11 minute read
9.3 Verbale-en-non-verbale-communicatie
a. Welke factoren hebben te maken met succesvol presenteren? Kom met je groepje tot een lijst van factoren voor succesvol presenteren.
Filmpje - Effectief presenteren
b. Wat zijn de belangrijkste factoren voor succesvol presenteren die in het filmpje naar voren komen? c. Vergelijk deze factoren met jullie eigen lijstje en komt tot een definitieve lijst.
9.3 Verbale en non-verbale communicatie Communicatie kent twee aspecten, namelijk verbale communicatie en non-verbale communicatie. Verbale communicatie Verbale communicatie kent twee aspecten: 1. taalgebruik 2. stemgebruik.CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Taalgebruik
Bij de verbale communicatie gaat het om de woorden die we gebruiken. De verbale communicatie is de letterlijke inhoud van de boodschap. Zo kan lesgeefster Tessel vertellen dat we de volgende volleybaloefening vier keer rustig uit gaan voeren in tweetallen. De inhoud van de boodschap heeft te maken met de volleybaloefening, dat het vier keer moet gebeuren, dat de deelnemers de oefening rustig uit moeten voeren en dat het in tweetallen plaats moet vinden. Tessel kan van tevoren nadenken over welke woorden ze gaat gebruiken voor haar boodschap. Houdt ze het kort en krachtig of geeft ze veel voorbeelden? Gebruikt ze eenvoudige woorden of kiest ze voor bepaalde sporttermen? De doelgroep en het doel bepalen haar keuze. Touwzwaaien over ijs Tessel gaat touwzwaaien met groep 3. ‘Vandaag gaan we zwaaien over een bevroren sloot. Het ijs is dun. Je kunt er doorheen zakken. Dus, probeer niet op het ijs te komen.’ Als groep 3 daarna over een bank loopt, is dat een smalle plank over de sloot. Het is dus weer oppassen geblazen. Met haar taalgebruik sluit Tessel aan bij de belevingswereld van deze kinderen. Je moet je verbale communicatie aanpassen aan de doelgroep. Bij kinderen betekent dat niet dat je de hele tijd verkleinwoorden moet gebruiken. Wel is het belangrijk dat je in dit geval kort en krachtig formuleert. Bij deze leeftijd geldt: hoe concreter hoe beter. ‘Loop naar de overkant’ is minder concreet dan ‘Loop naar het wandrek’ . De bekendheid met de groep kan ook invloed hebben op je taalgebruik. Tegen een onbekende groep spreek je meestal wat formeler dan tegen een groep die je al jaren kent. Voor wat betreft het taalgebruik is het belangrijk om de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Stem het taalgebruik af op de doelgroep (leeftijd, intelligentie, ervaring, kennis). CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS • Hanteer de regel: hoe concreter hoe beter. • Houd het kort.
• Maak gebruik van voorbeelden. • Let op de hoeveelheid informatie die je geeft. Twee boodschappen zijn al meer dan voldoende. • Spreek correct Nederlands, vermijd in de regel dialect. • Articuleer duidelijk. • Kies bewust de positie van waaruit je het beste verstaanbaar bent. Houd rekening met de akoestiek. • Vermijd stopwoorden (even, dadelijk). • Vermijd onnodig vakjargon. • Controleer of je duidelijk bent overgekomen. Vraag of de deelnemers alles hebben begrepen/verstaan. Stemgebruik Je stem is een belangrijk verbaal hulpmiddel bij uitleg en informatie. Het is belangrijk om goed te articuleren, waardoor je goed verstaanbaar bent. Dit geldt zeker in accommodaties met een slechte akoestiek, zoals sommige oude gymzalen en zwembaden. Met je stem kun je niet alleen de woorden uitspreken, maar met behulp van intonatie kun je accent en levendigheid in je verhaal brengen. Bovendien kun je met je stem een bepaalde sfeer creëren. Je stemgebruik kan bijvoorbeeld warm of hard zijn. Je kunt een verhaal over krokodillen waar je overheen moet zwaaien heel saai en heel spannend vertellen. Dit heeft alles te maken met je stemgebruik. Je stemgebruik is erg belangrijk voor het krijgen en vasthouden van de aandacht. Om de aandacht te vragen kun je even je stem verheffen. Nadat je de aandacht hebt, kun je weer iets zachter praten. Door te variëren houd je de aandacht vast. Een aantal belangrijke richtlijnen voor een goed gebruik van je stem zijn: • Maak gebruik van intonatie, waardoor je accenten in je verhaal legt en het geheel levendiger wordt. Vooral jonge kinderen zijn erg gevoelig voor het spannend brengen van een verhaal. • Gebruik eenvoudige en begrijpelijke taal; spreek in korte zinnen, zorg voor een logische zinsopbouw en een logische opbouw van je verhaal. • Spreek enthousiast. • Wissel af in volume en toonhoogte. • Spreek rustig en duidelijk, zodat je goed verstaanbaar bent. • Je mag best je stem verheffen om bijvoorbeeld de aandacht te vragen. Als je de aandacht hebt, spreek je weer wat zachter. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Non-verbale communicatie
Een belangrijk aspect van je presentatie is je lichaamstaal. Lichaamstaal is het zogenaamde spreken met je lichaam. Ook zonder iets te zeggen, breng je boodschappen over. Zo kun je heel afkeurend of juist bemoedigend naar een groep sporters kijken. Als je als lesgever iets probeert duidelijk te maken, ondersteun je dit meestal met allerlei non-verbale signalen. Je kijkt op een bepaalde manier, legt met je stem een bepaalde nadruk en maakt allerlei armen handgebaren. Soms friemel je doorlopend met je vingers of sta je met de handen in de zakken. Ook met deze signalen vertel je wat aan je toehoorders. Op die manier kun je zenuwachtig of nonchalant overkomen op de groep en dat heeft weer effect op het resultaat van de presentatie. Het is daarom belangrijk om je als lesgever bewust te zijn van de lichaamstaal die je voortdurend spreekt. Je lichaamstaal bepaalt in sterke mate hoe jij en je boodschap overkomen, hoe jij je presenteert als lesgever. Uit onderzoek blijkt dat door goed gebruik van lichaamstaal de belangstelling toeneemt. Zeker als het gaat om mensen overtuigen is de wijze van presenteren erg belangrijk. Als sport- en bewegingsleider moet je regelmatig deelnemers overtuigen. Momenten dat je SB-deelnemers moet overtuigen • Je wilt je team een spelsysteem laten spelen dat niet iedereen direct ziet zitten. • Je wilt een deelnemer die bang is een sprong over de kast laten maken. • Je wilt dat de klas de oefening nog vier keer doet voor een optimaal leerresultaat. • Je wilt dat Frits het maximale uit de coopertest haalt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Non-verbale communicatie. De belangrijkste non-verbale aspecten van presenteren zijn: • uiterlijk • lichaamshouding • gezichtsuitdrukking, oogcontact • arm- en handgebaren. Uiterlijk Je uiterlijk geeft vaak een eerste indruk die (on)bewust reacties bij de ander oproept. Het is een eerste boodschap die je aan de groep geeft. Mensen reageren op je uiterlijke verschijning, op hoe je eruitziet, op je haardracht, kleding, lengte, dikte en dergelijke. Deze reacties hebben weer invloed op je gedrag. Je kunt er zeker of onzeker van worden en dat heeft weer invloed op je presentatie en geloofwaardigheid. Aan je lengte kun je niet zoveel doen. Toch kun je bewust op de bank gaan staan om overtuigender over te komen. Kun je als sport- en bewegingsleider wat aan je gewicht doen? Komt een sporten bewegingsleider met een overgewicht van zo’n twintig kilo nog geloofwaardig over? Dit zijn lastige vragen die niet gemakkelijk en eenduidig te beantwoorden zijn. In de meeste gevallen draagt een sportief uiterlijk bij CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS aan de presentatie, maar dat wil niet zeggen dat een te dikke sportleider niet overtuigend over kan komen.
Draagt je uiterlijk als yogainstructeur bij aan je presentatie? Lichaamshouding De houding van ons lichaam bevat ook een belangrijke boodschap. Zo kun je door je lichaamshouding gespannen of ontspannen overkomen, gesloten of open, rustig of onrustig. Een asymmetrische houding, bijvoorbeeld een hand in de zij en de ander langs het lichaam, duidt op ontspanning. Een houding met de armen strak over elkaar komt gesloten en defensief over. Een houding met de handen in de zak kan overkomen als nonchalant, ongeïnteresseerd of onverschillig. Opvallend is dat mensen vaak houdingen van elkaar overnemen. Daarom moet de lesgever levendig en enthousiast overkomen. Hij moet de indruk wekken dat hij er zelf plezier in heeft. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Te laat
Ilse komt te laat binnen. Ze heeft geen tijd gehad om zich te verkleden en heeft haar buitenschoenen nog aan. Ze draagt een trui waar de moddervlekken van het mountainbiken nog op zitten. De groep is wat met een balletje aan het trappen. Na enige aarzeling roept Ilse de groep bij elkaar. Het duurt lang voordat de groep reageert. Ilse wordt hierdoor een beetje zenuwachtig, maar durft niet tot actie over te gaan. Als de groep dan toch op de lijn staat, neemt Ilse haar positie in. Met de kauwgom nog in haar mond en de handen op de rug begint zij uit te leggen wat de bedoeling is. De sporters hebben nauwelijks aandacht voor de uitleg en zijn meer met elkaar bezig. Sommigen hebben de lijn verlaten en hangen tegen de muur. Een aantal richtlijnen voor een juiste lichaamshouding van een sportleider zijn: • Sta rechtop en ontspannen: laat zien dat je open en oprecht bent en er zin in hebt. • Sta op twee benen, leun niet op één been. • Wees je bewust van wat de diverse houdingen oproepen. Armen over elkaar kan duiden op geslotenheid. Handen in de zakken wordt gekoppeld aan nonchalant, ongeïnteresseerd en onverschillig. Handen op de heupen kan overkomen als uitdagend en eigenwijs. Handen op de rug komt over als geremd. Een asymmetrische houding duidt op ontspanning. • Je handen langs het lichaam kan je het gevoel geven een houten Klaas te zijn, maar toch is deze houding in de meeste gevallen te verkiezen boven de andere. • Verander zo nu en dan van houding, kom dynamisch en actief over. Lesgeven vraagt een actieve houding van de lesgever. Gezichtsuitdrukking, oogcontact Met ons gezicht drukken we van alles uit. De gezichtsuitdrukking van iemand helpt ons bij het aflezen van wat iemand bedoelt te zeggen. Vooral de ogen spelen hierbij een belangrijke rol. Niet voor niets wordt vaak gezegd dat ogen spreken. Door middel van je gezichtsuitdrukking kun jij je verhaal over laten komen zoals het bedoeld is. Je kunt streng, vrolijk, enthousiast en serieus kijken. Oogcontact met de groep is tijdens uitleg en instructie erg belangrijk. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Bovendien krijg je door het maken van oogcontact meer binding met je groep en krijg je een indruk van hoe jij en je verhaal overkomen.
