![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/a4d80d4a8e4af220bf80897a5c5105ab.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
15 minute read
10.3 Vormen-van-leren
Elvin heeft een cursus eskimoteren gevolgd in het zwembad. De cursus bestond uit twee dagdelen van ongeveer drie uur. Aan het einde van de cursus lukte het Elvin in ongeveer 80% van de gevallen succesvol te eskimoteren. Een paar maanden later gaat Elvin op vakantie in Frankrijk en daar probeert hij op de Tarn te eskimoteren. Van de tien keer proberen, lukt het hem twee keer.
b. Lees het voorbeeld van Elvin. Vind je dat Elvin heeft leren eskimoteren?
10.3 Vormen van leren Er zijn verschillende vormen van leren. Zo kun je onderscheid maken tussen de verschillende vaardigheden die iemand aangeleerd krijgt: • aanleren van sociaal-affectieve vaardigheden: sociaal-affectief leren • aanleren van cognitieve vaardigheden: cognitief leren • aanleren van motorische vaardigheden: motorisch leren. Je kunt ook kijken naar de mate waarin het leerproces al dan niet bewust verloopt. Je kijkt dan of de persoon die iets aan het leren is, een duidelijke intentie heeft om iets te leren of dat er meer sprake is van toevallig leren: • intentioneel leren (opzettelijk leren) • incidenteel leren (toevallig leren). Verschillende vormen van leren. Mate van bewustheid van lerenVaardigheden Intentioneel leren (opzettelijk)Sociaal-affectief leren Incidenteel leren (toevallig)Cognitief leren Motorisch leren Intentioneel en incidenteel leren Bij leren op school of binnen een sportvereniging heeft de deelnemer doorgaans de uitdrukkelijke bedoeling om leerresultaat te bereiken. Leerresultaten komen dus niet toevallig of vanzelf tot stand, maar zijn het gevolg van een bewuste, doelgerichte activiteit. Met een wat moeilijker woord heet bedoeling ook wel intentie. Deze wijze van leren heet daarom intentioneel CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
of opzettelijk leren. Aangezien een sport- en bewegingsleider in de meeste gevallen de sporters bewust bezig wil laten zijn met het leerproces, is dit de belangrijkste vorm van leren.
Het is een misverstand om te denken dat bij intentioneel leren altijd een docent of sportleider aanwezig moet zijn die sturing geeft aan het leerproces. Wanneer iemand bewust zichzelf wil leren skeeleren door bijvoorbeeld filmpjes te bestuderen en vervolgens te gaan oefenen, noem je dat ook intentioneel leren. Wanneer de sport- en bewegingsleider bewust een bewegingsarrangement opbouwt waarmee hij hoopt bepaalde vaardigheden op te roepen, is er ook sprake van intentioneel leren. Je kunt hierbij denken aan een aantal schuine vlakken die uitnodigen tot over de kop gaan (koprol).
Bij incidenteel leren komt het leren min of meer toevallig tot stand. Het leereffect treedt als het ware vanzelf op als gevolg van ervaringen opgedaan in bepaalde bewegingssituaties. Je kunt spreken van spelend leren of van natuurlijk leren. Vooral bij jonge kinderen zie je deze manier van leren terug. Door een uitdagende speelomgeving rondom de school en in de woonwijk kun je het incidenteel leren bevorderen.
Op grond van de vaardigheden die je deelnemers aan kunt leren, is er onderscheid in: • sociaal-affectief leren • cognitief leren • motorisch leren. Sociaal-affectief leren Allereerst komt de betekenis van sociaal-affectief leren aan de orde en hoe je sociaal-affectieve doelstellingen het beste kunt bereiken. Waaraan moet je denken als je het hebt over het aanleren van sociaal-affectieve vaardigheden? Je kunt denken aan vaardigheden als: • samenwerken • initiatief nemen • op je beurt wachten • voor jezelf opkomen • om kunnen gaan met winst en verlies • om kunnen gaan met positieve en negatieve kritiek. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Sociaal-affectief leren aan de hand van een samenwerkingsopdracht. Sociaal-affectief leren is het leren beheersen van sociaal-affectieve vaardigheden die de deelnemer voorheen niet beheerste door oefening of het opdoen van ervaring. Omgaan met winst en verlies Marieke kon een paar jaar geleden erg slecht tegen haar verlies. Als ze verloren had na een spannende tenniswedstrijd, gooide ze haar racket aan de kant en stevende ze de kleedkamer in. Meestal barstte ze daar in snikken uit. Nu vindt Marieke het nog steeds moeilijk om haar verlies te verwerken, maar ze heeft geleerd zich te beheersen en haar tegenstander netjes te feliciteren. Als sport- en bewegingsleider kun je te maken krijgen met zeer uiteenlopende doelgroepen. Ze variëren onder andere in leeftijd, in bewegingsvaardigheid en in motieven om te gaan sporten. Vrijwel altijd spelen naast de motorische doelstellingen ook sociaal-affectieve doelen een rol. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Volleybal en sociaal-affectief leren
Ivo is trainer van een volleybalteam dat in de tweede divisie speelt. De motorische doelstellingen hebben de prioriteit. Maar Ivo schenkt ook aandacht aan sociaal-affectieve leerdoelen. Zo leert hij zijn spelers beslissingen van scheidsrechters te accepteren en om te gaan met winst en verlies. Daarnaast probeert hij de teamgeest te bevorderen en het zelfvertrouwen van zijn spelers te vergroten. Toen Ivo een paar jaar geleden het recreatieteam bij dezelfde volleybalvereniging trainde, kwamen de motorische doelstellingen op het tweede plan. Zijn hoofddoelstelling was toen het bevorderen van het plezier in het spel. Hij leerde de spelers elkaar te accepteren, ondanks de niveauverschillen. Naast sociaal-affectieve doelstellingen die min of meer voor een heel team gelden, kan een trainer ook doelen voor individuele sporters nastreven. Als een sporter bijvoorbeeld heel dominant is, faalangstig of snel op zijn tenen getrapt, kun je als sportleider voor deze persoon individuele sociaal-affectieve doelen formuleren. Het bereiken van sociaal-affectieve doelstellingen Als je keurig de trainingskundige principes hanteert, is de kans groot dat iemand echt sterker wordt of echt harder gaat lopen. Als je goed de methodiek van de schoolslag toepast, leren de meeste kinderen inderdaad zwemmen. Geldt dit ook voor sociaal-affectieve doelstellingen? Het behalen of bereiken van sociaal-affectieve doelen is vaak veel lastiger. Hoe komt dit? • Sociaal-affectieve doelstellingen zijn vaak moeilijk te concretiseren. De formulering blijft soms wat vaag. Wat betekent ‘de samenwerking bevorderen’ precies? Het is niet altijd mogelijk, maar het is belangrijk om een zo concreet mogelijke voorstelling te maken van het uiteindelijk gewenste gedrag. Een voetbaltrainer die fair play wil bevorderen, moet zo concreet mogelijk omschrijven welk gedrag hij dan wil zien bij zijn spelers. • Het resultaat is moeilijker te meten. Dit heeft te maken met het vorige punt. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Ook hier geldt weer: hoe concreter hoe beter.
• Sociaal-affectieve doelstellingen hebben bijna altijd betrekking op de langere termijn. Je verbetert de samenwerking, fair play of het zelfvertrouwen niet in één of twee trainingen. • Veel factoren bepalen het uiteindelijke resultaat. Allerlei factoren die binnen de opvoeding en vorming een rol spelen, kunnen invloed hebben op het halen van de doelstelling. De houding van de sportleider en de manier waarop hij de relatie met de deelnemers vorm geeft, is enorm belangrijk. Maar wat er daarnaast in de thuissituatie van de deelnemers en op school gebeurt, is ook van invloed. Een aardje naar zijn vaartje Voetballertje Just maakt gemene overtredingen als hij tijdens de wedstrijd de bal verliest. En ook na de wedstrijd is hij geregeld een robbertje aan het vechten met de jongens van het andere elftal. Kees, de trainer, probeert Just wat sportiviteit bij te brengen. Maar het is dweilen met de kraan open. Aan de zijlijn staat Just zijn vader te brullen: ‘Trap die vent onderuit, Just!’ Kees vreest dat het er thuis niet veel anders aan toe zal gaan. Het didactisch model en sociaal-affectieve doelstellingen. Het didactisch model is een prima hulpmiddel bij het nastreven van sociaal-affectieve doestellingen. Beginsituatie Bij het analyseren van de beginsituatie stem je je analyse zo veel mogelijk af op je doelstelling. In dit geval richt je je vooral op die sociaal-affectieve aspecten die voor je doelstelling van belang zijn. Als het gaat om het bevorderen van het zelfvertrouwen, is het belangrijk te analyseren hoe het tijdens de verschillende sport- en bewegingsactiviteiten is gesteld met het zelfvertrouwen van de deelnemers. Zo constateer je dat Suzanne erg onzeker is bij spelsporten waarbij sprake is van lichamelijk contact. Emiel is vooral onzeker in situaties waarin andere deelnemers naar hem kijken, zoals bij ringenzwaaien en kastspringen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Doelstelling Formuleer je doelstelling zo concreet mogelijk. Ook al is dit soms knap lastig. De formulering ‘Just gedraagt zich sportief’ is niet concreet. ‘Just helpt zijn tegenstander na een overtreding overeind’ en ‘Just complimenteert een medespeler bij een goede actie’ zijn voorbeelden van concrete, toetsbare doelen.
Bewegingsvormen Vraag je af welke bewegingsvormen bijdragen aan het behalen van je doel. Het gaat hier om bewegen als middel en niet om bewegen als doel. • Welke bewegingsactiviteiten vormen een goed middel om het zelfvertrouwen te vergroten? • Welke bewegingsvormen zijn zodanig gestructureerd, dat ze drukke kinderen houvast bieden?
Een overloopvorm (overlopertje) heeft meer structuur dan een vorm van inblijven en uitmaken waarbij de looprichting vrij is, zoals bij gewoon tikkertje. Vormen van over en weer (in)plaatsen hebben in de regel meer structuur dan vormen van passeren en onderscheppen. Als je doel het bevorderen van het plezier is, kies je bewegingsvormen waaraan iedereen kan meedoen en waarbij de kans op succes groot is.
Organisatie Stem je organisatie af op je doelstelling. Ook je organisatie kan een bijdrage leveren aan het bereiken van sociaal-affectieve doelstellingen. Het gaat hierbij om allerlei bewuste keuzes, bijvoorbeeld het werken in de lengte of in de breedte van de zaal of het werken met teams of in tweetallen. Is je doel het bevorderen van het plezier? Dan zul je bijvoorbeeld zorgen voor een evenwichtige groepssamenstelling en niet al te lange wachttijden tussen de verschillende activiteiten.
Bewust groepjes maken Marieke is erg onzeker. Juf Jannie heeft Marieke bewust ingedeeld bij drie andere deelnemers die niet al te kritisch zijn en die presteren niet zo heel belangrijk vinden. Juf Jannie zorgt er bovendien voor dat Marieke niet als CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
eerste of tweede aan de beurt is, zodat ze even kan kijken hoe het precies moet. Juf Jannie vermijdt eveneens dat Marieke als laatste aan de beurt is, want in dat geval kunnen er te veel deelnemers naar haar kijken.
Begeleiding Zorg dat je begeleidingswijze past bij de gekozen doelstelling. Als het gaat om het bevorderen van het zelfvertrouwen, is het geven van complimenten en het benadrukken van succeservaringen heel belangrijk. Als je min of meer technische aanwijzingen geeft, doe je dit om de kans op succes te vergroten. Is je doel het bevorderen van het plezier, dan zul je meer nadruk leggen op leuke acties dan op het scoren van punten. Bij de meeste sociaal-affectieve doelen is een open communicatie met de deelnemers belangrijk. Zeker binnen de bewegingsrecreatie.
Andere hand boven
Trainer Fred ziet dat Mikel zijn hockeystick verkeerd vasthoudt, waardoor hij regelmatig de bal misslaat. Om de kans op succes te vergroten, vraagt trainer Fred aan Mikel om zijn handen andersom te plaatsen. Als het daarna beter gaat, geeft Fred hem enthousiast een compliment. Evaluatie Richt je evaluatie op dat wat je hoopte te bereiken. In hoeverre heb je de sociaal-affectieve doelstelling behaald? Overweeg om bij de evaluatie de deelnemers te betrekken. In een aantal gevallen gaat het om hun beleving, om hoe de deelnemers het ervaren hebben. Als je geprobeerd hebt het plezier in het bewegen te vergroten, kun je aan de deelnemers vragen hoe ze de lessen of trainingen vonden.
Cognitief leren
Naast sociaal-affectieve en motorische doelen streeft een sport- en bewegingsleider ook cognitieve doelen na. Als je goed wilt volleyballen, is een juiste inzet van groot belang. Maar je moet ook kunnen smashen. En dat niet alleen, je zult ook moeten weten wanneer je dit wel en wanneer je dit niet moet doen.
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Bij honkbal moet je kunnen werpen en vangen, maar je moet ook weten naar welk honk je de bal het best kunt gooien. Je kunt een juiste tactiek vaak niet uitvoeren zonder een juiste techniek, en techniek zonder tactisch inzicht levert bij de meeste takken van sport ook niet veel op.
Voorbeelden van cognitieve vaardigheden • het analyseren van de techniek van de schoolslag • het samenstellen van de methodiek van de lay-up • het kiezen van de juiste opstelling bij volleybal • het kennen van de vijf meest voorkomende fouten in de uitvoering van de koprol. Hoe kun je als lesgever de deelnemers helpen bij het verwerven van cognitieve vaardigheden? In feite gelden hierbij dezelfde principes als bij het aanleren van een motorische vaardigheid als de schoolslag. Je gooit iemand niet meteen in het diepe, maar je bouwt iets stapje voor stapje op. Dit doe je bij het aanleren van spelregels ook. Het didactisch model en cognitieve doelstellingen. Net als bij sociaal-affectieve vaardigheden, is het bij cognitieve vaardigheden handig om het didactisch model te gebruiken.CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Beginsituatie Analyseer bij de groep de cognitieve kwaliteiten die van belang zijn voor je doelstelling. Stel dat je het belangrijk vindt dat de deelnemers de spelregels van het dubbelspel bij badminton kennen. Dan analyseer je wat ze op dit gebied al wel en nog niet weten. Als je bij voetbal het tactisch inzicht bij balverlies wilt verbeteren, analyseer je juist die momenten. Als je het belangrijk vindt om deelnemers de spelregels van een spel te leren, analyseer je welke regels elk spel kent. Vrijwel elk spel kent regels ten aanzien van: • het gedrag ten opzichte van medespelers en tegenstanders • materiaalhantering • de tijd • belijning (in en uit) • maken van punten, scoren • de manier waarop je omgaat met overtredingen. Doelstelling Bepaal zo helder en concreet mogelijk je doelstelling. Zo maakt het een groot verschil of de deelnemers de regels moeten kennen, toe moeten kunnen passen tijdens een spel of toe moeten kunnen passen in de rol van scheidsrechter. Bewegingsvormen Bepaal op basis van de beginsituatie en doelstelling welke bewegingsvormen je aan de orde wilt laten komen en in welke volgorde. Belangrijkste regels badminton Sport- en bewegingsleidster Irene wil de deelnemers de belangrijkste regels van het badminton aanleren. Ze kiest voor de regels van het dubbelspel. Bovendien vindt Irene het belangrijk dat de deelnemers inzicht hebben in de functie van spelregels. Daarom geeft ze de deelnemers eerst de opdracht een dubbelspel te spelen. Dit spel moet een winnaar opleveren. Ze moeten zelf de regels afspreken. Vervolgens spelen de winnaars en verliezers tegen elkaar. Dit dwingt de deelnemers opnieuw afspraken te maken over de regels. Na verloop van tijd vraagt Irene naar de afspraken die de deelnemers gemaakt hebben. Vervolgens legt Irene de serviceregels uit en laat de deelnemers hiermee oefenen. Tot slot besteedt Irene aandacht aan de afmetingen en de betekenis van de verschillende lijnen van het badmintonveld. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Organisatie en begeleiding Zorg dat de organisatie en begeleiding een bijdrage leveren aan de cognitieve doelstelling. In geval van het aanleren van spelregels, zijn de volgende vragen belangrijk: • Welke spelregels vertel ik vooraf en waarom (hoeveelheid en volgorde)? • Vertel ik de regels aan de hele groep of doe ik dat in kleine groepjes? • Welke regels laat ik tijdens het spel naar voren komen (hoeveelheid en volgorde)? • Vertel ik de bedoeling van de regels of laat ik ze dit ervaren? • Welke (officiële) regels hanteer ik niet? • Welke regels accentueer ik? • Welke regels laat ik de volgende keer aan de orde komen? En op welke manier? Evaluatie Besteed aandacht aan het gestelde cognitieve doel, zodat je hier de volgende keer mee verder kunt gaan. Jouw evaluatie moet informatie opleveren voor een nieuwe beginsituatie voor de volgende les. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/600caf879cf11bf1538a45095eeca839.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Leerstijl Houd als lesgever rekening met de verschillendeleerstijlenvan de deelnemers. Niet iedereen verwerft kennis op dezelfde manier. De leerstijlen van mensen kunnen verschillend zijn. De een leert de spelregels door ze in een boekje op te zoeken, de ander door het spel te spelen en weer een ander door naar het spel te kijken.
Motorisch leren
Bij motorisch leren gaat het om het leren van motorische vaardigheden. Hierbij kun je denken aan veel verschillende vaardigheden, zoals typen, autorijden, schrijven of voetballen. Dat zijn allemaal motorische vaardigheden.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/b7d8a77c2e2826eeaf3f5bd49e6259d1.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Er bestaan verschillende modellen of theorieën over de manier waarop mensen motorische vaardigheden aanleren. Deze verschillende modellen gaan meestal uit van hetzelfde basismodel. De verschillen tussen de diverse modellen ontstaan door het accentueren van één van de aspecten van dit basismodel of door het toevoegen van elementen aan het basismodel. Hier wordt het volgende basismodel voor motorisch leren beschreven.
Basismodel voor motorisch leren. Je ziet in dit model dat motorisch leren in een bepaalde volgorde plaatsvindt: 1. de input of de instructie Dit is de informatie die de deelnemer op een of andere manier krijgt, bijvoorbeeld door het zien van een voorbeeld (plaatje) of het krijgen van instructie (praatje). CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
2. de sporter Hierbij gaat het om de manier waarop de deelnemer de informatie (de input, de instructie) verwerkt. Concentratie, motivatie en de manier van verwerken spelen hierbij een belangrijke rol. 3. de output Op basis van de verkregen informatie en de verwerking daarvan komt de deelnemer tot een zichtbare uitvoering van de motorische vaardigheid; het (leer)resultaat. 4. de feedback Na de uitvoering van de vaardigheid krijgt de deelnemer op- en aanmerkingen over het resultaat van zijn poging. De reactie van de lesgever op het resultaat van de uitvoering en de terugkoppeling daarvan naar de deelnemer, noemen we feedback. De deelnemer gebruikt de informatie uit de feedback als nieuwe informatie voor de volgende poging. Opdracht 5 Vormen van leren (theorieopdracht) Vormen van leren. Er bestaan verschillende vormen van leren: • sociaal-affectief leren • cognitief leren • motorisch leren • intentioneel leren • incidenteel leren. Geef van alle vormen van leren een omschrijving en een voorbeeld uit de praktijk. Opdracht 6 Leren in de praktijk (theorieopdracht) Vormen van leren. Filmpje - Motorisch leren a. Van welke vorm van leren is hier sprake? CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS b. In welke situaties is deze vorm van leren geschikt? c. In welke situaties is deze vorm van leren minder geschikt of ongeschikt?
d. Maak je zelf ook wel eens gebruik van deze vorm van leren? In welke situatie en wat levert het op? Stel dat je deze vorm niet gebruikt. In welke situatie zou je deze vorm eventueel kunnen gebruiken?
Vormen van leren. Deze opdracht kun je in een groepje doen. Krachttraining en training van het uithoudingsvermogen gaat via bepaalde principes. Als iemand deze principes opvolgt, is de kans heel groot dat zijn kracht of zijn uithoudingsvermogen toeneemt. Bij het nastreven van sociaal-affectieve doelen zijn er minder duidelijke principes en ben je ook minder zeker van het eindresultaat. a. Bedenk een aantal sociaal-affectieve vaardigheden. b. Kies een of twee vaardigheden uit en bespreek met elkaar hoe je die doelen zou willen bereiken. c. Bespreek met elkaar waarom dit lastiger is dan het bereiken van trainingsdoelen als kracht en uithoudingsvermogen. Filmpje - Bewegingsonderwijs: coöperatieve spelvormen (via website leraar 24) d. Kunnen coöperatieve spelen inderdaad de samenwerking verbeteren? Opdracht 8 Cognitief leren (theorieopdracht) Vormen van leren. Als lesgever heb je ook te maken met cognitieve doelstellingen. Zo moet je regelmatig SB-deelnemers bepaalde spelregels duidelijk maken. a. Noem een aantal algemene spelregels die vrijwel elk spel heeft (bijvoorbeeld belijning). Stel: Je moet voor het eerst bumball geven aan een groep SB-deelnemers. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Filmpje - Bumball by the Heart