3 minute read

Feitenreconstructie 1959-2012

De vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken benadrukt dat de inbreng van mijnbouwbedrijven ‘onmisbaar’ is en dat het ministerie niet tegen een werkgroep is. Deze werkgroep zou wel los moeten staan van de Tcbb, omdat dit een onafhankelijke commissie is.105

Technisch Platform Aardbevingen gaat van start

Het grootschalige onderzoeksprogramma dat Haak onder regie van de Tcbb voorstelt komt er niet. Het is onduidelijk waarom dit niet tot stand komt. Wel starten de olie- en gasbedrijven op 25 juni 2002 het Technisch Platform Aardbevingen, waarin ze het onderzoek naar de gaswinning willen bundelen. Met onderzoekers van de NAM, BP, TotalFinaElf, Clyde Petroleum Exploratie106, het KNMI, TNO-NITG, Shell en de TU Delft, en SodM in de rol van secretaris (die wordt vervuld door Hans Roest), is de samenstelling in vergelijking met de werkgroep Aardbevingen nagenoeg ongewijzigd.

De positie van het ministerie van Economische Zaken is bij de oprichting van het platform nog niet duidelijk, omdat het een initiatief van de bedrijven zelf is. De bedrijven en kennisinstituten maken uit de reactie van het ministerie op dat het ministerie zich formeel niet wil committeren aan het platform. Een vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken schuift uiteindelijk wel bij de vergaderingen aan.

Seismoloog Hein Haak van het KNMI is voorstander van een gezamenlijk platform, zegt hij bij een vergadering van de Tcbb. Het aantal kennisinstituten in Nederland is klein en de bedrijven hebben volgens hem een ‘klankbord’ nodig. Ook het ministerie van Economische Zaken is positief, omdat ‘door het onderling toetsen van gegevens een openheid bestaat jegens elkaar’. “Dit laatste is een belangrijke stap voorwaarts ten opzichte van vroeger”, aldus het ministerie.107

De doelstellingen van het Technisch Platform Aardbevingen (TPA) zijn drieledig, blijkt uit het verslag van de eerste bijeenkomst op 25 juni 2002.108 Ten eerste willen de leden ‘harmonisatie van de technische aanpak’ van onderzoek naar aardbevingen door gaswinning. Daarnaast willen ze gezamenlijk onderzoek initiëren en ‘gestructureerd’ met elkaar samenwerken om de kennis verder te brengen. Onderzoek binnen het TPA wordt gefinancierd door de industrie. De gaswinningsbedrijven hopen dat ‘onderzoek dat besproken en/of geïnitieerd is in dit platform een bredere acceptatie in de maatschappij zal vinden’. Het derde doel is voorlichting en communicatie. Want, stellen de leden: “Een open en coherente communicatie van de gaswinningsbedrijven (en kennisinstituten) naar het publiek wordt van belang geacht.” Individuele onderzoeken brengen de leden zelf naar buiten. “Bij gezamenlijke onderzoeken worden per geval speciale afspraken gemaakt.”109

Mijnbouwwet vereist een winningsplan met systematisch onderzoek Een belangrijke aanleiding om onderzoek af te stemmen binnen het Technisch Platform Aardbevingen is de eis in de nieuwe Mijnbouwwet om een seismische risicoanalyse te maken bij het winningsplan. In deze analyse moeten bedrijven zoals de NAM ‘op een systematische wijze het risico op bodemtrillingen’ in kaart brengen.

105 Technische Commissie Bodembeweging. Verslag van de 30e vergadering, 4 december 2001.

106 Clyde Petroleum Exploratie is een olie- en gasproducent die sinds 1985 actief is in Nederland en in 2002 is overgenomen door Wintershall.

107 Technische Commissie Bodembeweging. Verslag van de 36e vergadering, 2 juli 2002.

108 Technisch Platform Aardbevingen. Verslag van de 1e bijeenkomst, 25 juni 2002.

109 Onderzoeksraad voor Veiligheid. Inzagetabel – commentaar inzagepartijen op conceptrapport, 18 februari 2015.

“Zo’n risicoanalyse geeft antwoord op de vraag wat in statistische of deterministische termen de risico’s zijn van de aardbevingen in een bepaald gebied”, aldus het verslag van het Technisch Platform Aardbevingen van een bijeenkomst op 25 juni 2002. “Ook wordt aan de maatschappijen gevraagd aan te geven hoe bodembewegingen en eventuele schade beperkt kunnen worden. In een systematische aanpak zal blijken waar kennis-lacunes liggen en welke problemen dus versneld aangepakt moeten worden.”

Het gezamenlijke onderzoek moet uiteindelijk leiden tot een protocol voor het opstellen van de seismische risicoanalyse in het winningsplan. “Gestructureerde samenwerking is wenselijk in verband met het vastleggen van de huidige kennis m.b.t. seismisch risico analyses, (SRA’s) zowel voor tektonische als geïnduceerde aardbevingen”, aldus het verslag. “Als uitvloeisel daarvan is het zinvol een SRA-protocol voor de gaswinningsbedrijven op te stellen omdat de Mijnbouwwet bij elk winningsplan op land een SRA voorschrijft.”

Vooruitlopend op de nieuwe Mijnbouwwet vraagt het ministerie van Economische Zaken aan de bedrijven om een ‘werkplan’ voor de eigen gasvelden. “De overheid vraagt dus aan de operators de eigen verantwoordelijkheid te nemen en de risico’s met betrekking tot bodembewegingen in samenwerking met de kennisinstituten in kaart te brengen.”110

Het platform benadrukt dat een goede afstemming met de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) noodzakelijk is. In de praktijk betekent dit dat twee commissieleden, de hoogleraren Van Veen en Verruijt van de TU Delft, in 2003 en 2004 als gast bij de vergaderingen van het platform aanschuiven. Zij laten in 2003 aan de Tcbb weten dat het platform een ‘hoge kwaliteit’ heeft. Hoogleraar Van Veen valt wel iets op: “De KNMI inbreng kenmerkt zich door een hoog theoretisch gehalte waaruit weinig contact met de realiteit blijkt.”111

In 2005 trekt de Tcbb ‘haar leden terug’ uit het platform, zo blijkt uit het verslag van een platformbijeenkomst op 20 oktober 2004.112 De reden is onduidelijk. Volgens de jaarverslagen van de Tcbb blijven de twee leden wel ‘waarnemer’.

110

111

112

This article is from: