![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/e2807023b67e83926788ae810ad7917d.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
8 minute read
9.4 Eigen-vaardigheid-en-voorbeeldfunctie
Opdracht 8 Communicatie in een praktijkvoorbeeld (theorieopdracht)
Verbale en non-verbale communicatie.
Filmpje - Tenniskids
a. Beschrijf de non-verbale communicatie van de tennisleraar. b. Beoordeel de non-verbale communicatie van de tennisleraar. Wat doet hij goed, wat kan hij nog beter doen? c. Beoordeel de verbale communicatie van de tennisleraar. Voldoet het aan de richtlijnen, zoals beschreven in de basistheorie? Wat doet hij goed? Wat kan hij nog beter doen?
Opdracht 9 Je eigen communicatie (groepsopdracht) Verbale en non-verbale communicatie. Deze opdracht doe je in twee- of viertallen. a. Maak een filmpje van een paar minuten waarin je duidelijk maakt op welke verbale en non-verbale manier jij communiceert met SB-deelnemers. b. Bekijk met de ander(en) jullie filmpjes en geef elkaar feedback. Wat gaat er goed, wat kan er beter? 9.4 Eigen vaardigheid en voorbeeldfunctie Eigen vaardigheid De eigen vaardigheid van de sport- en bewegingsleider is om meerdere redenen belangrijk. Vijf belangrijke redenen komen aan de orde: • voorbeeld • motivatie • acceptatie • inleven • hulpverlenen. Voorbeeld CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Voor een sport- en bewegingsleider is het belangrijk dat hij beschikt over een goede eigen vaardigheid. Een goede eigen vaardigheid is belangrijk voor de ondersteuning van het leerproces.
We onthouden ongeveer 20% van wat we horen en 30% van wat we zien. Laten we een goed voorbeeld vergezeld gaan van uitleg (zien en horen), dan stijgt dit percentage naar 50%. Dit geeft het belang aan van het werken met voorbeelden. Hoe beter de eigen vaardigheid van de lesgever, des te beter hij iets kan voordoen.
Motivatie
Een goede eigen vaardigheid van de lesgever kan vooral voor jeugdige deelnemers een motiverende functie hebben. De lesgever kan een rolmodel worden. De deelnemers willen even goed of zelfs beter worden dan de lesgever. Toch is hier ook een waarschuwing op zijn plaats. Voor sommige deelnemers kan een overdreven gebracht voorbeeld van de lesgever juist demotiverend werken. Hierdoor kan het gevoel ontstaan van ‘dat leer ik toch nooit´.
Voor de sport- en bewegingsleider is het belangrijk bewust gebruik te maken van een eigen voorbeeld. Het laten geven van een voorbeeld door een van de deelnemers biedt eveneens voordelen. Ook dit kan motiverend werken en het biedt de lesgever de mogelijkheid om tegelijkertijd informatie over de beweging te krijgen.
Motiverende gedragingen van de sportleider Maak bewust gebruik van gedragingen die motiverend werken om de aandacht vast te houden, zoals: • enthousiasme van de trainer • positief reageren op reacties van deelnemers/sporters • bewust hanteren van laten vallen van pauzes, stilte • oogcontact onderhouden • vragen laten stellen. Acceptatie Een goed voorbeeld kan de sport- en bewegingsleider krediet geven. Hierdoor accepteert een bepaalde groep sporters hem beter als lesgever. Jongeren en zeker bepaalde groepen probleemjongeren zijn hier gevoelig voor. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Inleven
Een lesgever die zelf een leerproces heeft doorgemaakt om bepaalde bewegingsvaardigheden onder de knie te krijgen, kan zich verplaatsen en inleven in het leerproces van de deelnemer. Hij herkent de ups en downs en kan daar bij het lesgeven zijn voordeel mee doen. Denk hierbij aan vaardigheden op het conditionele vlak, zoals een duurloop of bij spannende sport- en bewegingsactiviteiten zoals het maken van een salto.
Hulpverlenen
Door het ontwikkelen van een goede eigen vaardigheid in het hulpverlenen kan de lesgever op een goede manier de bewegingsuitvoering van een sporter ondersteunen en de veiligheid waarborgen (bijvoorbeeld het vangen bij het uitvoeren van turntechnieken). Dit vergroot het vertrouwen van de deelnemers in de lesgever en komt de kracht van zijn presentatie ten goede. De lesgever als hulpverlener.
Voorbeeldfunctie
Als lesgever heb je een voorbeeldfunctie. De voorbeeldfunctie bestaat uit twee aspecten, namelijk: de lesgever als model en de beroepshouding van de lesgever.
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
De lesgever als model
Met je handen in je zakken verkondigen dat je actief mee moet doen tijdens de les, of met een kauwgom in de mond vertellen dat je niet mag snoepen tijdens de les, zal waarschijnlijk niet zo veel effect hebben. Je presentatie komt veel overtuigender over als wat je te vertellen hebt aansluit bij het voorbeeld dat je geeft. Een sportleider moet zich bewust zijn van de voorbeeldfunctie die hij heeft. Je bent een belangrijk rolmodel voor de SB-deelnemers. Leren van een goed voorbeeld heet modeling of model-leren. Het volgende experiment, dat uitgevoerd is bij vijfjarige kinderen, maakt het kopieergedrag duidelijk.
De beer en de knuppel
In een speelruimte ligt allerlei speelgoed waaronder een beer en een plastic knuppel. De juffrouw vraagt aan een heel rustig kind om de beer eens een flink pak rammel te geven met een knuppel. Het kind begint er lustig op los te slaan. Dit gedrag wordt vastgelegd op video. Enige tijd later laat de juf deze videobeelden aan een groep kinderen zien, voordat ze gaan spelen. Ze worden vervolgens in een ruimte gebracht met allerlei speelgoed waaronder een aantal beren en plastic knuppels. Een groot aantal kinderen begint er vrolijk op los te slaan.
De beroepshouding van de lesgever
Het is moeilijk te zeggen wat de juiste waarden en normen van een sportleider moeten zijn. Mag een trainer een piercing dragen of een tatoeage hebben? Waarschijnlijk komen sportleiders uit allerlei cultuurgroepen en nemen ze hun achtergrond, hun waarden en normen mee in hun functie van sportleider. Er bestaat dus niet één ideaaltype sportleider. Toch zijn bepaalde waarden en normen belangrijk in verband met een goede beroepsuitoefening. Waarden en normen gekoppeld aan een beroep, noemen we beroepshouding. Beroepshouding en voorbeeldfunctie hebben alles met elkaar te maken. Hier gaat het om een aantal aspecten van de beroepshouding die een duidelijke relatie hebben met het al dan niet overtuigend overkomen als presentator. Deze aspecten zijn: • betrokkenheid • echtheid • respect
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
• empathie • openheid • flexibiliteit • betrouwbaarheid • omgaan met emoties • klantgerichtheid • distantie. Betrokkenheid Betrokkenheid heeft te maken met de interesse in en belangstelling voor de deelnemers en het vak dat je uitoefent. Je bent geïnteresseerd in wat er in de deelnemers omgaat. Je staat open voor de wensen en behoeften van mensen. Echtheid Echt is het omgekeerde van gemaakt. Als je gemaakt meeleeft met iemand, leef je niet echt mee, maar omdat het zo hoort. Je bent echt als je gedachten, gevoelens en gedrag bij elkaar passen. Respect Iemand met respect behandelen, heeft te maken met de ander in zijn waarde laten. Je accepteert de ander zoals hij is, met zijn sterke en zwakke kanten. Empathie Empathie betekent invoelend vermogen. Empathie wil zeggen dat je met de ander meeleeft en begrip hebt voor zijn situatie. Dit betreft zowel nare, als leuke gebeurtenissen. Openheid Openheid heeft te maken met openstaan voor de mening van de deelnemers en ook zelf je mening geven. Je moet als sportleider kunnen omgaan met positieve en negatieve kritiek van anderen. Daarnaast moet je ook in staat zijn anderen positieve en negatieve kritiek te geven. Veel mensen, ook veel sportleiders, hebben last van het ‘ja, maar-syndroom’. Dit betekent dat ze direct in de verdediging gaan, als ze kritiek krijgen. Flexibiliteit Flexibiliteit heeft te maken met meegaandheid. In je werk moet je kunnen CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS omgaan met vernieuwingen en verrassingen. En ook met een team dat een andere kant uit wil dan jij.
Betrouwbaarheid Een betrouwbaar persoon komt zijn afspraken na, doet wat hij belooft. Zo iemand kan omgaan met vertrouwelijke informatie.
Kunnen omgaan met emoties Als sportleider moet je kunnen omgaan met positieve en negatieve gevoelens van jezelf, de sporters en eventueel andere betrokkenen.
Klantgerichtheid Klantgerichtheid, ook wel klantvriendelijkheid, betekent dat de sportleider erop gericht moet zijn het de klant, de deelnemer, naar de zin te maken.
Distantie Een sportleider moet het midden weten te vinden tussen afstand en nabijheid. Dit heet ook wel distantie: de juiste afstand nemen. Letterlijk en figuurlijk. Letterlijk betekent te nabij dat je te dicht bij iemand komt staan of dat je te nadrukkelijk lichamelijk contact maakt. Figuurlijk afstandelijk wil zeggen dat je te koel en te kil overkomt en niet echt empathisch bent.
Verdiepingsstof - De trainer als rolmodel.
Opdracht 10 Het belang van je eigen vaardigheid (theorieopdracht) Eigen vaardigheid en voorbeeldgedrag. De volgende belangen kun je toekennen aan de eigen vaardigheid van een sportleider: 1. voorbeeld 2. motivatie 3. acceptatie 4. inleven 5. hulpverlenen. a. Geef van elk belang een beschrijving van wat dit belang betekent. b. Geef van elk belang twee praktijkvoorbeelden. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Eigen vaardigheid en voorbeeldgedrag.
Deze opdracht kun je in een groepje doen. Discussieer met elkaar over deze uitspraak:
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/3c16fbdb6454fffdfa12c8f2d598575c.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Opdracht 12 De lesgever als model (groepsopdracht) Eigen vaardigheid en voorbeeldgedrag. Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Bedenk allemaal een trainer of een leraar die voor jou een echt voorbeeld is geweest. Wat heb je van hem/haar meegekregen of geleerd? b. Bespreek de resultaten met elkaar. c. Bespreek met elkaar op welke manier jij een rolmodel probeert te zijn voor jouw SB-deelnemers. Opdracht 13 Beroepshouding (groepsopdracht) CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Eigen vaardigheid en voorbeeldgedrag.
Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Bespreek met elkaar wat je verstaat onder een goede beroepshouding. b. Bespreek met elkaar de sterke en zwakke kanten van jullie eigen beroepshouding. c. Geef een waardering voor de aspecten van een beroepshouding hierna. Het gaat erom wat jij het belangrijkste vindt. Dit kan op twee manieren. Maak zelf een keuze. 1. Zet de aspecten in volgorde van belangrijkheid. Nummer 1 is voor jou het belangrijkste en nummer 10 het minst belangrijk. 2. Je mag 25 punten verdelen over de aspecten van een beroepshouding. Het voor jou belangrijkste aspect krijgt de meeste punten en minder belangrijke aspecten krijgen geen of weinig punten. Score beroepshoudingAspecten beroepshouding Eigen antwoord.Betrokkenheid Eigen antwoord.Respect Eigen antwoord.Empathie Eigen antwoord.Echtheid Eigen antwoord.Openheid Eigen antwoord.Flexibiliteit Eigen antwoord.Betrouwbaarheid Eigen antwoord.Omgaan met emoties Eigen antwoord.Klantgerichtheid Eigen antwoord.Afstand - nabijheid Opdracht 14 Beoordelen van je beroepshouding (theorieopdracht) Eigen vaardigheid en voorbeeldgedrag. a. Beoordeel je eigen beroepshouding. Geef voor alle aspecten van een CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS beroepshouding een score van 1 tot en met 4. 1 = zwak/slecht
2 = matig 3 = voldoende 4 = goed.
Aspecten beroepshouding Score beroepshouding
Betrokkenheid
Respect Empathie Echtheid
Openheid Flexibiliteit
Betrouwbaarheid
Omgaan met emoties Klantgerichtheid Afstand - nabijheid
b. Laat de lijst invullen door een medeleerling en vergelijk de resultaten.
Score beroepshoudingAspecten beroepshouding Betrokkenheid Respect Empathie Echtheid Openheid Flexibiliteit Betrouwbaarheid Omgaan met emoties Klantgerichtheid Afstand - nabijheid CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS c. Kies één aspect uit. Hoe kun je dat aspect verbeteren?