuigen een vestiging in Nederland te openen. Uiteindelijk wordt het bedrijf in 1966 met het vooruitzicht van goedkope tarieven uit de aardgaspot overgehaald om een bedrijfsterrein in Vlissingen aan te schaffen. Behalve Groningen, krijgt Zeeland dus ook een speciaal industrieel project uit het aardgaspotje. Dat deze gang van zaken niet naar de zin van alle aandeelhouders is, blijkt wel uit de notulen van het College van Gedelegeerde Commissarissen: “het college betreurt deze methode om met aardgas grondaankopen te subsidiëren, maar de beslissing voor het beschikbaar stellen van aardgas uit de speciale reserve ligt bij de minister van Economische Zaken”.554 Later krijgen ook bedrijven in andere delen van Nederland voordelig aardgas uit het aardgaspotje, zoals bedrijven in Limburg (sodaproducent