![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/bb605b753c4147c4317bf757506a3d13.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
6 minute read
8.3 Indeling-en-keuze-van-didactische-werkvormen
Opdracht 3 Didactische werkvormen en didactisch model (groepsopdracht)
Didactische werkvormen en de plaats binnen het didactisch model.
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
a. Bespreek met je groepje de plaats van didactische werkvormen binnen het didactisch model. b. Wat is de relatie tussen de beginsituatie en het gebruikmaken van bepaalde didactische werkvormen? Geef hier voorbeelden van. c. Wat is de relatie tussen de doelstelling en het gebruikmaken van bepaalde didactische werkvormen? Geef hier voorbeelden van.
8.3 Indeling en keuze van didactische werkvormen Indeling van didactische werkvormen Er bestaan heel veel verschillende didactische werkvormen. Daarom is het handig om tot een indeling van deze werkvormen te komen. Dit kan op drie manieren: • organisatorisch • wijze van aanbieden • ruimte die de lesgever biedt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Organisatorisch
De meeste indelingen van de verschillende didactische werkvormen gaan uit van de organisatie van een les of training. Dit is dus een indeling vanuit een organisatorisch uitgangspunt. Je kunt SB-deelnemers vrij laten werken in de zaal, je kunt ze in groepjes aan het werk zetten, maar het kan ook klassikaal. Op grond van dit organisatorisch uitgangspunt kom je tot de volgende indeling: • vrij werken • werken in groepen • werken in een vaste volgorde (banen, stroomvorm) • klassikaal werken. Wijze van aanbieden Als lesgever kun je op verschillende manieren je bewegingsvormen aanbieden en de SB-deelnemers ermee laten oefenen. Zo kun je vragenderwijs te werk gaan en op die manier de SB-deelnemers zelf na laten denken over de beste uitvoering. Bij risicovolle bewegingsvormen als een salto of klimmen is dit waarschijnlijk niet zo handig. In dergelijke gevallen kies je waarschijnlijk voor het geven van een opdracht of duidelijke instructies die opgevolgd moeten worden. Op grond van de manier van aanbieden kun je tot de volgende indeling komen: • stellen van vragen • geven van opdrachten • geven van instructie. Ruimte die de lesgever biedt De meest gehanteerde indeling gaat uit de hoeveelheid ruimte die de lesgever de SB-deelnemers biedt om met de bewegingsvormen aan de slag te gaan. Hierdoor ontstaat onderscheid tussen open en gesloten didactische werkvormen. In deze indeling is zowel het organisatorische aspect als de wijze waarop de lesgever de oefenstof aanbiedt terug te vinden. In de gesloten situatie gaat elk initiatief uit van de lesgever: die bepaalt wat er gedaan wordt. In de open situatie werken de deelnemers op hun eigen niveau, in hun eigen tempo en naar hun eigen interesse. De lesgever begeleidt slechts. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Op eigen manier trapezestok zwaaien. Keuze van didactische werkvormen Bij het geven van lessen en trainingen is het belangrijk om je doelstellingen te behalen. Daarom is het belangrijk dat je als sportleider bewust voor de meest geschikte didactische werkvormen kiest. De keuze voor bepaalde didactische werkvormen is van veel factoren afhankelijk: • beginsituatie: – randvoorwaarden – SB-deelnemers (leeftijd, zelfstandigheid, aantal). • doelstellingen: – motorisch – cognitief – sociaal-affectief. • bewegingsvormen: – risico, gevaar – concentratie. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/eaa22fb62a7fbd532d4bc8b9031f0e50.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Beginsituatie
De randvoorwaarden maken onderdeel uit van de beginsituatie en bepalen de keuze van de didactische werkvormen. Als je maar een beperkte accommodatie met weinig materiaal hebt, is het lastig om in verschillende groepen te werken. Heb je maar drie volleyballen, dan kun je moeilijk in vier groepjes werken.
Bij de beginsituatie moet je vooral denken aan de SB-deelnemers. Bepaalde kenmerken van je SB-deelnemers bepalen de geschiktheid van de didactische werkvormen. Je kunt hierbij denken aan leeftijd, zelfstandigheid, motivatie en groepsgrootte. Open didactische werkvormen vragen meer van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid dan gesloten didactische werkvormen. Dat geldt ook voor de groepsgrootte. Werken in een grote groep vraagt meer van de deelnemers dan oefenen in tweetallen of drietallen. Bij jonge kinderen is het werken in kleine groepjes en met niet al te open didactische werkvormen vaak het meest geschikt.
