2 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

“Doordat de seismische gegevens beperkt zijn en er diverse aannames gemaakt zijn, is de berekening van de maximale magnitude een schatting die voorzien moet worden van een foutmarge.”

Op pagina 9 van het 27 pagina’s tellende rapport licht het KNMI de onzekerheden toe. Hieruit blijkt dat de maximale magnitude van 3,8 is gebaseerd op 85% van de verdelingsfunctie. Dit betekent dat het KNMI de gemiddelde maximale magnitude berekent, in dit geval 3,54, en daar een standaardafwijking bij optelt (+0,24). Dit resulteert in een voorspelling van 3,8. Daarmee blijft er een kans van 15% dat de grootste aardbeving groter wordt dan magnitude 3,8.

Figuur 2.1 Verdelingsfunctie van de maximale magnitude na 1000 experimenten Bron: KNMI (1998), p. 9.

Bij een ‘nog voorzichtiger schatting’ komt de maximale magnitude uit op 4,0, aldus het KNMI. Bij deze schatting is 95% van de verdelingsfunctie afgedekt. “Er had ook kunnen staan: er is een 5% kans dat de grootste aardbeving groter wordt dan magnitude 4 en dat daarmee intensiteit VII bereikt kan worden met een matige constructieve schade, en zware niet-constructieve schade”, aldus seismoloog Hein Haak in een schriftelijke toelichting op vragen van de enquêtecommissie.82

Seismoloog Bernard Dost, een van de auteurs van het rapport, weet niet meer waarom het KNMI in 1998 voor de maximale magnitude van 3,8 heeft gekozen in plaats van magnitude 4,0, een voorspelling met meer zekerheid. Hij verklaart in zijn openbaar verhoor dat het KNMI ‘een realistische waarde’ wilde. “Ik weet niet anders dan dat de redenering is dat dat de meest realistische schatting is. Maar wat we dus heel duidelijk gedaan hebben, is dat we gedocumenteerd hebben hoe we dat hebben gedaan en waar het op gebaseerd was, namelijk dat we één keer de standaarddeviatie erbij hebben gepakt.”

Volgens Dost hebben hij en zijn collega’s bij het KNMI de verdelingsfunctie overal laten zien om duidelijk te maken waar de onzekerheden in de voorspellingen van de maximale magnitude zitten. “Dat hebben we gedeeld met natuurlijk in eerste instantie de andere wetenschappers, bijvoorbeeld in het TPA, het Technisch Platform Aardbevingen, maar volgens mij hebben we dat ook laten zien bij andere gelegenheden.”83

Tekstkader 2.5 Het voorspellen van aardbevingen

Seismologen hebben veel kennis over aardbevingen, maar kunnen het tijdstip en de kracht van een aardbeving niet voorspellen. Om toch een inschatting te maken, maken ze gebruik van de Gutenberg-Richterrelatie. Deze relatie beschrijft de verhouding tussen de sterkte van aardbevingen, oftewel de magnitude, en het (jaarlijkse) aantal aardbevingen (de frequentie). De Gutenberg-Richterrelatie is logaritmisch: bij het optreden van een enkele beving is de kans op magnitude 2,0 ongeveer tien keer zo klein als de kans op magnitude 1,0. De kans op een beving met magnitude 3,0 is ongeveer 100 keer zo klein als de kans op magnitude 1,0.84 Met andere woorden: zware aardbevingen zijn dus zeldzamer dan lichte aardbevingen.

Het verband tussen de kracht en de frequentie van de aardbeving is gebaseerd op de gegevens die er op dat moment zijn. Bij het maken van een voorspelling kijkt het KNMI dus naar het cumulatieve aantal aardbevingen dat door gaswinning is veroorzaakt, en niet alleen naar de aardbevingen in Groningen. “Hoe meer van die kleine aardbevingen je kan registreren en lokaliseren, hoe beter je de relatie tussen die grote en kleine aardbevingen kan bepalen”, aldus seismoloog Bernard Dost in zijn openbaar verhoor.85

TNO Bouw onderzoekt gebouwenschade: aardbevingsparameters niet geschikt voor Noord-Nederland

De Tweede Kamer krijgt op 25 mei 1998 ook een rapport van kennisinstituut TNO Bouw, dat op verzoek van minister Wijers onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van aardbevingen voor gebouwen. Het is het eerste bouwtechnische onderzoek naar aanleiding van de aardbevingen in Noord-Nederland.

83 Verslag openbaar verhoor van de heer Dost, 30 augustus 2022.

84 NAM (augustus 2017), p. 11.

85 Verslag openbaar verhoor van de heer Dost, 30 augustus 2022.

This article is from: