2 minute read

2.4 Analyseren-van-de-beginsituatie-(theorieopdracht

a. Bedenk twee voorbeelden uit de praktijk waar je de wisselwerking tussen beginsituatie en doelstelling terug ziet komen. b. Vergelijk jouw voorbeelden met die van een aantal medestudenten.

Opdracht 9 Wisselwerking tussen de beginsituatie en de evaluatie (theorieopdracht) Plaats van de beginsituatie in het didactisch model. Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Maak elkaar duidelijk dat er een wisselwerking is tussen de beginsituatie en de evaluatie. b. Bedenk voor jezelf een voorbeeld uit de praktijk die deze wisselwerking duidelijk maakt. c. Vergelijk jouw voorbeeld met die van je groepsgenoten. 2.4 Analyseren van de beginsituatie (theorieopdracht) Je kunt als lesgever drie dingen doen om het beginniveau van de SB-deelnemers in kaart te brengen, namelijk: • observeren • vragen stellen • specifieke middelen inzetten. Observeren Een veelgebruikte manier om de beginsituatie te inventariseren is het observeren van een groep of een individu. Observeren is doelgericht waarnemen en ordenen van de verkregen informatie. Door te observeren krijg je als lesgever waardevolle informatie over de groep en de groepsleden. Na de observatie zal er ook een bepaalde registratie moeten plaatsvinden. Je moet de informatie die je verkregen hebt opschrijven. Je maakt dan een overzicht, waarin je aangeeft wat de beginsituatie is. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS

Vragen stellen

Naast observeren kun je ook mensen vragen naar gegevens die je nodig hebt voor het bepalen van de beginsituatie. Hierbij moet je denken aan andere trainers, SB-deelnemers en andere personen die betrokken zijn bij de groep aan wie je moet lesgeven. Deze personen kunnen je waardevolle informatie over de beginsituatie verschaffen. Het stellen van vragen levert je ook informatie op over wat de SB-deelnemers allemaal weten en of ze inzicht in bepaalde zaken hebben. Specifieke middelen inzetten Als je een meer gedetailleerde en specifieke beginsituatieanalyse wilt maken, kun je daarvoor ook meer specifieke middelen gebruiken (bijvoorbeeld tests). Opdracht 10 Uitwerken van de beginsituatiefactoren (theorieopdracht) Analyseren van de beginsituatie. De beginsituatiefactoren zijn: • beginsituatie van de groep • beginsituatie van de individuele SB-deelnemer • beginsituatie van de lesgever • beginsituatie van de randvoorwaarden. a. Werk de vier beginsituatiefactoren uit. Geef van iedere beginsituatiefactor twee of drie onderdelen. b. Vergelijk jouw uitwerking met die van een aantal medestudenten. Probeer samen alle onderdelen van de vier beginsituatiefactoren te benoemen. Opdracht 11 Beginsituatie beschrijven (praktijkopdracht) Analyseren van de beginsituatie. Ga uit van een praktijksituatie van jou als sport- en bewegingsleider. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS a. Beschrijf de beginsituatie van je eigen team, van een team of groep waarbij je stage loopt of van (een deel van) je eigen klas.

This article is from: