4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
Nepakris) en in Brabant (de Budelse zinkfabriek). De meeste contracten op basis van het aardgaspotje lopen af eind jaren ’80.
Ook DSM, de participant namens de Staat in het gasgebouw, dat zich in de jaren ’60 steeds meer ontwikkelt naar een chemiebedrijf, wil aanspraak maken op tarieven uit het aardgaspotje. Zo meldt de directeur van DSM in een vertrouwelijk overleg in 1970 met de minister van Economische Zaken, Roelof Nelissen, dat DSM overweegt om een methanolproductiebedrijf te starten. Hier worden grondstoffen voor harsen en lijmen gemaakt. Voor deze industrie is veel aardgas nodig en de directeur vraagt de minister of aardgas uit het aardgaspotje voor deze industrie kan worden ingezet.555 Twee jaar later, in 1972, opent DSM inderdaad samen met chemiebedrijf AKZO een Vennootschap onder Firma in de Eemsmond voor de productie van methanol. Dit bedrijf, Methanol Chemie Nederland, krijgt ook aardgas tegen een lager tarief uit het aardgaspotje geleverd.556 De informele contacten binnen het gasgebouw lijken DSM te hebben geholpen om dit project van de grond te krijgen.
Naast het potjesgas wordt er ook nog aardgas tegen een lager tarief beschikbaar gesteld aan een andere groep verbruikers: de tuinders. Voornamelijk vanuit milieuoverwegingen worden tuinders die aan verwarmde glastuinbouw doen in de jaren ’70 aangemoedigd om over te stappen op aardgas. Het kabinet stelt aardgas tegen een lager tarief ter beschikking. Hoewel er ook tuinders in Groningen gebruikmaken van dit lagere tarief, zijn het vooral tuinders in het Westland die massaal gebruikmaken van deze regeling om van aardolie over te stappen op aardgas.557 Ook voor deze categorie geldt, dat het niet een voordeel betrof dat specifiek als steun voor het Noorden was uitgedacht.
Overigens laat het de bestuurders uit het gasgebouw niet volledig koud in hoeverre de noordelijke provincies profijt hebben van het aardgas. In 1968 vraagt de voorzitter van het College van Gedelegeerde Commissarissen aan de Gasunie-directie om na te gaan welke tegemoetkomingen Gasunie in totaal heeft gedaan aan de noordelijke provincies, gesplitst naar tariefreductie en potjesgas. Hij acht het nuttig wanneer deze bedragen ook in de toekomst bijgehouden worden.558 In de volgende jaren worden de bedragen bijgehouden door de bestuurders van het gasgebouw, maar dit leidt niet tot verdere speciale acties gericht op het steunen van de provincie Groningen.
Ondanks de vestiging van het hoofdkantoor van Gasunie in Groningen, en ondanks de korting voor noordelijke gebruikers, blijven verschillende Groningers kritisch over de gebrekkige voordelen die de provincie uit de gaswinning haalt. Jan Berger, de burgemeester van de stad Groningen, pleit in 1966 in een interview met het Nieuwsblad van het Noorden bijvoorbeeld voor een groter prijsverschil voor het Noorden, omdat de provincie volgens hem te weinig meeprofiteert.559 Een andere prominente criticus is de geograaf Rob Tamsma, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. In verschillende interviews uit 1969-1971 stelt hij dat de commerciële oliemaatschappijen de industrialisatie van het Noorden frustreren door niet mee te willen werken aan lagere tarieven voor de noordelijke industrie.560 Kortom, om de zoveel tijd vragen Groningers, of andere betrokkenen om een groter deel van de aardgasbaten voor de provincie Groningen te reserveren. Dit gebeurt ook in de Tweede Kamer. In het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Den Uyl I in 1973, vraagt de fractievoorzitter van de PvdA, Ed van Thijn, bijvoorbeeld of de regering bereid is om een deel van de aardgasbaten voor de ontwikkeling van het Noorden beschikbaar te stellen.561 De oproepen voor meer winstdeling van het Noorden in de aardgasbaten vindt echter telkens geen gehoor.
