10 minute read
6.2 Organiseren-en-de-functie-van-organiseren
Kennis
a. Wat is de sport-BSO? b. Hoe kun je een les met spelvormen en met dertig kinderen toch intensief houden? c. Hoe zou jij een nieuw spel uitleggen? Welke regels vertel je wel en niet? d. Wat komt er allemaal kijken bij het vlot organiseren van deze BSO-activiteit? e. Waar kan het misgaan bij de organisatie? Welke problemen kom je zelf wel eens tegen bij het organiseren van een les of training? f. Waar moet een goed georganiseerde les of training aan voldoen? Vaardigheden g. Maak een keuze voor een of meerdere spelvormen en beschrijf aan de hand van het lesvoorbereidingsformulier de organisatie van A tot Z. 6.2 Organiseren en de functie van organiseren Organiseren Je les of training moet goed lopen. Kort maar krachtig uitleg geven, weloverwogen de groepjes indelen, materialen klaarzetten, materialen opruimen, de groep even op de bank zetten. Heel veel acties tijdens het lesgeven hebben te maken met organiseren. Organiseren heeft vooral betrekking op de deelnemers, het materiaal en de positie van de lesgever. Het begrip organisatie kun je omschrijven als: De elementen tijd, ruimte, materiaal, de groep en jezelf als lesgever, in de les zodanig regelen, dat er een goedlopend geheel ontstaat. Drie van deze elementen (deelnemers, materiaal en lesgever) samen zijn de opstelling. Organiseren gaat dan vooral over het komen tot, het aanpassen van en het veranderen van opstellingen. Het afbreken en opbergen van de materialen die je in je les gebruikt hebt, hoort ook bij het organiseren. Je moet als lesgever een les goed kunnen organiseren. Je moet de les kunnen starten, op gang houden en afsluiten. Het gaat erom dat je de les zo organiseert, dat je het lesdoel zo goed en zo veilig mogelijk bereikt. Een slechte organisatie kan leiden tot: • ongelukken CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • tijdverlies • weinig resultaat
• weinig intensiteit • onrust • onzekerheid • slechte concentratie • weinig plezier • het niet halen van je doelstelling. Te laat Je bent te laat, waardoor het materiaal nog niet klaarstaat. De SB-deelnemers moeten wachten en worden vervelend. Ze hebben onvoldoende aandacht voor de moeilijke lay-up of handstandoverslag. Helaas bereik je door je slechte organisatie je doelen niet. Functies van het organiseren Een goede organisatie bepaalt grotendeels het succes van je les. Een goede voorbereiding is het halve werk. Dat geldt ook voor de organisatie. Wil je tot leerresultaat komen, dan is een voorwaarde je les goed te structureren door goed te organiseren. Organiseren heeft een aantal functies: • een veilig verloop van de les • een intensief verloop van de les • een doelmatig verloop van de les. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Organisatie in meerdere groepen maakt intensief verloop van de les mogelijk.
Een veilig verloop van de les
Uiteraard is veiligheid tijdens je les heel belangrijk. Je wilt geen ongelukken in je les. In elke situatie die je schept, ben je verantwoordelijk voor de veiligheid van je SB-deelnemers. Je moet ervoor zorgen dat er geen blessures of ongelukken ontstaan door onzorgvuldigheid. Dit kan ontstaan door: • geen of onjuiste hulp • slechte landingsplaatsen • gevaarlijke opstellingen van SB-deelnemers (bijvoorbeeld te weinig onderlinge afstand) • gevaarlijke opstellingen van toestellen en materialen (bijvoorbeeld te dicht bij de muur) • een chaotische organisatie. Gevaarlijke opstelling van toestellen en materialen. Helaas brengt deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten het risico van een blessure. Daarom moet je EHBO kunnen verlenen en het weten waar de EHBO-spullen liggen. Dat de EHBO-doos voorhanden is en dat je weet wie je bij calamiteiten moet bellen, is ook organisatie. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Onveilige situaties
• Lesgever Olek gaat met zijn groep trampolinespringen. Hij is op tijd aanwezig en zet alle materiaal voor de les al klaar: twee trampolines en achter elke trampoline een landingsmat. Als de groep binnenkomt, moet hij nog even snel naar het toilet. • Volleybaltrainster Catalina heeft net de kern van de training achter de rug en wil met de groep nog een kwartier zes-tegen-zes spelen. Enkele spelers ruimen de ballen op, terwijl een groepje spelers nog even doorgaat met smashen. • Lesgever Carlos is bezig met de voorbereiding op de wendsprong en laat de kinderen achter elkaar wendsprongetjes over banken maken. Om niet al te lang te wachten, starten de kinderen snel na elkaar. • Basketbaltrainster Tosca is met haar team de lay-up aan het oefenen. De leerlingen werken in tweetallen. Ieder tweetal heeft vijf ballen. Speler 1 speelt naar speler 2, die dan zo snel mogelijk naar de basket dribbelt en een lay-up maakt. Dit doet hij met alle vijf de ballen. Als speler 1 klaar is, haalt hij de ballen op en is speler 2 aan de beurt om te scoren. Veiligheidsmaatregelen Het garanderen van de veiligheid van de SB-deelnemers is een belangrijke taak van de sport- en bewegingsleider. Enkele belangrijke veiligheidsmaatregelen zijn: • Controleer de benodigde toestellen en materialen op veiligheid (plaats, bevestiging, hoogte, afstand ten opzichte van elkaar). • Controleer de toestellen of materialen niet alleen voor de les, maar ook tijdens de les. • Overweeg het gebruik van matten in gevaarlijke situaties (springen, balanceren, duikelen). • Houd overzicht. Kies een positie van waaruit je de situatie goed kunt overzien en snel kunt ingrijpen. • Verleen hulp of laat hulpverlenen waar dat nodig is. • Zorg dat er veilig opgeruimd wordt. Schakel voldoende SB-deelnemers in. Maak een juiste inschatting van de zelfstandigheid en de mogelijkheden (kracht) om veilig op te ruimen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Een intensief verloop van de les
Een goedgeorganiseerde les leidt tot een intensieve les, een les waarin de deelnemers veel bewegen. Door een goede organisatie kun je tijdens de les een bepaalde mate van intensiteit behalen. Zo is een les met drie groepen van acht waarschijnlijk minder intensief dan een les met acht groepen van drie. Mogelijk leidt de organisatievorm in drietallen tot een te grote intensiteit. Je bent altijd op zoek naar een optimale intensiteit. Meer doen, meer leren vraagt om het intensiveren van de les, zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid. Je probeert uiteindelijk de lestijd zo goed mogelijk te benutten. De beweegtijd moet optimaal zijn. Dit bereik je met een goede organisatie. Laat geen tijd verloren gaan door een slechte organisatie. Voorbeelden van een slechte organisatie: • onnodig lang praten of te veel in één keer willen vertellen • omslachtige of traag verlopende veranderingen in materiaal of opstelling. Bijvoorbeeld door zelf met materiaal te gaan slepen, terwijl je dit ook door SB-deelnemers kan laten doen. • te veel verschillende organisatievormen door elkaar gebruiken, bijvoorbeeld van werken in de lengte van de zaal naar de breedte en weer terug naar de lengte • te weinig oefensituaties en dus te weinig beurten • te grote groepen • vergeten materiaal op tijd klaar te zetten • te laat aanwezig zijn en te laat starten met de les • te lange wachttijden (files) voor een toestel of een oefening • slechte overgangen van groepsgrootte, bijvoorbeeld van tweetallen naar drietallen en van drietallen later weer naar viertallen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Hurkspringen
Voor het groepje kinderen van meester Erik staat voor vandaag hurkspringen op het programma. Om de les zo intensief mogelijk te laten verlopen, neemt Erik de volgende maatregelen: • Hij heeft de beschikking over twee springkasten, een paard en een bok. Voor de les zet hij samen met zijn stagiaire alle benodigde toestellen en materialen klaar. • In de inleiding doet hij diverse loopvormen tussen de toestellen door. • Als speelse vorm aan het einde van de les speelt hij jagerbal, waarbij de deelnemers de toestellen als bescherming mogen gebruiken. • Bij de loopvormen werken de deelnemers in zes groepen, zodat de overgang naar de kern met vier oefenplaatsen en twee nevenopdrachten vloeiend verloopt. • Hij kiest voor het werken met nevenopdrachten: deelnemers oefenen met de hurksprong, daarnaast gaan telkens twee groepjes zelfstandig de handstand oefenen. Bij een goedgeorganiseerde les zijn veel SB-deelnemers tegelijk in actie. Toch is het niet altijd mogelijk om een optimaal intensieve les te geven. Met name de beginsituatie en de doelstelling bepalen de intensiteit van een les, bijvoorbeeld in: • de aard van de doelstelling • het aantal SB-deelnemers • de accommodatie en materiaal • het niveau van de bewegingseigenschappen (getraindheid) van de SB-deelnemers • het vaardigheidsniveau van de SB-deelnemers (technisch, tactisch) • de fase van het motorisch leerproces (in het begin van een motorisch leerproces ligt het uitvoeringstempo lager dan wanneer de beweging redelijk beheerst wordt). CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Werken in tweetallen. Richtlijnen voor een intensieve les • Zet materialen en toestellen zo veel mogelijk voor de les klaar en ruim ze direct weer op. • Zorg voor een doorlopende lesorganisatie. Voorkom onderbrekingen en organisatiewisselingen tussen de lesdelen. Gebruik bijvoorbeeld hetzelfde materiaal in de diverse lesdelen en werk met dezelfde groepen (samenstelling en grootte). • Zorg voor zo veel mogelijk oefenplaatsen, zodat de deelnemers veel beurten krijgen en bijna niet hoeven te wachten. • Verdeel een klas/groep in kleine (niveau)groepjes. Pas indien nodig differentiatie toe. • Gebruik intensieve organisatievormen, zoals stationsvormen (circuitvorm), hindernisbaan, parcours en stroomvorm. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Werken in drie vakken Binnen het bewegingsonderwijs bestaan verschillende methoden, zoals het Basisdocument bewegingsonderwijs, Basislessen bewegingsonderwijs en Bewegen Samen Regelen. Vrijwel al deze methoden werken bij voorkeur in drie vakken. Dat wil zeggen dat je de zaal in de breedte opsplitst in drie vakken en dat de deelnemers in drie groepen werken. In elk vak biedt je een andere bewegingsvorm aan. Zo is iedereen intensief bezig en zit er voldoende afwisseling in de les. Een doelmatig verloop van de les Doelmatig wil zeggen dat je de les zo organiseert dat je het doel waarnaar je streeft beter kunt bereiken. Wanneer je het uithoudingsvermogen van de SB-deelnemers wilt verbeteren, moet je de les zo organiseren dat dit doel gerealiseerd wordt. Gaat het om het verbeteren van de hurksprong, dan moet de organisatie zo zijn dat er veel oefentijd en oefenbeurten zijn om dit te bereiken. Dat heet een doelgerichte organisatie. Niet iedereen heeft hetzelfde uithoudingsvermogen of beheerst evengoed de hurksprong. Om bij alle SB-deelnemers je doel te bereiken, moet je differentiëren. Dat wil zeggen dat je het zo organiseert dat SB-deelnemers op hun eigen niveau kunnen oefenen. VID-regel Bij elke les is het belangrijk je af te vragen of je organisatie wel veilig, intensief en doelmatig is. Dit heet ook wel de VID-regel. De organisatie van je les moet altijd aan deze regel voldoen. Plaats van organisatie binnen het didactisch model De organisatie valt binnen het didactisch model onder Les/training. Je hebt de doelstelling en de beginsituatie vastgesteld. Vervolgens kies je de bewegingsvormen en de juiste opbouw van de les. Daarna denk je na over hoe je alles het beste kunt organiseren. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Verdiepingsstof - Veiliger bewegingsonderwijs op de basisschool. Opdracht 2 Goede en slechte organisatie (groepsopdracht) Organiseren en de functie van organiseren. Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Ga uit van de laatste training of les die je zelf gegeven of gekregen hebt. Noteer alle acties of werkzaamheden van die les of training die met organiseren te maken hebben. b. Vergelijk de resultaten met die van je groepsgenoten. c. Bespreek met elkaar allerlei lessen en trainingen die je gehad of gegeven hebt en noteer wat daar organisatorisch goed aan was. d. Bespreek met elkaar allerlei lessen en trainingen die je gehad of gegeven hebt en noteer wat daar organisatorisch niet goed aan was. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Opdracht 3 De VID-regel (groepsopdracht)
Organiseren en de functie van organiseren.
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
De organisatie moet voldoen aan de VID-regel. Dat wil zeggen dat je organisatie veilig, intensief en doelmatig moet zijn. a. Bespreek met je groepje veelvoorkomende onveilige situaties tijdens een les of training. Maak samen een lijst met veelvoorkomende onveilige situaties. b. Bespreek met je groepje welke maatregelen je kunt nemen om een les of training intensief te maken. Maak samen een lijst met maatregelen. c. Bespreek wat er bedoeld wordt met dat je organisatie doelmatig moet zijn.
Geef voorbeelden van een doelmatige en een niet-doelmatige organisatie.
Opdracht 4 Toepassen van de VID-regel (theorieopdracht) Organiseren en de functie van organiseren. Bekijk de volgende drie filmpjes en beantwoord de vragen hieronder. Je mag kiezen of je antwoord betrekking heeft op 1 of meerdere filmpjes. Filmpje - Gymlessen van meester Matthijs Filmpje - Tennisles aan TennisKids Filmpje - Gymles Atletiek a. Welke veilige en onveilige situaties zie je in de filmpjes? Leg uit waarom je dat veilig of onveilig vindt. b. Vind je de organisatie voldoende intensief? Op welke punten zou je de intensiteit nog kunnen verbeteren? c. Vind je de organisatie doelmatig? Op welke punten zou je de doelmatigheid nog kunnen verbeteren? CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS