![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
Tekstkader 2.3 TU Delft doet weinig onderzoek naar gevolgen gaswinning
De TU Delft is in de jaren ’90 de eerste universiteit die onderzoek publiceert naar door gaswinning geïnduceerde seismiciteit. Vanaf 2003 verdwijnt de aandacht voor geïnduceerde seismiciteit, mede omdat oliemaatschappijen zich op andere thema’s richten.
In de periode 1990-1999 publiceren wetenschappers van de TU Delft diverse artikelen die gerelateerd zijn aan de gaswinning, zo blijkt uit een inventarisatie van de faculteit Mijnbouw en Petroleumwinning (tegenwoordig Geoscience and Engineering).64 Vooral de naam van Hans Roest komt regelmatig terug. Roest publiceert in 1990 bijvoorbeeld het eerste artikel dat een mogelijke verklaring geeft voor geïnduceerde aardbevingen als een gevolg van zakkingen langs breuken binnen het gasveld. Roest en zijn collega’s werken namens de TU Delft ook mee aan de studie van de Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (BOA), die in 1993 een relatie tussen gaswinning en aardbevingen aantoont.
Na de publicatie van het BOA-rapport volgen studies naar de mogelijkheid van bevingen door het winnen of opslaan van gas bij Bergermeer, Alkmaar, Norg en Roswinkel. De NAM en Amoco zijn de opdrachtgever en financier van deze studies. De onderzoeken beschrijven de mogelijkheid van seismiciteit door ongelijke zettingen langs breuken in het reservoir en spreken alleen van kleine bevingen die mogelijkerwijs waarneembaar zijn aan het aardoppervlak.
“Verder onderzoek aan de TU Delft naar geïnduceerde seismiciteit in de 90er jaren en de vroege jaren 2000 is beperkt tot twee proefschriften, beide deels gefinancierd door de NAM”, blijkt uit een inventarisatie van de TU Delft. Het eerste proefschrift (uit 2000) beschrijft een methode om de drukverschillen in en seismische activiteiten in het gasreservoir te observeren. Het tweede proefschrift (uit 2003) gaat in op de effecten van gaswinning op de spanningsopbouw rond breuken en het potentieel voor aardbevingen. De conclusies bevestigen het eerdere werk van Roest. Ook biedt het onderzoek inzicht in de rol van ‘verzet van breuken’ bij de ontwikkeling van geïnduceerde seismiciteit. “Daarmee is ook het proefschrift van Mulders een mijlpaal in de kennisontwikkeling over geïnduceerde seismiciteit in Nederland”, aldus de TU Delft.
De onderzoeken die de TU Delft in de periode 1990-2003 publiceert, bieden vooral meer inzicht in de gesteentemechanica en de relatie tussen gaswinning en aardbevingen. Kennis over statistische analyses van seismiciteit, zoals ontwikkeld in de seismologie van natuurlijke aardbevingen, is in deze periode ‘volledig afwezig binnen de TU Delft’. Dit betekent dat de universiteit geen kennis in huis heeft om bijvoorbeeld voorspellingen te doen over de maximaal te verwachten magnitude of het verband tussen de magnitude en de frequentie van aardbevingen.
“Na 2003 breekt een periode aan van meer dan 10 jaar waarin bij de TU Delft geen activiteiten meer worden ontplooid op het gebied van geïnduceerde seismiciteit”, vervolgt de TU Delft in haar inventarisatie. Roest gaat in 2001 werken bij toezichthouder SodM en hoogleraar Fokkema, ook nauw betrokken bij het onderzoek naar geïnduceerde seismiciteit, wordt in 2002 rector magnificus van de TU Delft. “De expertise van alle andere TU Delft medewerkers die zich bezighouden met olie- en gas-onderzoek ligt op andere gebieden. Financiering van onderzoek door oliemaatschappijen, waaronder in belangrijke mate Shell, betreft dan ook allerhande andere aspecten van de olie- en gaswinning.” Het gesteentemechanisch onderzoek, dat de TU Delft in opdracht van de olie- en gasindustrie nog wel uitvoert, richt zich “bijna uitsluitend op boorgatstabiliteit en het stimuleren van olie- en gasproductie door gecontroleerde scheurvorming”.
De opdrachten van de olie- en gasindustrie vertegenwoordigen een relatief klein deel van de totale financiering van de faculteit Mijnbouw, aldus de TU Delft. In de jaren ’90 gaat het om 4% van de totale financiering. In de periode 2000-2020 varieert dit percentage tussen de 2% en 18%.65
NAM houdt rekening met meer aardbevingen Volgens de NAM zijn meer aardbevingen door gaswinning onvermijdelijk, schrijft het bedrijf in augustus 1996 in een intern beleidsdocument.66 Hoewel de BOA-commissie in 1993 alleen bij het gasveld in Eleveld een duidelijk verband tussen de gaswinning en aardbevingen heeft aangetoond, gaat de NAM ervan uit dat ook de andere bevingen een relatie hebben met gaswinning. “Gezien de verdergaande drukdaling in de (gas) reservoirs in Noord-Nederland is het voorkomen van verdere aardbevingen in de komende decennia zeer wel mogelijk. Een voorspelling daarvan is niet te geven.”
Met onderzoeksprogramma’s naar onder meer bodemdaling en studies van ‘milieutechnische en financieel beleidsmatige aard’ wil de NAM de ‘operationele risico’s’ van de ‘bodemdalingsproblematiek’ beperken. Door deel te nemen aan studies naar de relatie tussen gaswinning en aardbevingen en door het delen van data wil de NAM het inzicht ‘verbreden’. In het ‘public affairs beleid’ over bodemdaling en aardbevingen streeft de NAM naar ‘maximale openheid’.
Maar, benadrukt het bedrijf: “Hierbij dient vast te staan dat deze proactieve publiciteit niet kan leiden tot schade aan bedrijfsbelangen c.q. belangen van aandeelhouders en/of betrokken externe partijen.”
65 TU Delft. Schriftelijke inlichting met een overzicht van publicaties en onderzoeksprogramma’s van de TU Delft over het verband tussen gaswinning, bodemdaling en/of aardbevingen, inclusief cruciale momenten en mijlpalen in die kennisontwikkeling en de rol van de TU Delft daarin, 7 december 2021.
66 Shell. Beleid bodemdaling en aardbevingen, augustus 1996.