![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/b2287c0db2886232ebea4b28a8fab2e6.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
10 minute read
10.4 Instructievormen
b. Zoek de spelregels van dit spel op via internet. Beschrijf hoe jij de regels uit gaat leggen.
Opdracht 9 Basisschema motorisch leren (theorieopdracht)
Vormen van leren. a. In het schema zie je hoe het leerproces verloopt. Omschrijf alle begrippen uit het schema. b. Vul het hele schema voor twee verschillende bewegingsvaardigheden in. 10.4 Instructievormen De eerste stap in het motorisch leerproces is de input. De deelnemer krijgt instructie over de aan te leren vaardigheid. Het geven van instructie kan op allerlei manieren gebeuren. Wat verstaan we eigenlijk onder instructie? Horen daar ook de correcties bij of vallen deze eigenlijk onder feedback? De begrippen instrueren, corrigeren en feedback worden nogal eens door elkaar gebruikt. Instructievormen zijn de manieren waarop een sport- en bewegingsleider bewegingsaanwijzingen geeft. Voordat iemand een beweging gaat maken, krijgt hij instructie over de uitvoering van de beweging. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van een voorbeeld. Op basis van dit voorbeeld voert de deelnemer de beweging uit. Na het uitvoeren van de beweging kan de lesgever een correctie geven. Deze correctie is een vorm van feedback, van terugkoppeling. De volgende vier soorten instructievormen kunnen worden CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS onderscheiden: • visuele instructie (plaatje) • auditieve instructie (praatje)
• tactiele of manuele instructie (beweging aan laten voelen) • mentale instructie (in gedachten uitvoeren, zelfinstructie).
Visuele instructie
Visuele instructie is bijvoorbeeld: • goed voorbeeld • fout voorbeeld • foto • film • markeringspunt. Door voordoen (demonstreren) of door afbeeldingen, foto’s of filmfragmenten te laten zien, probeer je als lesgever de deelnemer een zo goed mogelijk beeld te laten vormen van de beweging die hij gaat uitvoeren. Zeker in het begin van een leerproces is visuele instructie van groot belang. Daarom is het ook belangrijk dat de SB-deelnemers tijdens het wachten de actieve deelnemers observeren. Dit blijkt het leerproces ten goede te komen. Deelnemers die het leerproces van hun mededeelnemers observeren, presteren veel beter dan de deelnemers die dat niet doen. Het geven van foute voorbeelden heeft pas zin in de latere fases van het leerproces. Het analytisch vermogen van de deelnemer, de fase van het motorisch leerproces en dat wat je met de beweging beoogt, bepalen de gedetailleerdheid van het beeldmateriaal. Vooral de topsport maakt intensief gebruik van de mogelijkheden van de digitale foto- en videocamera. Bij visuele instructie of begeleiding kun je ook denken aan het werken met bepaalde markeringspunten. Bijvoorbeeld bepaalde voorwerpen om de aanloop houvast te geven of een markering ter ondersteuning van een juiste houding bij de latpassage van de flop. Visuele instructie: werken met afbeeldingen. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/0486bda92f8f669504a315fed48e4d29.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Auditieve instructie
Auditieve instructie is bijvoorbeeld: • uitleg, praatje • ‘doe alsof’-opdrachten • ritmische begeleiding • gedragsgecentreerde instructie • doelgecentreerde instructie. Meestal volgt na of tijdens het voorbeeld (plaatje) een korte uitleg (praatje). Het is daarbij belangrijk om vooraf na te denken over de volgende vragen: • Wat ga ik uitleggen? • In welke volgorde (van belangrijk naar minder belangrijk, van globaal naar gedetailleerd)? • Hoeveel vertel ik in één keer? • Hoe ben ik in mijn uitleg zo helder, duidelijk en concreet mogelijk? Auditieve instructie. ‘Doe alsof’-opdrachten Vaak geldt hoe concreter, hoe beter. ‘Doe alsof’-opdrachten (gooi de bal alsof, CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS raak de bal alsof) voldoen aan deze regel. Je maakt hierbij gebruik van beeldspraak. Bij de SB-deelnemers roept dit een concrete voorstelling op. Je kunt hierbij ook denken aan instructies als ‘zo rond als een bal’, maken van
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/9f8e05b7fd02a563f68eacd3a0d1f0da.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
‘hazenhuppen’ ,
‘tenen gestrekt’ en ‘zo recht als een plank’. Het voordeel is dat je er een voorstelling van kunt maken en het bij jezelf kunt controleren. Bij de bespreking van het impliciet motorisch leren komt dit terug en wordt dit analogie leren genoemd.
In het begin van het leerproces kun je volstaan met het geven van een voorbeeld. Na verloop van tijd kun je in het voorbeeld aandacht vragen voor één bepaald deel van de beweging, bijvoorbeeld de afzet (‘probeer eens te letten op mijn voeten’). Vervolgens zou je dit weer visueel kunnen ondersteunen door het laten zien van foto’s van de afzetfase.
Ritmische begeleiding
Bij auditieve instructie of begeleiding kun je ook denken aan het verbaal aangeven van het juiste moment van inzet van een beweging, aan het ritmisch begeleiden of ondersteunen van een beweging. Deze vorm van instructie kun je onder andere toepassen bij het tweetellenritme bij de lay-up of de ritmische ondersteuning bij een kip aan de rekstok (‘AM-STER-DAM’).
In plaats van het met woorden aangeven van het juiste moment van een beweging of het verbaal begeleiden van een beweging, kun je ook gebruikmaken van geluidsinstructie, zoals tikken, klappen en trommelen.
Gedragsgecentreerde en doelgecentreerde instructie Het geven van verbale instructie kan op twee manieren plaatsvinden: • gedragsgecentreerde instructie • doelgecentreerde instructie. Bij gedragsgecentreerde instructie richt de lesgever de aandacht op het motorisch gedrag of het eigen lichaam. Gedragsgecentreerde instructie heet dan ook wel lichaamsgerichte instructie. Zo is‘buig je romp wat meer voorover’ een voorbeeld van gedragsgecentreerde instructie. Bij doelgecentreerde instructie geeft de lesgever informatie over de richting, baan en plaats van bijvoorbeeld het neerkomen van een bal of geeft hij bepaalde referentiepunten mee, zoals het plakken van een postzegel bij de lay-up. Je mikt hierbij de bal rechtsboven in de rechthoek achter de basket, op de plaats waar je een postzegel op een brief plakt. Hierbij geeft de lesgever CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS sturing vanuit de omgeving. Dit heet ook wel omgevingsgerichte instructie. Bij de bespreking van het impliciet motorisch leren gaan we hier nader op in.
Gedragsgecentreerde en doelgecentreerde instructies in de praktijk
Startduik bij zwemmen
Gedragsgecentreerde instructie: • ‘Strek je benen volledig en explosief.’ Doelgecentreerde instructie: • de zwemonderwijzer spant een toversnoer over het water en zegt: ‘Duik hier maar overheen.’ Rugslag bij zwemmen Gedragsgecentreerde instructie: • ‘Buig je hoofd achterover.’ Doelgecentreerde instructie: • ‘Kijk naar het plafond.’ Onderhandse service bij volleybal Gedragsgecentreerde instructies: • ‘Linkerbeen voor, rechter achter, stevig staan.’ • ‘De bal moet schuin van onderen geraakt worden.’ • ‘Sla de bal op taillehoogte weg.’ Doelgecentreerde instructies: • ‘Probeer te mikken op het merkteken op de vloer achter het net.’ • ‘Probeer de bal eens lager over het net te slaan.’ Tennis Gedragsgecentreerde instructies: • ‘Draai je bovenlichaam meer in.’ • ‘Zwaai je arm verder door.’ CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS Doelgecentreerde instructies:
• ‘Kijk met je hoofd naar het hek.’ • ‘Kijk na het raken van de bal naar de lichtmast.’ • ‘Stop je racket in je rugzak.’
Verdiepingsstof - Interne en externe focus.
Tactiele of manuele instructie Tactiele of manuele instructie is bijvoorbeeld: • aanvoelen van de beweging • tikje of zetje • inzet van een beweging. Om een deelnemer een beweging aan te leren, kun je ook gebruikmaken van het laten aanvoelen van de beweging. Deze manier gebruiken lesgevers vaak wanneer je een beweging of een gedeelte van een beweging niet kunt zien (bijvoorbeeld de beenslag van de schoolslag). Ook andere vormen van tactiele begeleiding zijn denkbaar, zoals het op het juiste moment een tikje meegeven bij het maken van een handstandoverslag of het laten voelen wanneer een deelnemer een bepaalde beweging moet inzetten. Bij risicovolle, gevaarlijke bewegingen kun je ook tactiele begeleiding toepassen. Mentale instructie Mentale instructie is bijvoorbeeld: • mental rehearsal, uitvoeren van de beweging in gedachten • zelfinstructie. Bij deze instructievorm instrueert de deelnemer zichzelf door intensief aan de uit te voeren vaardigheid te denken. Hij voert de vaardigheid in gedachten uit, stelt zich voor hoe hij de vaardigheid gaat uitvoeren. We noemen dit ook wel de zelfinstructiemethode of mental rehearsal. Bij mental rehearsal probeert de deelnemer zo goed mogelijk aan de uit te voeren bewegingsvaardigheid te denken. Bovendien laat hij in de juiste volgorde alle stappen van de beweging aan zich voorbijgaan. Dit proces draagt bij aan het optimaliseren van de bewegingsvoorstelling en aan de uitvoering. Mental rehearsal blijkt het centraal zenuwstelsel positief te activeren. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Bepaalde takken van sport maken veel gebruik van mental rehearsal. Skiërs nemen de slalom goed in zich op en hebben in gedachten de piste al een aantal malen genomen voor ze de slalom echt uitvoeren. Op die manier proberen ze de bewegingen al in te slijpen. Ook de hoogspringer heeft de sprong over de lat al een aantal malen gemaakt voordat hij echt gaat springen. Mental rehearsal blijkt duidelijk positieve effecten op het leerproces te hebben.
Combineren van instructievormen
Hoe voeg je al deze vormen van instructie samen tot de ideale mix? En in welke volgorde bied je ze aan? Hoewel het moeilijk is om een algemeen geldend antwoord te geven op deze vragen, zien we bij diverse takken van sport een vaste volgorde: in het begin van het leerproces blijkt het zien (plaatje) het belangrijkste te zijn en bij het geleidelijk verbeteren van de beweging krijgt het horen (praatje) en vervolgens ook het (aan)voelen meer nadruk.
Bovendien wijst men op het belang van mentale processen. Motorisch leren is ook een kwestie van nadenken, van goed observeren en proberen de juiste bewegingsvoorstelling te maken, en van proberen de eigen fouten te analyseren.
Bij instrueren hoef je niet altijd aan iemand van buitenaf te denken die de deelnemers wat duidelijk probeert te maken. Een aantal deelnemers is goed in staat zichzelf te instrueren. Jezelf instrueren levert zeker in het begin van het motorisch leerproces goede leerervaringen op. Je kunt ook door het bewust opstellen van een bepaalde bewegingssituatie als het ware de SB-deelnemers instrueren. Je creëert dan een bewegingssituatie (arrangement) waarvan je verwacht dat dit het beoogde leerresultaat bij de deelnemer oproept. Op basis van het zorgvuldig gekozen arrangement instrueert de deelnemer zich grotendeels zelf.
CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Binnen het volleyballen is geprobeerd een ideale instructiemethode te ontwikkelen. De stappen zien er als volgt uit: 1. Demonstreer de vaardigheid (visuele instructie). 2. Laat de spelers de techniek uitproberen. 3. Demonstreer de vaardigheid met de aandacht op één onderdeel gericht (visuele en auditieve instructie). 4. Laat de spelers oefenen en geef daarbij feedback gericht op het aandachtspunt (auditieve instructie). 5. Demonstreer de vaardigheid met de aandacht gericht op een volgend onderdeel (visuele en auditieve instructie). 6. Laat de spelers oefenen en geef daarbij feedback gericht op dit volgend onderdeel (auditieve instructie). 7. Herhaal dit proces tot alle onderdelen zijn behandeld. Instructie en fasen van het motorisch leerproces De instructievorm is afhankelijk van in hoeverre een sporter een bepaalde beweging al beheerst. Iemand die een beweging voor het eerst uit gaat voeren, heeft behoefte aan een voorbeeld en aan een algemene verbale instructie. Iemand die dezelfde beweging al bijna tot in de perfectie beheerst, zal meer gebaat zijn bij videobeelden en mental rehearsal. Het motorisch leerproces bestaat uit verschillende fasen. De volgende richtlijnen gelden voor deze fasen: • Het demonstreren is in de beginfase van het leerproces de meest geschikte instructievorm. • Verbale sturing van het bewegingsverloop is gedurende het hele leerproces van groot belang. • Bij het leren van complexe vaardigheden, zoals de borstcrawl, leidt een gedragsgecentreerde instructiewijze tot een beter leerresultaat. • Het combineren van lichamelijke oefening en mentale oefening bevordert het leerresultaat. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
Uitvoeren van de borstcrawl. Opdracht 10 Woordspin instructievormen (groepsopdracht) Instructievormen. Deze opdracht doe je in een groepje van vier studenten. Website - Mindmap maken. a. Maak een woordspin met in het midden het woord Instructievormen. Om de beurt bedenken jullie woorden die met instructievormen te maken hebben. Zet deze woord om Instructievormen heen en trek lijnen tussen Instructievormen en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen op het papier en kom tot een lijst met onderwerpen die met instructievormen te maken hebben. c. Vergelijk deze lijst met lijsten van medestudenten. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS
![](https://assets.isu.pub/document-structure/230119100419-83f38b42046c8ea51ee2a28e6d8dce90/v1/491375e6b10ea5b6ca1d6305a715cc0e.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Instructievormen.
Filmpje - Balanceren
a. Van welke instructievormen is hier sprake? b. Wat vind je van de manier waarop de lesgever instructie geeft?
Opdracht 12 Visuele instructie (theorieopdracht) Instructievormen. a. Geef zo veel mogelijk vormen van visuele instructie. b. Geef een korte omschrijving van deze vormen van visuele instructie. c. In welke situatie zijn deze instructievormen goed te gebruiken? Opdracht 13 Auditieve instructie (theorieopdracht) Instructievormen. a. Geef zo veel mogelijk vormen van auditieve instructie. b. Geef een korte omschrijving van deze vormen van auditieve instructie. c. In welke situatie zijn deze instructievormen goed te gebruiken? Opdracht 14 Doelgecentreerde en gedragsgecentreerde instructie (groepsopdracht) Instructievormen. Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Bespreek met elkaar wat je verstaat onder doelgecentreerde en gedragsgecentreerde instructie. CONCEPT BOOM BEROEPSONDERWIJS b. Bespreek met elkaar van welke instructievormen jij gebruik maakt. c. Geef van beide vormen een aantal praktijkvoorbeelden.