5 minute read

4.7 Kern-van-de-les

a. Hoe ziet jouw lesintroductie eruit? Wat ga je doen, vertellen? Hoe organiseer je dat? b. Bedenk een aantal geschikte vormen voor de inleiding of voor een warming-up. c. Bespreek jouw resultaten met studenten met dezelfde keuze A, B of C.

4.7 Kern van de les Na de warming-up of de inleiding volgt de kern van de les. Dit is het centrale deel van een les. In de kern van een les staat het leren centraal. In dit lesdeel worden (nieuwe) vaardigheden aangeleerd, verbeterd of toegepast. De inhoud van de kern kan bestaan uit: • aanleren • verbeteren • toepassen. De SB-deelnemers kunnen zich meestal tijdens de kern het beste concentreren. In deze fase staan ze open voor aanwijzingen en zijn ze bereid bewegingen te oefenen. Het leerresultaat is hoog, omdat ze psychisch en lichamelijk nog fris zijn. De leervoorwaarden zijn optimaal. In de kern realiseer je de lesdoelstellingen. De doelstellingen bepalen de keuze van de bewegingsvormen. Er zijn verschillende typen lessen, zoals een conditieles, spelles, turnles of recreatieles. Het type les wordt bepaald door wat er in de kern gebeurt.CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS De kern van de les: een vaardigheid aanleren.

Voorbeelden van leskernen

Zwemmen • een nieuwe zwemslag aanleren • een bekende zwemslag verbeteren • het toepassen van de start. Atletiek • aanleren van het starten bij het sprinten • verbeteren van de techniek van het hoogspringen • toepassen van wissel bij estafette. Basketbal • aanleren van een lay-up • verbeteren van de dribbel • toepassen van zonedekking. In de voorbeelden hiervoor komt naar voren dat in de kern van een les drie zaken centraal kunnen staan: aanleren, verbeteren en toepassen. In de praktijk komen deze drie aspecten meestal niet samen voor in een kern. Meestal zie je één of hooguit twee aspecten, al dan niet met elkaar verbonden, terug in een les. De exacte inhoud van de kern kan variëren en is afhankelijk van de didactische factoren. De kern van de les kan zijn: • één kern • meerdere, afzonderlijke kernen • meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen – kern 1: bekende vaardigheden verbeteren en verfijnen – kern 2: het herhalen en toepassen van de vaardigheden uit kern 1 of uit voorgaande les(sen). Een les met één kern Het is mogelijk dat een les één kern bevat. De totale les bestaat dan meestal uit drie delen: begin, kern en einde. De kern bestaat bij dit soort lessen uit aanleren of verbeteren. Lessen met één kern kom je tegen: CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • in situaties waar de beschikbare lestijd beperkt is (30 tot 45 minuten)

• in situaties waar spel(achtige vorm) als laatste deel van de les veel aandacht krijgt • bij recreatieve sportbeoefening.

Lesopbouw met één kern

Gymnastiek • inleiding: slalomloop tussen matten • kern: koprol op mat • afsluiting: eilandtikkertje (matten als eiland). Dans • warming-up: allerlei basisbewegingen van dans (gaan, huppel, chassé) intensief uitgevoerd in lange reeksen van 4, 8 of 16 tellen • kern: danscombinaties • cooling-down: ademhalingsoefeningen, swings (ontspanning) en rustige stretches op een sfeervol muziekje. Een les met meerdere, afzonderlijke kernen Een les kan ook meerdere kernen bevatten. Je spreekt dan van kern 1, kern 2 enzovoort. Door twee of meer kernen aan te bieden, voorkom je eenzijdige belasting en demotivatie bij de deelnemers. Naarmate de les vordert, zal een zekere lichamelijke en psychische vermoeidheid optreden. Als lesgever ga je dan de les anders indelen. De motivatie verhoog je door ergens anders de nadruk op te leggen. In alle kernen blijft wel sprake van leren. Een variatie op het werken met meerdere kernen is dat er in een les meerdere, afzonderlijke kernen terugkomen. Een les heeft dan diverse kernen, die niet direct met elkaar te maken hebben. Je kunt de ene kern afzonderlijk van de andere kern uitvoeren. Dat kan na elkaar gebeuren, maar ook gelijktijdig (bij werken in groepjes). In deze situatie is het mogelijk dat alle mogelijke combinaties van aanleren, verbeteren en toepassen voorkomen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS

Lesopbouw met meerdere kernen

Turnen • kern 1: reuzenzwaai aan rekstok • kern 2: arabier flikflak op lange mat • kern 3: handstand in de brug • kern 4: handstandoverslag over paard. Dans • kern 1: lichaamsscholing (oefenseries, veelal min of meer op de plaats uitgevoerd, waarbij de deelnemer geconcentreerd werkt aan zijn houding en danstechniek) • kern 2: danscombinaties (passen, pascombinaties, bewegingen en technieken aaneengeschakeld tot een dansant geheel). Gymnastiek • kern 1: balanceren op omgekeerde banken • kern 2: tillen met banken. Een les met meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen Een andere mogelijkheid van een les met meerdere kernen is dat de les bestaat uit meerdere, aan elkaar gekoppelde kernen. Vooral bij spelsporten en in de wedstrijdsport komt het vaak voor dat de kern uit twee delen bestaat die nauw met elkaar verbonden zijn. In de tweede kern ligt dan het accent meer op het herhalen en toepassen van vaardigheden uit kern 1. De technieken die je hebt verbeterd in kern 1, ga je dan toepassen in kern 2. Het geeft de deelnemer een zekere voldoening het geoefende in de praktijk te brengen. Dit toepassen kan in: • speelse vormen • het spelen van een partijvorm of wedstrijd • het uitvoeren van de gehele beweging, bijvoorbeeld aanloop afzet, salto en landing • complexe oefeningen of een combinatie van verschillende oefeningen • een hindernisbaan, bewegingsbaan, of circuit. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS

Toepassen van het geleerde in kern 2. In kern 2 is de deelnemer intensief bezig en er is een intensievere beleving. Het accent ligt naast het leren ook op het plezier van het bewegen. Hij weet nu waarom hij de bewegingsvormen in kern 1 heeft gedaan en de inspanning heeft geleverd. Deze voldoening laadt hem zelfs op voor de volgende les. Het succesgevoel wil hij vasthouden. Een variatie op het toepassen van bekende vaardigheden in kern 2, is de situatie waarbij bewegingsvormen uit de voorafgaande les(sen) centraal staan en toegepast worden. Lesopbouw met meerdere kernen Handbal • kern 1: het verbeteren van bovenhandse strekworp • kern 2: toepassen van de bovenhandse strekworp bij lummelen 3:1. Zwemmen • kern 1: het verbeteren van de start • kern 2: het toepassen van de start in een wedstrijd over een korte afstand. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS

Atletiek • kern 1: het verbeteren van de aanloop bij het verspringen • kern 2: het toepassen van de aanloop binnen de hele sprong (op afstand).

Gymnastiek • kern 1: het verbeteren van klimmen en klauteren • kern 2: het toepassen in een klim- en klauterbaan.

Opdracht 15 Kern van de les (theorieopdracht) Kern van een les. a. Ga uit van een bepaalde tak van sport en noteer een aantal geschikte bewegingsvormen voor de kern. b. In de kern kun je bezig zijn met: • aanleren • verbeteren • toepassen. Geef van alle drie activiteiten voorbeelden. c. Vergelijk jouw resultaten met die van enkele medestudenten. Opdracht 16 Verzorgen van een kern (groepsopdracht) Kern van een les. Deze opdracht doe je in groepjes van ongeveer drie studenten. Per sport zijn twee voorbeelden genoemd. Maak een keuze voor een bepaalde tak van sport en kies één van de twee kernen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS

This article is from: