4 minute read

Leren-op-de-werkvloer

c. Situatie 2:

d. Situatie 3:

e. Bespreek je antwoorden met iemand die je en die jou goed kent. Dit kan een klasgenoot, een docent, een stagebegeleider of iemand anders zijn. Pas je antwoorden eventueel aan. f. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.

Het evalueren van je eigen functioneren is erg lastig. Vaak helpt het als je een collega, je leidinggevende of een van de gasten vraagt om informatie. Een andere persoon kan namelijk vaak beter aangeven wat jij goed en minder goed doet. Ook kan een ander je helpen bij het formuleren van je leerdoelen en het kiezen van een aanpak.

Collega’s en andere deskundigen kunnen je goed helpen bij het verbeteren van je functioneren. Ook kunnen ze het goede voorbeeld geven. Je kijkt dan als het ware af hoe het moet. Een cursus volgen of informatie in boeken of op internet opzoeken, zijn ook manieren om te leren. Maar vaak is ‘doen’ de beste leeraanpak. Op de werkvloer ga je aan de slag om het beter of anders te doen. Je probeert uit en oefent in de praktijk.

Er zijn verschillende manieren om te leren op de werkvloer: • leren van een mentor/buddy • leren van een instructie • leren door te doen • ervaringen delen met collega’s • e-learning.

Leren van een mentor/buddy

Een mentor of buddy begeleidt jou bij het leren. Meestal is je mentor een collega met veel ervaring. De mentor legt steeds uit wat je moet doen en hoe je dat moet doen. Hij doet het werk voor en hij laat je meekijken en oefenen. Als je vragen hebt, kun je die aan hem stellen. De mentor zal je steeds meer zelf laten doen totdat je al je werk zelfstandig kunt uitvoeren.

Leren van een instructie

Je collega of leidinggevende kan jou een instructie geven. Je krijgt dan uitleg. Daarna doet je collega het voor. Daarna mag jij het nadoen. Je collega blijft erbij staan en geeft af en toe tips.

Leren door te doen

Als je iets nieuws moet leren op je werk, moet je het soms maar gewoon gaan doen. Je leidinggevende kan jou dan een soort proefopdracht geven.

Ervaringen delen met collega's

Je kunt veel leren van je collega’s. Dat kan door ervaringen met elkaar te delen. Je leidinggevende kan hier tijdens het werkoverleg ruimte voor geven. Elke collega vertelt dan kort hoe het met zijn werk gaat. Wat gaat goed? Wat gaat minder goed? Door hier samen over te praten leer je van elkaars ervaringen. Ook kun je elkaar tips geven.

E-learning

Organisaties kunnen hun medewerkers e-learning aanbieden. E-learning is leren via de computer. In het e-learningprogramma staan leerteksten, afbeeldingen, animaties, opdrachten en instructiefilmpjes. Soms moet je na het volgen van e-learning ook een toets maken.

Opdracht 14 Leren op de werkvloer

a. Wat is een mentor? een persoon die controleert of je je taken goed uitvoert een persoon die je begeleidt bij het leren een persoon die je beoordeelt tijdens je werk een persoon die leiding geeft op je werk

b. Wat doe jij liever? Leren met een mentor, of leren door doen? Leg je antwoord uit.

c. Je kunt ook leren van een instructie. Wat is de juiste volgorde van de instructie die Terence aan Linda geeft?

Terence doet de taak voor.

Linda oefent de taak.

Linda voert de taak uit.

Terence geeft tips.

Terence legt de taak uit.

d. Welke taak zou je kunnen leren door te doen? de gymtoestellen opruimen een computer repareren e-mail sturen naar een gast ijsjes maken

e. Waarom deze taak en de andere niet?

Opdracht 15 Leren op de werkvloer in praktijk

Lees de volgende situaties:

Situatie 1

Sjors wil leren hoe je een softijsje maakt. Zijn leidinggevende zegt: ‘Ga het maar gewoon doen. Maak maar zes proefijsjes.’ De eerste twee ijsjes mislukken, maar daarna gaat het steeds beter.

Situatie 2

Juliëtte geeft een instructie aan Bodil. De instructie gaat over het plaatsen van een reservering in het systeem. Juliëtte legt uit hoe het reserveringssysteem werkt en hoe je een nieuwe reservering kunt noteren. Juliëtte doet het voor. Bodil kijkt goed wat Juliëtte doet.

Situatie 3

Willem gaat werken bij de informatiebalie en mag met Evert meelopen. De eerste werkdag hoeft Willem niets zelf te doen. Hij kijkt hoe Evert het werk doet. Evert legt steeds uit wat hij doet en waarom. Op de tweede werkdag mag Willem het werk zelf proberen. Evert blijft steeds bij hem. Als het niet goed gaat, grijpt hij in. Na een week kan Willem het meeste werk zelf. Als hij het even niet meer weet, vraagt hij Evert om hulp.

Geef van deze situaties aan welke manier van leren toegepast wordt. a. Situatie 1:

c. Situatie 3:

Opdracht 16 Leren op je stage

Op school leer je wel hoe je bepaalde handelingen moet doen. Maar in de praktijk komen er andere leerpunten bij. Je leert omgaan met je collega’s, je leert prioriteiten stellen wanneer er bijvoorbeeld iemand ziek wordt en je planning verandert. Ook leer je bijvoorbeeld omgaan met ouders van kinderen die aan de activiteiten deelnemen. Soms zijn ze heel vriendelijk, maar ze kunnen ook kritisch zijn. Op school is het niet zo makkelijk om te leren hoe je daarmee om moet gaan.

Hoe leer jij op jouw stage of je werkplek? Beschrijf drie voorbeelden waarbij je iets leerde op je stage of werkplek wat je niet (of niet zo makkelijk) op school kunt leren: • Om welke situatie ging het? • Wat gebeurde er? • Wat leerde je daarvan? • Waarom kun je dat niet (of niet zo makkelijk) op school leren?

Als je zelf geen ervaring hebt opgedaan met deze situaties, interview dan een collega of medewerker op school, op de stage of op je werkplek. a. Situatie 1:

b. Situatie 2:

This article is from: