
4 minute read
Feitenreconstructie 1959-2012
gevallen waarinj gedupeerden en de mijnbouwonderneming het onderling niet eens worden. Het college van GS vindt dat belangrijk omdat schademelders een moeilijke uitgangspositie hebben. Het is nu immers aan hen om aan te tonen dat een beving veroorzaakt is door gaswinning. Bij omkering van de bewijslast moet de mijnbouwonderneming kunnen aantonen waarom de onderneming niet verantwoordelijk is voor de schade, in plaats van dat degene die de claim indient moet aantonen dat de onderneming wél verantwoordelijk is.173
Zowel de NAM als het ministerie van Economische Zaken reageren afwijzend op de wensen van het college van GS en keren zich per brief aan het college tegen het instellen van een schadefonds en omkering van de bewijslast.174 Directeur-generaal Stan Dessens schrijft in oktober namens minister Wijers dat het ministerie van mening is dat de concessionaris (de NAM) verantwoordelijk is voor de veroorzaakte schade (op basis van het Burgerlijk Wetboek) en dat het ingestelde schadeafhandelingsproces van de NAM in de praktijk naar behoren functioneert. Ook de NAM overweegt geen schadefonds. Verder ligt omkering van de bewijslast volgens de NAM niet voor de hand, want schade aan gebouwen kan “aan tal van uiteenlopende oorzaken en omstandigheden worden toegeschreven”.175
Advertisement
In december 1994 brengen de geologen van het Onafhankelijk Geologen Platform een bezoek aan het ministerie van Economische Zaken. Ook zij vragen bij directeur-generaal Dessens aandacht voor de tekortkomingen van het schadeproces. De geologen vinden het onjuist dat de NAM de schade-expert betaalt die bepaalt of schademelders een vergoeding ontvangen:
“Daarmee is de onafhankelijkheid in het geding”. Ze wijzen Dessens er bovendien op dat de meeste schade-experts niet in staat zijn om schades goed te beoordelen, omdat de experts geen ervaring hebben met het vaststellen van bevingsschade. “Het Onafhankelijk Geologen Platform pleit voor een schadefonds, dat door de overheid wordt beheerd. De beoordeling van de schade zou overgelaten moeten worden aan een onafhankelijke commissie, zoals het Onafhankelijk Geologen Platform”, zo staat in het verslag. Dessens ziet niets in het instellen van een schadefonds door het ministerie van Economische Zaken, naar eigen zeggen omdat het ministerie als beheerder van zo’n fonds al snel ‘verdacht’ zou zijn. In plaats daarvan wil hij vasthouden aan de bestaande procedure.176
Een week na het bezoek van het Onafhankelijk Geologen Platform aan het ministerie van Economische Zaken schuift Dessens als regeringsvertegenwoordiger aan bij de vergadering van het College van Beheer Maatschap (CBM). Het is de eerste keer dat schade veroorzaakt door ‘bodemtrillingen’ als thema aan bod komt tijdens een vergadering van het college. In de notulen staat dat Dessens de vraag opwerpt of het mogelijk is om het schadeproces een ‘neutraler karakter’ te geven. Hij wijst erop dat gedupeerden niet het gevoel hebben dat zij objectief worden behandeld, mede omdat de NAM na een schademelding zelf een schadeexpert aanwijst die de melding beoordeelt. Volgens Dessens roepen sommigen daarom op tot omkering van de bewijslast. De directeur van de NAM, Henk Dijkgraaf, zegt toe dat hij zal onderzoeken of het mogelijk is om het schadeproces neutraler te maken.177
173 Provincie Groningen. Brief van college van Gedeputeerde Staten aan minister van EZ, 13 september 1994.
174 Ministerie van EZ. Brief van directeur-generaal aan college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen inzake aardbevingen in Noord-Nederland, 27 oktober 1994; NAM. Brief aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen inzake aardbevingen in Noord-Nederland, 2 november 1994.
175 NAM. Brief aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen inzake aardbevingen in Noord-Nederland, 2 november 1994.
