4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
Economische Zaken wil actieplan van oliemaatschappij BP Naar aanleiding van de aardbevingen in Alkmaar laat het ministerie van Economische Zaken op 17 oktober 2001 aan BP Nederland weten dat alle signalen wijzen ‘in de richting van een oorzakelijk verband van deze bevingen met de gaswinning’. De directeur Energieproductie van het ministerie, Jan Willem Weehuizen, verwacht van BP een werkplan met ‘activiteiten en studies’, omdat het bedrijf als operator en medehouder van de concessie verantwoordelijk is voor een ‘verantwoorde winning’.
Want, schrijft Weehuizen: “Nadere kennis omtrent het haardmechanisme van deze bevingen, de redenen die aan het optreden van deze bevingen ten gronde liggen, de vraag of bevingen in de toekomst opnieuw kunnen optreden in deze velden of wellicht ook in andere velden in het concessiegebied, de vraag of bevingen kunnen leiden tot veiligheidsrisico’s (te denken valt in het bijzonder aan de gasopslag-Alkmaar) zijn onderwerpen die belangrijk zijn om nader te bestuderen en daarover zo goed mogelijk antwoorden te krijgen.”99
KNMI pleit voor groot onderzoeksprogramma
Hein Haak van het KNMI vindt dat bedrijven en kennisinstituten veel beter samen moeten werken en meer onderzoek naar de seismische risico’s moeten doen. Bij een vergadering van de Tcbb op 6 november 2001 presenteert hij een voorstel, dat door de late reacties van betrokken partijen dan al sinds 7 november 2000, dus een jaar, op de plank ligt.
Volgens Haak is er veel wetenschappelijk onderzoek beschikbaar, maar ‘bestaat er geen samenhang’ en ontbreekt het aan ‘een kader voor het toetsen van de kwaliteit’ van de studies. Daardoor is het ook lastig om de ‘leemten in kennis’ te signaleren.100
De KNMI-seismoloog stelt een onderzoeksprogramma voor, met als eindproduct een ‘complete seismische risicoanalyse’, een ‘SRA’. In het buitenland bestaat dit al. “SRA is dus een document dat met een geringe achterstand de actuele stand van het denken weergeeft over het seismisch risico in Noord-Nederland.” De analyse is een levend document en geeft een concreet antwoord op de vraag wat de risico’s van aardbevingen zijn in een bepaald gebied. Daarnaast geeft de analyse inzicht in de gevolgen. Want, legt Haak uit: “Seismisch risico is het product van de kans op een aardbeving en de daar op volgende intensiteit van de trillingen, de kwetsbaarheid van de bouwwerken voor deze trillingen en de financiële en juridische gevolgen.”101
Als het aan Haak ligt, heeft het onderzoek een publieke functie: “Dit heeft het grote voordeel dat iedere betrokkene, van oliemaatschappij tot individuele burger, kan weten wat er voor kennis beschikbaar is.” Het ministerie van Economische Zaken is volgens hem de belangrijkste financier en ‘afnemer van de kennis’. De Tcbb kan als onafhankelijke commissie de regie voeren over het onderzoek, met SodM ‘als primair verantwoordelijke overheidsinstituut voor de veiligheid van de Nederlandse mijnbouw’ als ‘redacteur/administrateur’. Kennisinstituten zoals het KNMI, TNO-NITG, GeoDelft, TNO Bouw, de Universiteit Utrecht, de TU Delft, de Universiteit van
99 Ministerie van EZ. Brief van de directeur Energieproductie aan BP Nederland Energie inzake aardbevingen in de concessie Bergen, 17 oktober 2001.
100 Technische Commissie Bodembeweging. Verslag van de 29e vergadering, 6 november 2001.
101 KNMI. Aardbevingen en mijnbouwkundige activiteiten, bijdrage aan de workshop geïnduceerde aardbevingen op 7 november 2000.
Amsterdam en mijnbouwbedrijven kunnen bijdragen aan het onderzoek. Evaluatie vindt plaats door internationale experts en door het publiceren van de bevindingen, zodat andere mensen daarop kunnen reageren.102
De vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken ‘beaamt de noodzaak van het inventariseren van de aanwezige kennis’ en laat weten dat ook de minister een seismische risicoanalyse ‘zinnig’ vindt. Bedrijven kunnen deze analyse volgens het ministerie van Economische Zaken zelf maken, waarna adviseurs erop kunnen reageren.103
Haak legt uit dat Shell al eerder zo’n risicoanalyse van een gasopslag heeft gemaakt en dat dit uiteindelijk drie jaar heeft geduurd. “De bouw stond intussen niet stil.” Voorzitter van de Tcbb Tommel ziet een parallel met de milieueffectrapportage (MER), die de effecten van een plan of project voor het milieu in kaart brengt. “Er komen feiten op een rij te staan en er wordt geen beleidsconclusie aan verbonden.”
De Tcbb wijst er ook op dat het bestaande Mijnbouwbesluit waar bedrijven zoals de NAM zich aan moeten houden, geen aandacht besteedt aan ‘trillingen’, dus aardbevingen. De gevolgen van gaswinning voor bodemdaling komen wel aan bod. Een van de leden ‘wijst erop dat het seismisch risico bestaat, wat inhoudt dat de overheid hierop toch moet inspelen’. Het ministerie van Economische Zaken zegt in een reactie dat de nieuwe Mijnbouwwet hier wel aandacht aan besteedt. Bedrijven moeten immers voor alle gasvelden een winningsplan indienen ‘met een analyse van risico’s en schaden’. Economische Zaken hoopt ook dat er meer communicatie komt over ‘trillingsonderzoeken’. De seismische risicoanalyse kan hierbij helpen.
Voor Hein Haak van het KNMI is vooral het opstarten van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma van belang, aldus de notulen. “Desgevraagd geeft de heer Haak te kennen dat hij niet weet waarom een SRA nu zou moeten. Voor hem is de organisatie van het wetenschappelijk onderzoek het belangrijkst. Hij beseft dat de kwetsbaarheid van mijnondernemingen erdoor toeneemt.”
De voorzitter van de Tcbb sluit het agendapunt af met de opmerking dat de seismische risicoanalyse ‘een methode is om de leemten in kennis op te sporen die bestaan tussen alle reeds uitgevoerde studies’ en geeft aan dat het onderwerp op de agenda blijft.104
Olie- en gasbedrijven willen meer regie bij onderzoek
Bij een vergadering van de Tcbb op 4 december 2001 komt het onderzoeksplan van Haak over de seismische risicoanalyse opnieuw aan de orde. BP Nederland vindt dat het ministerie van Economische Zaken samenhang moet aanbrengen in het onderzoek. “Het uitvoeren van onderzoek gebeurt niet of te geïsoleerd.” Volgens het bedrijf willen de olie- en gasbedrijven met een concessie ‘graag een mogelijkheid hebben om kennis en expertise uit te wisselen’. BP merkt op dat het ministerie het instellen van een werkgroep met kennisinstituten en bedrijven ‘als overbodig’ ziet.
102 KNMI. Aardbevingen en mijnbouwkundige activiteiten, bijdrage aan de workshop geïnduceerde aardbevingen op 7 november 2000.
103 Technische Commissie Bodembeweging. Verslag van de 29e vergadering, 6 november 2001.
104 Technische Commissie Bodembeweging. Verslag van de 29e vergadering, 6 november 2001.