10 minute read
11.8 Verdiepingsstof---Het-belang-van-evalueren
Het belang van evalueren
• vaststellen of de beoogde doelen zijn behaald • vaststellen of het plan volgens de verwachtingen werkte • om verantwoording af te leggen aan collega’s, leidinggevende en/ of de cliënt • om de kwaliteit van het werk te verbeteren • om het eigen handelen te verbeteren. Systematisch evalueren wil zeggen dat je • vooraf aan de uitvoering product en proces evaluatievragen hebt opgesteld • vooraf hebt vastgelegd wanneer je evalueert • vooraf hebt vastgelegd met wie je evalueert • aan de hand van de evaluatiegegevens conclusies kunt trekken en ook weet wat je met die conclusies moet doen. Het belang van tussentijds evalueren • Je kunt tussentijds bijstellen. • Je kunt je proces beter in de gaten houden. • Je kunt tussentijds je doelen bijstellen. Evalueren doe je door middel van een product- en procesevaluatie • productevaluatieDe productevaluatievragen zijn gericht op het resultaat zelf, op de doelen die je vooraf gesteld hebt. • procesevaluatieDe procesevaluatievragen zijn gericht op de manier waarop je het resultaat hebt bereikt. Trek tot slot ook nog een conclusie: • Heb je het doel bereikt of blijft (een deel van) het doel staan. 11.9 Verdiepingsstof - Leerlingvolgsysteem Een leerlingvolgsysteem (LVS) bestaat uit toetsen die op vaste momenten in het jaar afgenomen worden. De toetsen zijn niet door de school ontwikkeld. Ook zijn ze niet ontwikkeld door uitgevers van de diverse methoden. De toetsen staan daar los van. De toetsen zijn genormeerd. Dat wil zeggen dat op basis van experimenteren, vooraf vaststaat wanneer een leerling de toets gehaald CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS heeft. Zo kan een spellingstoets bestaan uit twintig woorden. De norm is 80%, dat wil zeggen dat je zestien woorden goed moet hebben. Alle leerlingen van verschillende scholen krijgen dezelfde toetsen op hetzelfde moment. Zo kan
landelijk een objectief beeld van de vorderingen ontstaan. De toetsen van het LVS toetsen wat de leerlingen beslist moeten beheersen. Uitval op een toets van het LVS leidt altijd tot maatregelen vanuit de zorg.
Leerlingvolgsystemen in het bewegingsonderwijs: • Beleves, leerlingvolgsysteem gebaseerd op de leerlijnen en tussendoelen uit het Basisdocument Bewegingsonderwijs • Bewegen en spelen, het leerlingvolgsysteem van de methode Basislessen bewegingsonderwijs.
Het leerlingvolgsysteem van Planmatig bewegingsonderwijs wordt hier niet besproken, maar dat bestaat wel. Deze methode kent insteekkaarten voor zowel een groepsrapportage als individuele rapportage. De methode‘Bewegen samen regelen’ sluit aan bij het leerlingvolgsysteem Beleves. Door het leerlingvolgsysteem is de motorische ontwikkeling van een kind op de basisschool goed te volgen.
Beleves
Beleves is redelijk gebruiksvriendelijk en afgestemd op het Basisdocument Bewegingsonderwijs. De cd-rom is te bestellen bij het Jan Luiting Fonds, het studie- en publicatiefonds van de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO). Met het systeem kun je de afzonderlijke groepen én individuele leerlingen beheren. Aan de hand van de resultaten kun je bepalen of je specifieke maatregelen moet nemen, zoals het volgen van steunlessen of motorische remedial teaching.