176 Ministerie van EZ. Verslag van het overleg met het Onafhankelijk Geologen Platform, 7 december 1994.
Begin 1995 komt de NAM in een brief aan het CBM terug op deze toezegging. Dijkgraaf is inmiddels als directeur van de NAM opgevolgd door Jan Oele. In de brief schrijft Oele dat de NAM, net zoals het ministerie van Economische Zaken, suggesties om de bewijslast om te keren of een schadefonds in te stellen afwijst. In plaats daarvan werkt de NAM samen met lokale overheden aan een ‘publiciteitscampagne’ om inwoners te informeren over het schadeproces. Met het schadeproces zelf is volgens de NAM niets mis. Oele wijst erop dat de NAM alle schademeldingen die binnenkomen serieus behandelt. De beoordeling van de schade ligt in de handen van onafhankelijke bouwkundige experts. Daarnaast is volgens Oele de lijn dat de NAM bij twijfel coulant handelt. Ook mogen gedupeerden contra-expertiseonderzoek laten uitvoeren en als dit onderzoek andere uitkomsten oplevert, dan vergoedt de NAM de kosten ervan. De NAM gaat er op voorhand van uit dat bodemtrillingen die zich voordoen, veroorzaakt worden door aardgaswinning. Tegelijkertijd stelt Oele in zijn brief echter dat nog niet wetenschappelijk is vastgesteld dat aardgaswinning bodemtrillingen veroorzaakt en ook niet dat deze trillingen vervolgens schade veroorzaken aan ‘roerende of onroerende goederen’.178
Inwoners krijgen een informatiefolder
Ondertussen heeft de briefwisseling tussen het college van Gedeputeerde Staten (GS) van Groningen en de NAM geleid tot een overleg tussen beide partijen in december 1994. In dit overleg stelt de Groningse gedeputeerde Bertus Fennema vast dat de ideeën voor een schadefonds en omkering van de bewijslast onvoldoende steun krijgen van de NAM. Het college van Gedeputeerde Staten legt zich hierbij neer omdat voor zover bekend is, er ‘nog geen of weinig schade is’. Over de omkering van de bewijslast zegt de NAM dat daar ‘in feite toch enigszins sprake van’ is omdat de NAM uitgaat van een oorzakelijk verband tussen de gaswinning en bevingen (tenzij blijkt dat een trilling een bovengrondse of andere ondergrondse oorzaak heeft, zoals zoutwinning).179 Het moge duidelijk zijn dat dit niet is wat het college voor ogen heeft bij het omkeren van de bewijslast.
Nu de omkering van de bewijslast en het schadefonds onhaalbaar blijken, zetten de provincies Groningen en Drenthe in plaats daarvan in op het uitbrengen van een informatiefolder om bewoners beter te informeren over de gaswinning en bevingen. Ook moet de folder een uitleg bevatten over de manier waarop mensen hun schade kunnen melden. Gedacht wordt aan het bijsluiten van een schadeformulier. Onnodig vindt de NAM: in de pers is al voldoende aandacht voor de bevingen. “Bij de NAM is men overigens van mening dat het voldoende is instanties als gemeenten, waterschappen en de politie te informeren. De NAM is namelijk wat huiverig wat betreft het op brede schaal informeren van het publiek over de mogelijkheid schade te kunnen claimen, omdat daar een aanzuigende werking van kan uitgaan”, zo is in het verslag te lezen.180 Schadeformulieren zullen een ‘psychologisch effect’ hebben. Gedeputeerde Fennema zegt het
177 College van Beheer Maatschap. Notulen van 274e vergadering van het College van Beheer Maatschap, 15 december 1994.
178 NAM. Brief van directeur aan het College van Beheer Maatschap inzake schadeafhandeling en bodemtrillingen, 22 februari 1995.
179 Provincie Groningen. Brief van college van Gedeputeerde Staten Groningen aan NAM, 13 januari 1995 met als bijlage een verslag van het overleg van 12 december 1994 tussen de NAM en de provincies Groningen en Drenthe.
180 Provincie Groningen. Brief van college van Gedeputeerde Staten Groningen aan NAM, 13 januari 1995 met als bijlage verslag van het overleg van 12 december 1994 tussen de NAM en de provincies Groningen en Drenthe.