4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
nutsbedrijf is – zoals Geelhoed betoogt – kan een korting op het tarief als staatssteun worden aangemerkt (de jure is Gasunie immers geen nutsbedrijf, want het publieke belang dat zij dient, is niet in een wet vastgelegd; zie ook themahoofdstuk II over het gasgebouw). Gasunie moet zich in de jaren ’80 daarom voor het Europese Hof verdedigen tegen de aantijging dat zij een vorm van ongeoorloofde staatssteun geeft. Het Europese Hof stelt in 1988 dat Gasunie inderdaad door de Staat wordt gedomineerd en dus potentieel staatssteun zou kunnen verstrekken. Desondanks worden de tarieven op dat moment door het Europese Hof wel goedgekeurd. Als gevolg van dit besluit moet Gasunie vanaf dat moment echter wel iedere mutatie van het tuinderstarief expliciet ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorleggen.121
Het gasgebouw, maar met name Gasunie als vermarktingpartij, is meerdere malen benaderd door de Europese Commissie op verdenking van verkeerde prijzen. Zo in het algemeen denk ik dat de meeste mensen dan verwachten dat wij te hoge prijzen rekenden, in de ogen van de Commissie, als de facto monopolist. De werkelijkheid is dat wij alleen maar zijn aangeklaagd door de Europese Commissie omdat zij meende dat wij te lage prijzen in rekening brachten.
Openbaar verhoor George Verberg, 29 juni 2022
Hoogleraar Geelhoed schrijft naar aanleiding van deze rechtszaak een uitvoerig rapport over de mededingingsrechtelijke gevaren voor Gasunie. Geelhoed richt zich hierbij uitsluitend op de rol van Gasunie als verkoper van gas. Begin jaren ’90 wordt echter ook de rol van Gasunie als inkoper problematisch. Gasunie verhoogt in 1991 de marge die zij rekent voor de extra kosten voor de verkoop van gas uit kleine velden. De Norm Inkoopprijs (NIP) wordt verhoogd, maar de prijs voor Groningengas en de prijs voor de zogeheten ‘oude gassen’ blijven gelijk. Bij oude gassen gaat het om aardgas uit gaswinningslocaties die voor de vondst van het Slochterenveld al actief waren: Schoonebeek, Rijswijk, Rossum en Tubbergen.122 Gasunie kan daardoor beschuldigd worden van discriminatie in de inkoopvoorwaarden van het Groningenveld.
Gasunie vraagt in 1991 een andere jurist, hoogleraar Piet Jan Slot (Universiteit Leiden) om deze situatie te onderzoeken. Slot concludeert in zijn rapport dat er geen sprake is van discriminatie ten opzichte van Groningengas, omdat Gasunie en de Maatschap Groningen een ‘economische eenheid’ vormen. Gasunie handelt immers voor rekening en risico van de Maatschap Groningen en dus is er geen sprake van een normale verkoper-klantrelatie. De ‘oude gassen’ zijn daarentegen wel problematisch. Deze contracten stammen uit de tijd van voor 1963. Bij de concessies die in die tijd zijn verleend, was er nog geen sprake van staatsparticipatie in de concessies. Dit zijn dus contracten die Gasunie heeft afgesloten met de
NAM als enige exploitant. Het argument van de ‘economische eenheid’ is in die situatie moeilijk te handhaven.123
In reactie op het rapport van Slot gaan verschillende werkgroepen in het gasgebouw zich in 1992 buigen over deze vraag en worden hierover verschillende (vertrouwelijke) rapporten opgesteld. Shell huurt een eigen jurist in, die de conclusie over de oude gassen niet onderschrijft. Het ministerie laat een contra-expertise uitvoeren door een andere jurist.124 Gezamenlijk komen de aandeelhouders van Gasunie tot een werkgroep onder leiding van ambtenaar Gertjan Lankhorst (op dat moment directeur Olie & Gas bij het ministerie van Economische Zaken). Alle rapporten komen gezamenlijk tot de conclusie dat het idee van economische eenheid (zoals minister De Pous het verwoordde: “als ware het een geïntegreerd bedrijf”) het uitgangspunt moet zijn van de verdediging van Gasunie tegen aantijgingen van kartelvorming. De werkgroep-Lankhorst stelt echter ook vast dat de gedachte van economische eenheid alleen goed te verdedigen is in de context van de transfer van Groningengas, maar dat de oude gassen een belangrijk probleem veroorzaken.125 De oliemaatschappijen zetten zich hier uitdrukkelijk tegen af. Zij zien geen probleem en willen geen wijzigingen in de contracten. Uiteindelijk raakt deze zaak in een impasse.126 De Europese Commissie en andere marktpartijen maken er verder ook geen zaak van.
Gasunie anticipeert op veranderend Europees beleid
De ideeën voor liberalisering van de gas- en energiemarkt krijgen in Europa voet aan de grond met het witboek Towards completion of the internal market for natural gas van de Europese Commissie van 14 juli 1989. Twee jaar later, op 31 mei 1991, vloeit daar een richtlijn uit voort over de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten. Vervolgens ontstaat in Europa discussie over third party access: toegang van derden tot het transportnetwerk De eerste interne marktrichtlijn van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) dateert van maart 1992. Deze wordt dan echter nog niet vastgesteld. Hierin komt wel nadrukkelijk naar voren wat de drie belangrijkste pijlers van de vrije interne gasmarkt zijn waar de EEG naartoe wil:
• Third Party Acces (TPA: toegang van derden tot het transportnetwerk);
• unbundling (splitsing van netwerk- en transportdiensten en het goed dat verkocht wordt);
• vrijheid voor producenten om te leveren aan wie ze willen.
Nederland is actief in het Europese debat over de liberalisering van de energiemarkt en de aardgasmarkt. In 1992 doet directeur-generaal Stan Dessens hiervan verslag aan de minister van Economische Zaken. In een notitie schetst hij een overzicht van de stand van zaken van het overleg op EEG-niveau over liberalisatie van de aardgas- en elektriciteitsmarkt. Uit zijn notitie blijkt dat een meerderheid (Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië, Denemarken, Ierland, Griekenland en Nederland) weerstand biedt tegen het idee dat TPA, unbundling en productievrijheid cruciaal zijn om het Europese energiebeleid vorm te geven. De belangrijkste voorstander van liberalisering lijkt het Verenigd Koninkrijk te zijn. Dit land heeft de eigen markt
123 EBN. Interne briefing inzake de rapporten Slot & Lankhorst, 18 september 1992.
124 Buruma, Maris, Scheer, Van Solkema [advocaten, belastingadviseurs, notarissen]. Brief aan EBN met definitieve tekst van het Memorandum inzake Europees mededingingsrechtelijke aspecten van de organisatie van de gaswinning in Nederland, 20 juli 1993.
125 Shell. Notitie inzake het rapport van de commissie Lankhorst, 7 september 1992.
126 ExxonMobil. Presentatie inzake bespreking Nederlands gasgebouw, 15 september 2000.