555 Ministerie van EZ. Beknopt intern verslag bespreking met hoofddirectie Staatsmijnen d.d. 9 maart 1970.
556 DSM Aardgas. Memo inzake potjesgas/gas uit gereserveerde voorraad, 16 maart 1987.
557 Gasunie. Jaarverslag 1970, p. 5.
558 Gasunie. Besluitenlijst 77e vergadering College van Gedelegeerde Commissarissen, 2 februari 1968.
559 Nieuwsblad van het Noorden (31 december 1966), p. 19.
1.5.3 Groningers ondervinden ook de lasten van de gaswinning Hiervoor is uiteengezet dat Groningers in beperkte mate rechtstreeks profiteren van de baten van de gaswinning in hun provincie. De lasten van de gaswinning zijn in de periode tot de jaren ’90 overigens ook (nog) beperkt. Toch manifesteren zich in deze periode al de eerste tekenen van overlast en schade die de gaswinning in Groningen ook met zich meebrengt. Deze paragraaf gaat daar op in.
Loppersum ervaart bevingen, luchtknallen en zettingen Behalve dat In Loppersum en omgeving zijn de negatieve gevolgen van de gaswinning al decennialang merkbaar. Een oud-wethouder schrijft aan de commissie dat het dorp Loppersum al sinds de jaren zeventig last heeft van trillingen: “kopjes rinkelen in de kast, en deuren en ramen rammelen in de kozijnen en deurpost.” “Men kon nergens zijn verhaal kwijt” voegt de wethouder toe, omdat niemand de trillingen (later bevingen) buiten Loppersum voelt. Vanaf begin jaren negentig komt de bevingsproblematiek aan de orde ‘op elk dorpsoverleg’ en ook in de gemeenteraad van Loppersum.562 Inwoners benaderen wethouders en raadsleden dan steeds vaker met de vraag of zij iets voor hen kunnen betekenen. Een ambtenaar die navraag doet, wordt met een kluitje in het riet gestuurd, aldus de wethouder. Telefoontjes naar de NAM leveren niets op, want de medewerkers van de NAM ontkennen het verband tussen gaswinning en bevingen. Een gevoelde beving doet de NAM af als ‘een donderslag in een regenbui’. Hierna volgt een telefoontje naar het KNMI. Ook het KNMI kan geen uitsluitsel geven want het meetnetwerk van toen registreerde geen kleine bevingen. “Was het misschien een vliegtuig die door de geluidsbarrière ging, oppert het KNMI? Ook geen optie, stelt de vliegbasis Leeuwarden desgevraagd: op het genoemde tijdstip was er geen vliegtuig in de lucht. En zo ging het elke keer opnieuw.”563
In oktober 1993 stelt de PvdA-fractie in Loppersum een aantal schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders met het onderwerp ‘gevolgen bodemdaling’. Als toelichting op de vragen schrijft de fractie dat inwoners en lokale bestuurders van de drie noordelijke provincies bij elkaar zijn gekomen vanwege de ontstane onrust over gehoorde knallen en gevoelde bevingen. Toen is besloten om vragen te stellen aan de colleges van Gedeputeerde Staten en van B en W in de drie noordelijke provincies. “Wij sluiten ons daarbij aan”, schrijft de PvdA-fractie.564
560 Bijvoorbeeld in: De Waarheid (16 juli 1971), p. 5.
561 Handelingen II 1972/73, nr. 41, p. 1585.
562 De gemeente Loppersum ontstond in 1990 door een samenvoeging van de gemeente Stedum, gemeente Middelstum, gemeente ’t Zandt en de oorspronkelijke gemeente Loppersum.
563 Brief van voormalig wethouder Scheltens van de gemeente Loppersum aan de parlementaire enquêtecommissie, 7 september 2022.
564 Gemeente Eemsdelta. Schriftelijke vragen van de PvdA-fractie aan het college van burgemeester en wethouders, 26 november 1993.