Bewegen en spelen
Het leerlingvolgsysteem Bewegen en spelen is ontwikkeld om de bewegingsen spelontwikkeling van kinderen van 2 tot en met 16 te kunnen observeren en registreren. Het vaardigheidsniveau van het kind kun je met behulp van registratieformulieren in kaart brengen. Op deze manier ontstaat er inzicht in de vooruitgang en eventuele stagnatie van de ontwikkeling van kinderen. Er bestaan individuele formulieren en groepsformulieren. De motorische ontwikkeling loopt van 2 tot en met 16 jaar en kent verschillende niveaus. Het laagste niveau (2 jaar) is niveau -1, gevolgd door niveau 0 (3 jaar) en eindigend met niveau X (13 tot en met 16 jaar). Vanaf 13 jaar neemt het niveau dus niet meer toe. De niveaus lopen in feite gelijk op met de groepen van de basisschool. Niveau 1 geeft het vaardigheidsniveau aan wat door 80% van de kinderen uit groep 1 beheerst wordt. In feite wordt er op deze manier voor elk kind uit elke groep een norm of ondergrens aangegeven. Zo kan 80% van de kinderen uit
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
groep 3 tien seconden op één been staan en moet je daar als 6-jarige dus in feite aan voldoen, anders is er sprake van een achterstand in de motorische ontwikkeling en kom je mogelijk in aanmerking voor extra zorg (MRT).
Het leerlingvolgsysteem bestaat uit vier onderdelen: 1. motorische vaardigheid 2. spelinzicht 3. gedrag in spelsituaties 4. kleinmotorische vaardigheid (schrijven).
11.10 Verdiepingsstof - Shuttleruntest De shuttleruntest (ook wel piepjestest genoemd) is een wetenschappelijk onderbouwde test die inmiddels door miljoenen mensen over de hele wereld is gelopen. Op eenvoudige wijze wordt het uithoudingsvermogen (UHV) getest door tussen twee lijnen heen en weer te lopen die op twintig meter afstand van elkaar gelegen zijn. Korte uitleg • Je loopt heen en weer tussen twee lijnen op twintig meter afstand. • Piepjes op de cd bepalen wanneer je bij de lijn moet keren. • De snelheid wordt elke minuut verhoogd. Dit heet een trap. • Deze trappen krijg je te horen op de cd, zo kan je je niveau bepalen. • Op het moment dat je het niet meer volhoudt, onthoud je de laatst genoemde trap op de cd. Uitgebreide uitleg shuttleruntest De loopsnelheid van de deelnemers wordt bepaald door het interval tussen twee geluidssignalen, waarbij de signalen worden aangeboden met behulp van de shuttleruntest cd. De hardloopsnelheid wordt elke minuut verhoogd door het interval tussen de geluidssignalen te verkorten. De deelnemer moet gelijkmatig lopen, dat wil zeggen niet langzamer, maar ook niet sneller dan het door de geluidssignalen aangegeven tempo. Dus precies tijdens het geluidssignaal van de cd bij de lijn. Het keerpunt is de twintigmeterlijn. Aantikken van deze lijn met één voet is voldoende. Het keerpunt dient met een zo kort mogelijke draai gemaakt te CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS worden en de deelnemers moeten in een rechte baan tussen de twee twintigmeterlijnen lopen.
Als de deelnemer voor het geluidssignaal de twintigmeterlijn heeft bereikt, moet hij doorlopen en zijn tempo dusdanig aanpassen, zodanig dat hij bij het volgende geluidssignaal weer op tijd de twintigmeterlijn heeft bereikt. Hij mag dus niet stilstaan, maar zal zijn tempo moeten verminderen.
Als de deelnemer de twintigmeterlijn nog niet bereikt heeft bij het geluidssignaal, moet hij doorlopen en de twintigmeterlijn alsnog aantikken. Tevens dient de deelnemer ervoor te zorgen dat hij bij het volgende geluidssignaal de andere twintigmeterlijn wel weer heeft bereikt.
De test is voor de individuele deelnemer afgelopen indien: • de deelnemer zelf opgeeft • de deelnemer in twee opeenvolgende keren bij het geluidssignaal de twintigmeterlijn op meer dan drie meter afstand niet heeft gehaald. Dit betekent dat als de deelnemer bij het geluidssignaal de twintigmeterlijn niet heeft gehaald, hij gewoon door mag gaan met de test zolang hij maar niet twee opeenvolgende keren verder dan drie meter van deze twintigmeterlijn af is. De deelnemer dient echter wel de twintigmeterlijn aan te tikken alvorens te draaien. • de deelnemer twee opeenvolgende keren verzuimt de twintigmeterlijn op de voorgeschreven manier aan te raken.
Een deelnemer die de test beëindigt of moet beëindigen moet het parcours verlaten zonder daarbij andere deelnemers te hinderen.
Het resultaat wordt uitgedrukt in trappen, met nauwkeurigheid van een halve trap. Een trap komt overeen met ongeveer één minuut. Het aantal bereikte trappen wordt aangegeven op de shuttleruntest cd. Als behaald resultaat geldt de laatste aangegeven trap op de cd op het moment dat de deelnemer de test beëindigd.
De shuttleruntest is een test die uitsluitend geschikt is voor gezonde personen. Bij twijfel over de gezondheidstoestand mag een deelnemer niet aan de shuttleruntest deelnemen.
Bron: http://shuttleruntest.nl/ CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Bekijk het filmpje over deze verdiepingsstof.
11.11 Begrippen
Betrouwbaarheid
Levert de meting met hetzelfde instrument steeds hetzelfde resultaat op.
Circuitmethode
Meten van het resultaat door de SB-deelnemers een aantal stations/oefeningen af te laten lopen.
Evaluatie-instrumenten Hulpmiddelen om te evalueren (gesprek, vragenlijst, test). Evaluatiemethoden Een (gestandaardiseerde) manier van evalueren. Evalueren Verzamelen van gegevens en conclusies trekken over het resultaat en het verloop van een handeling/proces. Kwalitatieve motorische tests Gestandaardiseerde proef die aangeeft hoe mooi, goed iemand een motorische vaardigheid uit kan voeren. Kwalitatieve productevaluatie Evaluatie van de kwaliteit (hoe mooi, goed) van het resultaat. Kwantitatieve motorische tests Gestandaardisserde proef die aangeeft hoe snel, lang, ver (meetbaar resultaat) iemand een motorische vaardigheid kan uitvoeren. Kwantitatieve productevaluatie Hierbij evalueer je het resultaat in de vorm van een bepaalde afstand of tijd (meetbaar resultaat). PDCA- of kwaliteitscyclus Doorlopen van de stappen plannen, uitvoeren, evalueren en bijstellen. Prestatieproef CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Vaststellen van het resultaat door een standaardopstelling (proef).
Procesevaluatie
De evaluatie van het verloop (van een les of training).
Productevaluatie
De evaluatie van het resultaat (doelen) van een les of training.
Reflecteert Terugkijken op je eigen handelen, hoe jij iets gedaan hebt. Je de vraag stellen wat er bij jou goed of minder goed ging. Vaardigheidstests Instrument dat een beeld geeft van de bewegingsvaardigheid van iemand. Validiteit Meet het instrument echt wat het moet meten.CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
INDEX
A
Aanpakgedrag ............................ 396 Acyclische beweging .................. 432 Analogie leren ............................. 411 Analyseren .................................... 33 Arbeidscurve ............................... 262 Arrangement ............................... 234 Auditieve instructie .................... 386 Automatiseringsfase .................. 427
B
Basisopstelling ........................... 214 Beginsituatie ................................. 31 Beginsituatiefactoren .................. 42 Beroepshouding ......................... 351 Betekenisvol ............................... 254 Betrouwbaarheid ....................... 480 Bewegingscombinaties .............. 427 Bewegingsdidactiek ..................... 17 Bewegingseigenschappen ........... 43 Bewegingsverbindingen ............ 427 Bewegingsverzwaring ................ 427 Bewegingsvormen ...................... 251 Blok (Block) ................................. 147
C
Chassé ......................................... 143 Circuitmethode .......................... 470 Circuitvorm ................................. 207 Coachvorm ................................. 314 Cognitief ........................................ 46 Cognitief leren ............................ 374 Componenten ............................... 74 Concrete ........................................ 34 Consequenties .............................. 56 Cooling-down ............................. 147
Cultuurgroepen .......................... 351 Cyclische beweging .................... 432 D Deelmethode .............................. 273 Deelstructuren ............................ 424 Didactiek ....................................... 16 Didactische hulpmiddelen ......... 323 Didactische werkvorm ............... 294 Differentieel leren ....................... 411 Differentiëren ............................. 232 Distantie ...................................... 353 Doelgecentreerde instructie ...... 389 Doelmatig ................................... 202 Doelstelling ................................... 71 Dosering ...................................... 431 Duurzaamheid ............................ 185 E Empathie ..................................... 352 Evaluatie-instrumenten ............. 460 Evaluatiemethoden .................... 469 Evalueren .................................... 454 Expliciet motorisch leren ........... 409 Extrinsieke feedback .................. 415 F Fair play ........................................ 83 Feedback .................................... 384 Flexibel ........................................ 352 Foutenanalyserende aanpak ..... 396 Foutloos leren ............................. 411 Frequentie .................................. 433 Fysiologisch ................................ 134 CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
G
Geconfronteerd ............................ 75 Gedragsgecentreerde instructie ................................. 388 Gesloten planning ...................... 116 Grofmotorische fase ................... 424
H
Heterogene groep ........................ 48 Homogene groep .......................... 48
I
Impliciet motorisch leren ........... 410 Incidenteel leren ........................ 373 Input ............................................ 383 Instructiekaart ............................ 322 Instructievorm ............................ 309 Instuif ............................................ 80 Intensief ...................................... 202 Intentioneel leren ....................... 373 Intrinsieke feedback ................... 415
J
Jaarplan ...................................... 123
K
Kortetermijndoelen .................... 113 Kortetermijndoelstellingen ......... 85 Kwalitatieve .................................. 94 Kwalitatieve motorische tests .... 481 Kwalitatieve productevaluatie ... 465 Kwantitatief .................................. 94 Kwantitatieve motorische tests .. 481 Kwantitatieve productevaluatie .................... 464
L
Langetermijndoelstellingen ........ 85 Leergang ..................................... 277 Leerstijlen ................................... 383 Leerstrategie ............................... 401 Leervoorstel ................................ 249 Legenda ...................................... 226 Leren ........................................... 368 Lesdeeldoel .................................. 82 Lesdelen ...................................... 207 Lesdoel .......................................... 82 Lichaamshouding ....................... 343
M
Macroplanning ........................... 116 Materiaallijst ............................... 168 Mental rehearsal ......................... 391 Mentale instructie ...................... 387 Mesoplanning ............................. 116 Methode ...................................... 208 Methodiek ................................... 247 Methodische principes ............... 268 MHV-patroon .............................. 396 Microplanning ............................. 116 Middellangetermijndoelstellingen . 85 Modeling ..................................... 351 Momentaanpak .......................... 396 Motivatie ..................................... 348 Motorisch leerproces .................... 43 Motorisch leren ........................... 374
N
Non-verbale communicatie ....... 338
O
Observeren ................................... 39 Oefendoel ..................................... 82 Opdrachtvorm ............................ 309 Open planning ............................ 116 Opstelling .................................... 211 Organisatievorm ......................... 216 Oriëntatiefase ............................. 409 Output ......................................... 384
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
P
PDCA- of kwaliteitscyclus ........... 459 Pedagogisch ............................... 135 Periodeplan ................................ 123 Planmatig werken ........................ 17 Planning ...................................... 113 Presenteren ................................ 331 Prestatieproef ............................. 469 Procesevaluatie .......................... 456 Productblad ................................ 189 Productevaluatie ........................ 456 Protocollen ................................. 176 Psychologisch ............................. 135
R
Rally .............................................. 79 Randvoorwaarden ........................ 53 Reflecteren ................................. 457 Registratiesysteem ..................... 172 Rendement ................................. 260 Resultaatverwachting ................ 398 Rijping ......................................... 368 Rolmodel .................................... 349
S
(Sport)cultuur ............................. 259 Sociaal-affectief ........................... 47 Sociaal-affectief leren ................ 374 Spelvorm ..................................... 315 Sport-BSO ................................... 200 Squattechniek .............................. 84 Subdoelen ................................... 112 Swings ......................................... 143
T
Tactiele instructie ....................... 312 Tactiele of manuele instructie .... 387 Themaplan .................................. 123 Totaalmethode ........................... 275
U
Ultrastabilisatie .......................... 433
V
Vaardigheidstests ....................... 481 Validiteit ...................................... 480 Variatie ........................................ 433 Verbaalritmische ondersteuning ......................... 424 Verbale communicatie ............... 338 Verfijningsfase ............................ 425 Visuele instructie ........................ 386 Vraagvorm .................................. 313 W Warming-up ................................ 133 Wedstrijdecht ............................. 434 Wreeftrap ...................................... 90 Z Zoneverdediging .......................... 84CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS