
3 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
Shell en Esso lieten elkaar niet los. Ja, misschien twee of drie keer, in ieder geval één keer […]. Dat was bij het goedkeuren van het importcontract met Rusland.
Openbaar verhoor George Verberg, 29 juni 2022
Advertisement
Volgens Verberg heeft dit te maken met de strategische overwegingen van Esso en de positionering van zijn aardgas op een liberaliserende markt.
Als je heel veel gas hebt dat je nog moet verkopen en je zit inmiddels in een zich langzamerhand liberaliserende energiemarkt, zit je er niet op te wachten dat jouw afzet voor 4 miljard per jaar wordt ingenomen door gas uit Rusland. […] Het paste niet of minder goed in de strategische overwegingen in Esso
Openbaar verhoor George Verberg, 29 juni 2022
Het compromis van de partijen is dat import van Russisch gas niet ten koste mag gaan van binnenlandse productie, maar gedekt moet worden door additionele export. Meer import van aardgas betekent in deze filosofie dus ook meer export door binnenlandse productie. Daarbij is de timing van de leveringen uit Rusland van belang. In een presentatie aan de Adviescommissie van Aandeelhouders (AvA) van Gasunie spreekt de directie van Gasunie in dit kader over de voordelen van de import van aardgas van Gazprom vanaf 2005, omdat dit perfect samenvalt met de start van de exportverlening in 2006.137 Het zekerstellen van de exportverlening wordt daarmee door de oliemaatschappijen als een randvoorwaarde gesteld voor het afsluiten van het Gazpromcontract.
Op deze manier ontstaat een interessante driehoek tussen import, export en het kleineveldenbeleid. Het afsluiten van langetermijnexportcontracten is een belangrijke stimulans voor het kleineveldenbeleid, omdat daarmee afzetgaranties voor de lange termijn zijn gewaarborgd. Als bovendien de importstroom met de exportstroom in evenwicht blijft, kan het Nederlandse productieniveau op 80 miljard kubieke meter per jaar gewaarborgd blijven. Dit compromis is uiteindelijk naar tevredenheid van alle partijen in het gasgebouw.
Het compromis tussen Gasunie en de oliemaatschappen over het importcontract met Gazprom is dus uiteindelijk een stimulans om de export naar het buitenland te vergroten en tegelijkertijd een middel om het kleineveldenbeleid zo lang mogelijk te kunnen verlengen. In dezelfde tijd dat de Derde Energienota verschijnt (1995), neemt minister Wijers ook andere maatregelen om het mijnbouwklimaat in Nederland verder te stimuleren. De minister bepaalt in 1995 dat de willekeurige afschrijving (een belastingmaatregel die inhoudt dat producenten zelf bepalen hoe en wanneer zij een bedrijfsmiddel afschrijven) door concessiehouders op het continentaal plat kan worden toegepast (Staatscourant 1995, 123). Met deze regel wordt het fiscaal aantrekkelijker om velden op zee in productie te brengen.
Gasunie ontpopt zich als tussenhandelaar van aardgas op de internationale markt De deal met Gazprom hangt duidelijk samen met de wens van Gasunie om een stevige positie te behouden op de Europese markt voor aardgas. In het Plan van Gasafzet van 1996 stelt Gasunie dat zij actief wil inspelen op commerciële mogelijkheden op de exportmarkt.138 Daaraan koppelt zij nu ook de noodzaak van additionele inkoop van gas. Gasunie wordt daarmee steeds meer een tussenhandelaar van aardgas op de internationale markt. In het begin van de jaren ’90 verkent Gasunie daarom ook de mogelijkheid om extra gas te exporteren naar Oost-Europa, een markt die vrijkomt na de val van de Berlijnse Muur en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en Hongarije komen allemaal in aanmerking, waarbij wel de vraag wordt gesteld of dit buiten Rusland om kan. Ambtenaren van het ministerie van Algemene Zaken uiten hun zorgen over het mogelijk “in de wielen rijden” van het economische herstel van Rusland als delen van de Russische afzetmarkt in Oost-Europa worden overgenomen door West-Europese partijen.139 Oost-Duitsland levert daadwerkelijk een grotere afzetmarkt voor Gasunie op, maar verder breidt Gasunie haar activiteiten niet uit naar Oost-Europa. Uiteindelijk komt eind jaren ’90 vooral Polen nadrukkelijk in beeld als nieuw exportgebied. Gasunie komt daar tot een deal om Russisch gas door te verkopen door er flexibiliteitsdiensten aan toe te voegen. “Dergelijke overeenkomsten zijn voor de Nederlandse gasreserves neutraal, terwijl er voor Gasunie interessante inkomsten tegenover staan.”140 Ook bij dit project is Shell voorstander en Esso tegenstander.141 Uiteindelijk gaat deze deal niet door.
De verandering die Gasunie in de jaren ’90 doormaakt door actief op zoek te gaan naar commerciële kansen in het buitenland, weet Het Financieele Dagblad kernachtig te omschrijven: “Monopolist Gasunie speelt opeens het liberaalste jongetje van de klas”.142
De verhoogde export in de jaren ’90 zorgt ook voor hogere inkomsten voor de Staat. In dit geval wijkt het kabinet echter af van het principe dat de aardgasbaten altijd direct in het saldo vloeien. De verhoogde inkomsten uit de export in de jaren ’90 worden gereserveerd voor het Fonds Economische Structuurversterking (FES). In paragraaf 2.5.2 wordt het FES nader toegelicht.
2.3.2 Ondergrondse opslag als oplossing voor capaciteits- en inpassingsproblemen
Studies leiden tot plannen voor ondergrondse gasbergingen
Door het bij voorrang produceren van gas uit kleine velden is de voorspelling dat het aandeel van niet-Groningengas in het aanbod van Gasunie steeds groter wordt. In relatie met de afnemende druk in het Groningenveld leidt dit in de jaren ’80 en begin jaren ’90 tot capaciteitsen inpassingsproblemen, zoals wordt toegelicht in hoofdstuk 1 (zie tekstkaders 1.13 en 1.16 in hoofdstuk 1). De druk en de capaciteit van het Groningenveld kunnen zozeer afnemen,
138 Gasunie. Plan van Gasafzet 1996.
139 Ministerie van AZ. Notitie aan minister-president Kok over Common Area en gasexport, 13 februari 1992.
140 Ministerie van EZ. Notitie aan de minister inzake bezoek aan Gasunie op 16 februari 1999.
141 EBN. Aanvullend commentaar t.b.v. CvG-vergadering, 2 februari 1999.
142 Financieele Dagblad (17 maart 2000), p. 7.