1 minute read
Thema 8 Didactische-werkvormen ........................................................ 290 8.1 Casus
8.1 Casus
Opdracht 1 Casus
Hoe laat ik ze leren? De doelstelling is helder, de beginsituatie geanalyseerd en de keuze voor de bewegingsvormen is gemaakt … aan de slag met die les of training. Maar hoe bereik ik nu het beste resultaat? • Suzanne en Anne geven klimmen en klauteren aan groep 6. Ze vinden het belangrijk dat de kinderen zelf oplossingen bedenken hoe ze het beste van A naar B kunnen komen. • Jens en Sue geven een handbaltraining en moeten zich vooral richten op de tactiek bij balverlies. Ze vragen zich af met welke werkvorm je dit het beste kunt aanleren. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
• Tim en Roxanne lopen stage bij klimcentrum Rockshock en krijgen een groepje van acht kinderen voor een kinderfeestje klimmen. Roxanne vindt dat het strak geregeld moet worden. Tim wil ze meer zelf laten ontdekken hoe je het beste boven komt.
Suggesties voor het gebruik van de casus
Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak zoals de achtbaan of de zevensprong.
Globale aanpak van de casus
1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus
Indien gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
Kennis
a. Hoe noem je de werkvormen die in de diverse wolkjes staan? b. Loop alle werkvormen na en bespreek met elkaar wat je eronder verstaat. c. Probeer de genoemde werkvormen logisch te ordenen. Welke horen bij elkaar? Op grond waarvan horen ze bij elkaar? d. Bedenk bij elke werkvorm een bewegingssituatie waarin die werkvorm goed te gebruiken is. e. Wat zijn mogelijk geschikte werkvormen voor de SB-activiteit van Suzanne en Anne? f. Wat zijn mogelijk geschikte werkvormen voor de SB-activiteit van Jens en
Sue? g. Wat zijn mogelijk geschikte werkvormen voor de SB-activiteit van Tim en
Roxanne?