![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/839b4b2cc20c2b66928688a8813cfe28.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
8 minute read
11.6 Beoordelen-van-het-vaardigheidsniveau
Evaluatie (in te vullen door de student)
Terugkoppeling naar de nieuwe beginsituatie
Minder vertellen, meer voordoen; meer individuele correcties geven; attent zijn op rol van coach tijdens kern 2. Wat betekent dit voor mijn volgende les? 2. Heb ik mijn doel behaald? (Productevaluatie) Tijdens de volgende les is het mogelijk om de doelstelling uit te breiden: het toepassen van de vaardigheid in een wedstrijdsituatie. Aan het einde van de les lukte het vijf van de zes groepjes om de bal tien maal zonder fout in een driehoek over te spelen. Het resultaat van de les is dus positief, de doelstelling is voor 90% behaald. Opdracht 11 Evaluatie en het lesvoorbereidingsformulier (theorieopdracht) Evaluatie en het lesvoorbereidingsformulier. a. Vul voor een gegeven les(deel) de evaluatiekolommen in. b. Bespreek met een medestudent eventuele verbeterpunten voor jouw evaluatie. 11.6 Beoordelen van het vaardigheidsniveau Doel van beoordelen Het beoordelen van het vaardigheidsniveau van de SB-deelnemers is een CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS belangrijke taak van de sportleider. Het is de bedoeling dat de sportleider bij een dergelijke beoordeling de sporters goed voorbereidt. Het is belangrijk dat
je vertelt waarom de SB-deelnemer beoordeeld wordt, op welke manier en wat mogelijke consequenties zijn. Het beoordelen van de sporters kan onder andere gaan om: • meten van de voortgang, bijvoorbeeld in verband met een leerlingvolgsysteem • effect meten van een bepaald trainingsprogramma • het selecteren van beste of meest talentvolle spelers • het toekennen van een certificaat of diploma, zoals een atletiekdiploma of zwemdiploma. Beoordelen en beoordelingsfouten Het correct beoordelen van het vaardigheidsniveau is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een juiste beoordeling moet aan een aantal criteria voldoen: • betrouwbaarheid Levert de beoordeling hetzelfde resultaat op bij herhaalde beoordeling of bij meerdere beoordelaars? • validiteit Heeft het oordeel wel betrekking op dat wat je wilt beoordelen? Stel dat je het zelfvertrouwen van Phil wil beoordelen. Heb je daarvoor wel de juiste indicatoren? • objectief Is het oordeel tot stand gekomen zonder invloed van vooroordelen of persoonlijke gevoelens, voorkeuren? • nauwkeurig, accuraat Is de beoordeling volgens de procedures uitgevoerd? Zijn er geen meetfouten gemaakt? • onafhankelijk De beoordelaar mag geen belang hebben bij het resultaat van zijn beoordeling. De beoordelaar mag niet een bepaalde relatie hebben tot de beoordeelde persoon. Bij het beoordelen van het vaardigheidsniveau komen regelmatig enkele beoordelingsfouten voor. Je bewust zijn van deze veelvoorkomende beoordelingsfouten, kan het effect hebben dat je ze niet of minder maakt. De belangrijkste fouten zijn: • onvolledig of selectief waarnemen Door onvolledige waarneming kun je tot een onjuiste beoordeling komen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • subjectief beoordelen Je neemt te veel je eigen mening of vooroordelen mee in de beoordeling.
• te zwaar mee laten tellen van de eerste indruk of juist de laatste indruk Op het laatst voert een SB-deelnemer een beweging erg goed uit. Dit krijgt dan een te groot aandeel in het eindoordeel. • contrasteffect Als je eerst een aantal slechte SB-deelnemers beoordeelt, valt mogelijk de uitslag voor een gemiddelde SB-deelnemer die daarna komt te hoog uit. • halo-effect Een opvallend positief aspect zorgt voor een te positieve beoordeling van de SB-deelnemer. • horn-effect Een opvallend negatief aspect zorgt voor een te negatieve beoordeling van de SB-deelnemer. Beoordelingsinstrumenten Er bestaan verschillende instrumenten om de vaardigheden van sporters te beoordelen. Deze hulpmiddelen kunnen als volgt ingedeeld worden: 1. vaardigheidstests 2. kwantitatieve motorische tests 3. kwalitatieve motorische tests 4. vragenlijstmethoden 5. observatiemethoden. Vaardigheidstests In strikte zin is het merendeel van deze test geen echte test. Een echte test is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en is valide en betrouwbaar. Valide wil zeggen dat de test meet wat deze moet meten. Een weegschaal is bedoeld om lichaamsgewicht te meten en als je er op gaat staan moet het apparaat dit ook doen en niet je schoenmaat meten. Betrouwbaar wil zeggen dat het apparaat of de test bij herhaalde metingen hetzelfde resultaat geeft. Als je drie keer achter elkaar op de weegschaal gaat staan, moet het gewicht wel ongeveer hetzelfde zijn. Bovendien kent een test een bepaalde normering. Toch zijn vaardigheidstesten prima hulpmiddelen om de voortgang van de SB-deelnemer te meten. Zo kan het zijn dat je om de voortgang van atletiek, turnen of een spelvorm te meten een vast aantal onderdelen hebt bedacht, aan de hand waarvan je de voortgang meet. Binnen het onderwijs gebeurt dit vaak aan de hand van een bepaald leerlingvolgsysteem. Zo kan het CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS vaardigheidsniveau bepaald worden voor leerlijnen als balanceren, springen of werpen. Een zwemdiploma en een atletiekdiploma zijn ook voorbeelden van een vaardigheidstest.
Voorbeeld van een beoordelingsformulier van de leerlijnen
Balanceren
Onderdeel Opmerkingen
54321
Stapt zonder hulp goed op de bank Loopt vlot over de bank Loopt vlot over een bank met hindernissen Loopt vlot over de balk (10 cm) Kan tien tellen op één been staan Kan op schuin vlak goed balanceren Werpen 54321OpmerkingenOnderdeel Rolt een bal tweehandig weg Werpt een bal tweehandig, onderhands Werpt een bal tweehandig, bovenhands Kan een kleine bal goed eenhandig, bovenhands werpen Kan een grote bal goed, eenhandig en bovenhands werpen Kan goed doelgericht werpen Verdiepingsstof - Leerlingvolgsysteem. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Kwantitatieve motorische tests
Zoals de term kwantitatief aangeeft, leveren deze tests een bepaalde score op die aangeeft in hoeverre een leerling een bepaalde vaardigheid beheerst. Het gaat bij kwantitatieve tests over de hoeveelheid, de omvang of de snelheid van de uitgevoerde bewegingsvaardigheden. Zo is ‘9 meter en 18 centimeter stoten met een kogel van 3 kilogram’ een kwantitatief gegeven. Het zegt niets over de al dan niet mooie techniek waarmee de afstand tot stand is gekomen. Deze tests of testonderdelen zijn geschikt voor het beoordelen van de bewegingseigenschappen als kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie. Voorbeelden van kwantitatieve motorische tests • uithoudingsvermogen – shuttleruntest – coopertest. • snelheid – 10 x 5 meter loop (snelheid) – snellevoetentest. • kracht – handknijpkrachttest – verspringen uit stand. • lenigheid – sit-and-reachtest – schouderstretch. • coördinatie – zeshoekobstakeltest – Indiaanse huppel. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Sit-and-reach test. Verdiepingsstof - Shuttleruntest. Kwalitatieve motorische tests Bij deze tests gaat het niet of niet alleen om het eindresultaat, maar vooral om de kwaliteit, om de techniek. Dit is lastiger te beoordelen dan de kwantitatieve tests. Je probeert vast te stellen of iemand zijn techniek van het hoogspringen, de push of het sprongschot verbeterd heeft. Een vergelijking van video-opnames kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Observatiemethoden Je kunt ook een beeld krijgen van de vaardigheden van sporters aan de hand van een observatieschema. Aan de hand van een schema of checklist beoordeel je de vaardigheden van sporters. Meestal werkt deze methode met een beoordelingsschaal, zoals een vijf- of zespuntschaal. Voorbeeld observatiemethode met zespuntschaal 0 = (nog) niet van toepassing 1 = nauwelijks, slecht CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
2 = weinig, onvoldoende
3 = soms, matig
4 = vaak, voldoende
5 = bijna altijd, goed
543210Functies van bewegen Beweegt zich goed voort Kan goed evenwicht bewaren Kan goed rollen Kan goed springen Kan goed klauteren Kan goed zwaaien Dit voorbeeld werkt met een zespuntsschaal. Dat wil zeggen dat de observator zes verschillende scores kan noteren. Het gebruiken van een zespuntsschaal kan al best lastig zijn. Want wat is nu het verschil tussen iemand die onvoldoende kan klimmen en iemand die matig kan klimmen? Omdat dit in sommige gevallen te lastig is, wordt ook vaak met een driepunts- of vierpuntsschaal gewerkt. Een andere mogelijkheid is dat je ergens op een lijn van ‘slecht’ tot ‘goed’ een kruisje moet zetten. Vragenlijstmethoden Sportleiders zullen weinig gebruikmaken van vragenlijsten om het vaardigheidsniveau van de sporters vast te stellen. Toch kan dit in een aantal gevallen zinvol zijn. Vragenlijsten kun je bijvoorbeeld gebruiken bij heel jonge kinderen. De ouders of verzorgers kunnen deze dan invullen. Vragenlijsten zijn CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS ook geschikt voor het beoordelen van gevoelens, zoals zelfvertrouwen, vermoeidheid en lichaamsbeleving. Je kunt de vragen ook mondeling stellen.
In dit geval spreek je over een vraaggesprek of interview. In een vraaggesprek of interview met sporters komt het vaardigheidsniveau aan de orde en kun je dit in overleg beoordelen.
Opdracht 12 Doel van beoordelen (theorieopdracht)
Beoordelen van het vaardigheidsniveau. a. Waarom is het belangrijk dat een sport- en bewegingsleider het vaardigheidsniveau van SB-deelnemers goed kan beoordelen? b. Noem een aantal doelen van het beoordelen van het vaardigheidsniveau. Opdracht 13 Eisen voor een juiste beoordeling (theorieopdracht) Beoordelen van het vaardigheidsniveau. Aan een juiste beoordeling worden de volgende eisen gesteld: • betrouwbaarheid • validiteit • objectief • nauwkeurig, accuraat • onafhankelijk. a. Geef een beschrijving van de eisen aan een juiste beoordeling. b. Geef een voorbeeld van wat dit in de praktijk betekent. Opdracht 14 Beoordelingsfouten (theorieopdracht) Beoordelen van het vaardigheidsniveau. De meest voorkomende beoordelingsfouten zijn: • onvolledig of selectief beoordelen • subjectief beoordelen • eerste indruk en laatste indruk CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • contrasteffect • halo-effect • horn-effect.
a. Geef een beschrijving van de beoordelingsfouten. b. Welke beoordelingsfouten herken je bij jezelf? c. Geef een voorbeeld van wat dit in de praktijk betekent.
Opdracht 15 Beoordelingsinstrumenten (theorieopdracht) Beoordelen van het vaardigheidsniveau. a. Wat zijn de vijf beoordelingsinstrumenten om het vaardigheidsniveau van de SB-deelnemer te beoordelen? b. Geef van deze vijf instrumenten een voorbeeld uit de praktijk. c. Van welk instrument heb jij wel eens gebruikgemaakt? Wat zijn je ervaringen met dit instrument (positief en negatief)? Opdracht 16 Beoordelen van de bewegingseigenschappen (theorieopdracht) Beoordelen van het vaardigheidsniveau. Beschrijf met welke instrumenten of tests je deze bewegingseigenschappen kunt beoordelen: • uithoudingsvermogen • snelheid • kracht • lenigheid • coördinatie. Opdracht 17 Tests in de praktijk (theorieopdracht) Beoordelen van het vaardigheidsniveau. Filmpje - Piepjestest Filmpje - Krachttest CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Filmpje - Fitnessgram Sit and Reach Test
Filmpje - Wandeltest
Bekijk de filmpjes en benoem: 1. de naam van de test 2. het doel van de test, wat de test meet 3. de richtlijnen voor afname van de test.
Opdracht 18 Leerdoelen (reflectieopdracht) a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Indien je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt bereiken. b. Vul de beoordeling in. 1. Je kunt de plaats van de evaluatie binnen het didactisch model beschrijven. 2. Je kunt reflecteren op je eigen handelen en het belang hiervan omschrijven. 3. Je kunt de twee belangrijkste vormen van evaluatie beschrijven en toepassen. 4. Je kunt verschillende evaluatiemethoden beschrijven en toepassen. 5. Je kunt de kolom evaluatie correct invullen op het lesvoorbereidingsformulier. 6. Je kunt de belangrijkste beoordelingsinstrumenten voor het vaardigheidsniveau beschrijven.