Uit onderzoek blijkt dat deelnemers met een hoge intelligentie het goed doen in leercondities waar niet alles is voorgekookt. Dat wil zeggen in situaties waarin ze zelf actief met de leerstof bezig kunnen zijn, zelfstandig kunnen werken en waar ruimte is voor eigen inbreng. Een te gestructureerde leersituatie lijkt intelligente deelnemers te demotiveren. Deelnemers met geringe voorkennis (bewegingservaring) en een globale cognitieve leerstijl presteren beter in een gestructureerde leeromgeving. Een gestructureerde leeromgeving ontstaat door gesloten didactische werkvormen te gebruiken.
Tot slot speelt de groepsgrootte een rol. Bij grote groepen is het belangrijk om door min of meer gesloten didactische werkvormen de structuur te bewaren.
Doelstellingen
De aard van de doelstellingen bepaalt mede de keuze van de didactische werkvormen. Er zijn verschillende soorten doelstellingen: • motorische doelen (het leren van een hurksprong of een bovenhandse service) • cognitieve doelen (het leren van spelregels of tactiek) • sociaal-affectieve doelen (het leren van samenwerken en tegen je verlies kunnen).
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Het is belangrijk je af te vragen met welke didactische werkvormen je zo goed mogelijk de gestelde doelen kunt bereiken. Er bestaan veel verschillende doelstellingen. Daardoor is het alleen mogelijk om een paar algemene richtlijnen te geven. Cognitieve doelen en sociaal-affectieve doelen zijn waarschijnlijk beter te behalen met min of meer open didactische werkvormen. Heb je als doel het zo snel mogelijk aanleren van een bepaalde techniek, dan zijn gesloten didactische werkvormen het meest geschikt. Bewegingsvormen De aard van de bewegingsvormen is medebepalend voor de keuze van de didactische werkvormen. Sport- en bewegingsactiviteiten met enig risico of gevaar (ringen zwaaien, trampoline springen, klimmen) en/of die een hoge mate van concentratie vergen, vragen om een gestructureerde leeromgeving en dus om gesloten didactische werkvormen. Belang van variatie aan didactische werkvormen Naast het afstemmen van je didactische werkvormen op de beginsituatie, de doelstelling en de aard van de bewegingsvormen, is het belangrijk om variatie aan te brengen in de didactische werkvormen. Uiteindelijk gaat het erom het lesgeven zo te organiseren, dat je de deelnemers uitdaagt. Variatie draagt hieraan bij. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat: • deelnemers beter gemotiveerd blijven en daardoor meer leren • deelnemers op verschillende manieren leren (leerstijlen) en zo iedereen aan zijn trekken komt • je tegemoet komt aan meerdere soorten doelstellingen. Opdracht 4 Organisatorisch uitgangspunt (theorieopdracht) Indeling en keuze van didactische werkvormen. a. Je kunt didactische werkvormen indelen vanuit en organisatorisch uitgangspunt. Leg uit wat dit betekent. b. Geef een aantal voorbeelden van didactische werkvormen vanuit dit uitgangspunt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
c. Een van de didactische werkvormen die hierbij hoort is het werken in groepen. Waar moet de lesgever op letten om het werken in groepen goed te laten verlopen?
Filmpje - Bewegingsonderwijs Het jonge kind
d. Bij het werken in groepen is het belangrijk dat de SB-deelnemers snel aan de slag gaan. In het filmpje duurt het bijna vijf minuten voordat de kinderen in groepen aan de slag gaan. Hoe kun je dit beter en dus sneller doen?
Opdracht 5 Open en gesloten werkvormen (groepsopdracht) Indeling en keuze van didactische werkvormen. Deze opdracht kun je in een groepje doen. Je kunt didactische werkvormen indelen naar de hoeveelheid ruimte die de lesgever de SB-deelnemers biedt. a. Wat zijn open en gesloten didactische werkvormen? b. Bedenk een aantal voorbeelden van open en gesloten didactische werkvormen. Opdracht 6 Keuzeaspecten van didactische werkvormen (theorieopdracht) Indeling en keuze van didactische werkvormen. De keuze van je didactische werkvormen is afhankelijk van de beginsituatie, de doelstelling en de bewegingsvorm. a. Geef van de drie keuzeaspecten twee praktijkvoorbeelden waaruit blijkt dat dit jouw keuze van de didactische werkvormen bepaalt. b. Vergelijk jouw resultaat met dat van een of die van meerdere CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS medestudenten.