![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/a7d4207a131270e91e841dd165fec218.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
10 minute read
3.5 Formuleren-van-kortetermijndoelstellingen
De didactische sleutelvraag 'Wat wil ik bereiken?', beantwoord je door het formuleren van doelstellingen die aansluiten op de beginsituatie van de SB-deelnemers. Regelmatig kom je doelstellingen tegen die niet concreet geformuleerd zijn. Enkele voorbeelden zijn: • het aanleren van de schoolslag • het verbeteren van het positiespel • het aanleren van de lay-up • het verbeteren van het samenspel. Als doelstellingen zie je vaak: het verbeteren van of het aanleren van. Eigenlijk is dit te vaag. Het nauwkeurig formuleren van doelstellingen is belangrijk, omdat je dan precies weet waar het om moet gaan en hier ook goed op kunt evalueren. Voor het formuleren van doelstellingen gelden richtlijnen. Allereerst wordt aandacht besteed aan het correct omschrijven van kortetermijndoelstellingen (lesdoelen). Bij het stellen van een doel, gaat het om bepaald gewenst (eind)gedrag. Dit gewenst eindgedrag moet je zo nauwkeurig mogelijk beschrijven. Bij het omschrijven van de doelstelling geef je aan welke verandering in het gedrag van SB-deelnemers je met de les wilt behalen. Je geeft antwoord op de vragen: • Welke vaardigheden moeten de SB-deelnemers aan het eind van de les beheersen? • Hoe kan ik dat waarnemen? Het lukt niet altijd om doelstellingen heel concreet te formuleren. Je kunt doelstellingen daarom op twee manieren formuleren: • algemeen geformuleerde doelstellingen • concreet geformuleerde doelstellingen. Algemeen geformuleerde doelstellingen Bij een algemeen geformuleerde doelstelling is het doel niet nauwkeurig omschreven. Het gewenste eindgedrag kan verschillende vormen aannemen en is niet altijd goed waarneembaar. Deze doelstellingen worden vooral gebruikt in open lesgeefsituaties. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Voorbeelden algemeen geformuleerde doelstellingen
• De eerstejaars kunnen een eigen dansoefening samenstellen. • De speler moet de tegenstander op een of andere manier passeren. • De deelnemers beleven plezier aan bewegen.
Het eerste voorbeeld geeft je veel vrijheid met betrekking tot de samenstelling, de aard van de dansoefening, de muziek en het ritme. Het tweede voorbeeld geeft niet aan op welke manier de SB-deelnemer de tegenstander moet passeren en geeft veel vrijheid met betrekking tot de uitvoering. Bij het derde voorbeeld is het lastig om te controleren of de doelstelling behaald is. Moet iedereen minimaal drie keer gelachen hebben?
Concreet geformuleerde doelstellingen
Je spreekt van een concreet geformuleerde doelstelling als het doel is omschreven in duidelijk waarneembaar eindgedrag. Het werken met concrete doelstellingen geeft je houvast bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een les of training. De doelstelling: het verbeteren van de volleybaltechniek van SB-deelnemers, geeft je wel enig houvast, maar de meer concrete doelstelling zoals: de onderhandse techniek bij volleybal kunnen uitvoeren, geeft veel meer richting aan je voorbereiding, uitvoering en evaluatie. Concrete doelstellingen zijn vooral van belang in gesloten lesgeefsituaties. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Algemeen Concreter geformuleerde geformuleerde
doelstellingendoelstellingen De bovenhandse techniek bij volleybal kunnen uitvoeren De volleybaltechniek verbeteren Een duurloop van tien km over een sterk wisselend parcours kunnen lopen Een duurloop kunnen lopen De voorbereidende fase, de hoofdfase en de eindfase van de handstandoverslag kunnen beschrijven De techniek van handstandoverslag kennen De vijf meest voorkomende fouten in de uitvoering van de koprol kunnen opnoemen Fouten in de uitvoering van de koprol opnoemen De wreeftrap als voorzet kunnen uitvoeren De juiste traptechniek bij voetbal kunnen uitvoeren CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Het formuleren van concrete doelstellingen De doelstellingen in de voorbeelden zijn nog niet concreet genoeg. Het juist formuleren van concrete doelstellingen is best lastig. Dit geldt met name voor motorische doelstellingen. Een belangrijk uitgangspunt voor een concreet geformuleerde doelstelling is dat hij waarneembaar en controleerbaar moet zijn. Om tot goed geformuleerde lesdoelstellingen te komen, kun je een stappenplan volgen. Dit wil zeggen dat je stap voor stap een gedeelte van een doelstelling formuleert om uiteindelijk tot een volledig concrete doelstelling te komen. Uitgangspunt bij dit stappenplan zijn vier criteria die gelden voor het formuleren van concrete doelstellingen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Stappenplan voor het formuleren van concrete doelstellingen. Stap 1: Beschrijf de bewegingsvorm Omschrijf als eerste zo goed mogelijk de bewegingsvorm. Je beschrijft de beweging en de wijze waarop de beweging moet worden uitgevoerd. Het gaat om de inhoud van wat je wilt zien aan het einde van de les. Dit wordt het inhoudsaspect van de doelstelling genoemd. Voorbeelden van de beschrijving van de bewegingsvorm • De SB-deelnemers kunnende bovenhandse volleybaltechniekdemonstreren. • De SB-deelnemers kunnen een wreeftrap uitvoeren. • De SB-deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer lopen. • De SB-deelnemers kunnen een voorwaartse salto springen. Stap 2: Beschrijf het waarneembaar eindgedrag van de SB-deelnemer(s) In deze tweede stap koppel je de omschreven bewegingsvorm aan het waarneembaar eindgedrag van de SB-deelnemer(s). Dit waarneembaar CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS eindgedrag moet aan twee voorwaarden voldoen:
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/500d9b9bec089abe3ec30a0566ddaf39.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
• Het gewenste eindgedrag is waarneembaar (controleerbaar). • In de doelstelling is het waarneembaar eindgedrag als handeling beschreven.
Een handeling druk je uit in een werkwoord. Je gebruikt bij het formuleren van eindgedrag van de deelnemer dus altijd een werkwoord zoals, demonstreren, springen, werpen, opnoemen en geven. Dit wordt het gedragsaspect van de doelstelling genoemd.
Voorbeelden van de beschrijving van de bewegingsvorm • De SB-deelnemers kunnende bovenhandse volleybaltechniekdemonstreren. • De SB-deelnemers kunnen een wreeftrap uitvoeren. • De SB-deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer lopen. • De SB-deelnemers kunnen een voorwaartse salto springen. Stap 3: Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden Bij deze stap beschrijf je de voorwaarden of de omstandigheden waaronder de SB-deelnemer het gewenste eindgedrag uit moet voeren. Zo kan een voetballer de bal best twintig keer hooghouden, maar met een tegenstander in de buurt wordt dit een stuk lastiger. Voorbeelden van de beschrijving van de voorwaarden of omstandigheden • De SB-deelnemers kunnen de bovenhandse techniek in een driehoeksopstelling demonstreren. • De SB-deelnemers kunnen de wreeftrap als voorzet toepassen. • De SB-deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer over een sterk wisselend parcours lopen. • De SB-deelnemers kunnen een voorwaartse salto uit aanloop met afzet van een minitrampoline springen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Stap 4: Beschrijven van de minimumprestatie
In de minimumprestatie beschrijf je hoe volmaakt de SB-deelnemer het eindgedrag moet vertonen. Daarmee geef je de grens tussen voldoende en onvoldoende aan. Bij het formuleren van doelstellingen geef je aan wat de SB-deelnemer minimaal laat zien aan het einde van de les. Dit is het minimale resultaat of de minimale eis. Deze minimale eis kun je, afhankelijk van het soort doelstelling, kwalitatief en kwantitatief beschrijven. Kwalitatieve minimale eis In dit geval heeft het begrip kwaliteit te maken met hoe goed, mooi of correct een beweging is uitgevoerd. Het beschrijven van kwalitatieve eisen die je stelt aan een beweging is erg lastig en vraagt veel deskundigheid van de sportleider. Zo geeft de sportcommentator Hans van Zetten prachtig commentaar bij de uitvoering van bepaalde turnbewegingen. Dit niveau haal je waarschijnlijk niet, maar je probeert wel een aantal eisen te formuleren waar de beweging aan voldoet. Dit helpt je ook bij het signaleren van fouten die de SB-deelnemers tijdens de uitvoering maken. Voorbeelden van concreet geformuleerde doelstellingen met een kwalitatieve minimale eis • De SB-deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek in een driehoeksopstelling zodanig demonstreren dat de strekking van de armen en de benen goed zichtbaar is. • De SB-deelnemers kunnen de wreeftrap als voorzet uit voeren, waarbij het standbeen telkens goed naast de bal wordt geplaatst. • De SB-deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer over een sterk wisselend parcours lopen, waarbij zij aandacht blijven houden voor een ontspannen loop en een regelmatige ademhaling. • De SB-deelnemers kunnen een voorwaartse salto uit een aanloop met afzet van een minitrampoline springen, waarbij met twee benen wordt afgezet, het lichaam tijdens de zweeffase gestrekt is en een landing tot stabiele stand plaatsvindt. Kwantitatieve minimale eis In de sport kan het gaan om de uitvoering (de techniek) van een beweging, CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS maar ook om meetbare aspecten als de tijd of de snelheid. Dingen die je uit kunt drukken in een getal, die je kunt meten, worden kwantitatief genoemd.
Het kan gaan om de tijd die je ergens over doet, het aantal herhalingen dat je maakt of de afstand die je aflegt. Bij de omschrijving van een kwantitatieve eis staat niet de beweging centraal, maar het resultaat van de beweging (resultaateis). Als je op deze manier doelstellingen omschrijft, blijft er weinig ruimte over voor de SB-deelnemers en de lesgever om tot een eigen invulling te komen. Dit heet een gesloten doelstelling. Concreet geformuleerde doelstellingen met een kwantitatieve minimale eis • De SB-deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek in een driehoeksopstelling zodanig demonstreren dat ze de bal tien keer zonder fout (zuiver en boven hoofdhoogte van de medespeler) plaatsen. • De SB-deelnemers kunnen de wreeftrap als voorzet zodanig toepassen dat de bal over een afstand van twintig meter op hoofdhoogte bij de medespeler komt. • De SB-deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer over een sterk wisselend parcours binnen veertig minuten lopen, waarbij de hartslag niet beneden de 160 slagen komt. • De SB-deelnemers kunnen een voorwaartse salto uit een aanloop met afzet van een minitrampoline minimaal tachtig procent tot stand springen. Minimale eisVoorwaarden omstandigheden Waarneembaar eindgedrag Bewegingsvorm De strekking van de armen en de benen is goed zichtbaar In een driehoeksopstelling Kunnen demonstreren Bovenhandse volleybaltechniek De bal wordt tien keer zonder fout geplaatst CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Bewegingsvorm Waarneembaar eindgedrag Voorwaarden omstandigheden Minimale eis
De wreeftrap Kunnen uitvoeren Als voorzet
Een goede zwaai van het been met voldoende spanning van de voet De bal komt over een afstand van twintig meter op hoofdhoogte bij de medespeler Aandacht houden voor een ontspannen loop en een regelmatige ademhaling Over een sterk wisselend parcours Kunnen lopenEen duurloop van tien kilometer De afstand binnen veertig minuten kunnen afleggen, waarbij de hartslag niet boven de 160 slagen komt Minimaal tachtig procent tot stand Uit een aanloop met afzet van een minitrampoline Kunnen springenEen voorwaartse salto Verdiepingsstof - Individuele doelstellingen CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Cognitieve en sociaal-affectieve doelstellingen
Naast motorische doelstellingen bestaan ook cognitieve en sociaal-affectieve doelstellingen. Ook deze doelstellingen beschrijf je zo concreet mogelijk. Voor sociaal-affectieve doelstellingen is dat lastig. Doelstellingen op het gebied van houding, motivatie en spelgedrag zijn moeilijk te concretiseren en moeilijk te vertalen in waarneembaar gedrag. Toch geldt ook hier: hoe concreter hoe beter. Als je doel is dat Thomas sportiever moet zijn, biedt dat voor je handelen niet veel houvast. Als je doel is dat Thomas als hij getikt is, zelf naar de kant komt, geeft dit al duidelijker aan waar je op stuurt. Cognitieve doelstellingen • De SB-deelnemers benoemen vijf fouten in de basistechniek van de bovenhandse service. • De SB-deelnemers geven een definitie van spelvorm. • De SB-deelnemers beschrijven de arm- en handbeweging van het lay-up shot. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/879022a911f4f3d1bd383be0c047e513.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Sociaal-affectieve doelstellingen
• De SB-deelnemers gaan op een sportieve manier met winst en verlies om. • De SB-deelnemers maken hun eigen belang ondergeschikt aan het teambelang. • De SB-deelnemers voeren gemotiveerd en geconcentreerd de oefeningen uit. Lesopdracht Let op het verschil tussen lesopdracht en lesdoelstelling. Een lesopdracht is gericht aan de lesgever die de opdracht uit voert. Hier gebruik je vaak termen als: ‘het aanleren van’ en ‘het verbeteren van’. De lesopdracht vertaal je naar concrete doelstellingen. Verdiepingsstof - SMART doelen stellen. Opdracht 10 Van algemene naar concrete doelstelling (theorieopdracht) Formuleren van kortetermijndoelstellingen. Maak van deze algemene doelstellingen een concrete doelstelling: • een duurloop kunnen lopen • een juist smash kunnen slaan • een goede lay-up uit kunnen voeren • sportief spelen tijdens een tikspel. Opdracht 11 Doelstellingen formuleren (theorieopdracht) Formuleren van kortetermijndoelstellingen. Je krijgt de opdracht om aan een C-aspirantenteam (12-13 jaar) een korfbaltraining te geven. In de kern ligt het accent op de doorloopbal CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS onderhands en de doorloopbal bovenhands. Formuleer voor deze lesopdracht een of meerdere concrete doelstellingen.
Opdracht 12 In vier stappen een concrete doelstelling formuleren (theorieopdracht)
Formuleren van kortetermijndoelstellingen.
Om een concrete doelstelling te formuleren doorloop je vier stappen: 1. Beschrijf de bewegingsvorm (inhoud). 2. Beschrijf het waarneembaar eindgedrag (gedrag van de deelnemer). 3. Beschrijf onder welke voorwaarden of omstandigheden de deelnemers het gewenste eindgedrag moeten tonen. 4. Beschrijf de minimumprestatie: – kwalitatieve minimale eis (heeft betrekking op de uitvoering, de vaardigheid) – kwantitatieve minimale eis (heeft betrekking op een meetbaar resultaat)
a. Doorloop deze stappen en stel een concrete motorische doelstelling en een concrete sociaal-affectieve doelstelling op. b. Bespreek jouw resultaat met die van een of meerdere medestudenten. c. Stel eventueel je formulering bij.
Opdracht 13 Vier aspecten van een doelstelling (theorieopdracht) Formuleren van kortetermijndoelstellingen. Bekijk het schema. In het schema is de bewegingsvorm ingevuld. Vul de overige kolommen in van het schema in. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Bewegingsvorm Waarneembaar eindgedrag Voorwaarden Omstandigheden Minimale eis
Onderhandse volleybaltechniek kunnen demonstreren vanuit een service
waarbij je stilstaat op het moment van spelen en je lichaam uitgestrekt wordt, waarbij de bal ongeveer 4 à 6 meter hoog wordt gespeeld en 20 tot 50 centimeter van het net komt Smash (volleybal) kunnen slaan vanuit een hoge met een juiste set-up aanloop, waarbij de bal zo hoog mogelijk voor de slagschouder gepakt wordt en binnen de lijnen wordt geslagen 100 meter sprint kunnen lopen vanuit een binnen de 12 startblok op een seconden atletiekbaan Handstand kunnen uitvoeren vanuit een volledig gestrekt, aanloop van 1 pas waarbij de handstand 5 seconden vastgehouden wordt