Een sprekende gezichtsexpressie. Handige richtlijnen voor het bewust gebruikmaken van gezichtsuitdrukking en oogcontact • Ondersteun je boodschap met een passende gezichtsuitdrukking. Als je een serieuze boodschap hebt, hoort daar ook een serieus gezicht bij. • Tijdens uitleg of instructie is oogcontact erg belangrijk. Door oogcontact met de groep kun je een indruk krijgen van hoe je overkomt. • Het is goed regelmatig je blik te verplaatsen naar een andere persoon, bij voorkeur iemand die aan een andere kant van de groep zit of staat. • Als iemand een vraag stelt, richt je doorgaans eerst je blik op de vraagsteller, terwijl je begint met antwoorden. Vervolgens richt jij je blik naar anderen en je beëindigt je antwoord weer met een blik naar de vraagsteller. • Op grote afstand weten de mensen niet meer naar wie je kijkt. Kijk je hun richting op, dan voelt iedereen zich aangesproken. • Pas je houding zo nodig aan om goed oogcontact te kunnen maken. Zo kun je bijvoorbeeld door de knieën gaan om beter oogcontact te krijgen met deelnemers die op een bank zitten of in het zwembad zijn. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Arm- en handgebaren
Vaak worden onze woorden ondersteund door gebaren met handen en armen. Voor een sport- en bewegingsleider is het gebruik van arm- en handgebaren onmisbaar. Zo steek je twee vingers omhoog bij het maken van tweetallen. Als je duidelijk wilt maken dat spelers beter gebruik moeten maken van de ruimte, ondersteun je dit door een beweging met de armen uit elkaar te maken. Als sport- en bewegingsleider zijn gebaren eveneens belangrijk, omdat je vaak sporters op afstand iets duidelijk wilt maken of omdat er sprake is van omgevingsruis. Denk aan lesgeven in een grote hal, op een sportveld of in het zwembad Gebaren zeggen meer dan woorden. Enkele handige tips voor het gebruik van arm- en handgebaren zijn: • Ondersteun je presentatie met arm- en handgebaren. Dit geeft duidelijkheid en het komt energiek over. • Voorkom onrust met je handen. Friemel niet te veel met je vingers en handen. • Let op wat je met voorwerpen in je hand doet (bal, fluit, krijtje, lintje). • Houd rekening met de afstand. Hoe verder de deelnemers van je vandaan CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS staan, des te groter moeten de gebaren zijn.
Verdiepingsstof - Lichaamstaal.
Opdracht 5 Verbale communicatie (theorieopdracht)
Verbale en non-verbale communicatie.
Bedenk drie praktijkvoorbeelden die te maken hebben met de volgende richtlijnen: 1. hoe concreter hoe beter 2. kort maar krachtig 3. aansluiten bij de belevingswereld.
Opdracht 6 Jouw stemgebruik (groepsopdracht) Verbale en non-verbale communicatie. Deze opdracht doe je met een medestudent. Het is handig als je weet hoe de ander lesgeeft. a. Wat zijn sterke punten van jouw stemgebruik? En wat zijn minder sterke punten? b. Benoem ook de sterke en minder sterke punten van een medestudent. Vergelijk jullie resultaten. c. Bespreek hoe je een of meerdere punten zou kunnen verbeteren. Opdracht 7 Stemgebruik bij bewegingsonderwijs (theorieopdracht) Verbale en non-verbale communicatie. Filmpje - Stemgebruik bij bewegingsonderwijs Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor stemgebruik? CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS