174 minute read
3.5 Begrippen
de enquêtes zijn deelbaar via e-mail, je website of social media. Wil je meer opties? Dan kun je voor een van de betaalde pakketten kiezen. De voordelen van Zoho op een rijtje: • gratis enquête-tool • werkt simpel en snel door drag & drop • 25 verschillende vraagtypen • meer dan 200 sjablonen. Bron: Enquête maken – tips + de 6 beste tools (Enqueteplein.nl). 3.5 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
THEMA 4 PR EN VRIJWILLIGERS Inhoud thema • public relations • vrijwilligers • verdiepingsstof • begrippen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Het succes van een evenement hangt van veel factoren af. Twee belangrijke factoren zijn in elk geval de pr en vrijwilligers. Dat zijn de twee onderwerpen van dit thema. De public relations (pr) wordt vooral besproken vanuit de relatie met het organiseren van een evenement. Na aandacht voor wat er onder public relations wordt verstaan, komt het opstellen van een pr-plan aan de orde. Tot slot gaat het thema in op enkele veelgebruikte pr-middelen bij evenementen. Vrijwilligers vormen de kurk waarop de sport drijft. Dat geldt ook voor de organisatie van evenementen. Bij het organiseren van een evenement krijg je bijna altijd te maken met vrijwilligers. Een goede werving en plaatsing én een goede begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers is heel belangrijk voor het slagen van een evenement. In dit thema leer je hoe je de werving, plaatsing en begeleiding van vrijwilligers vorm kunt geven. Relatie met werkproces Het thema ‘Pr en vrijwilligers’ heeft een relatie met het werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor. Leerdoelen • Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder public relations. • Je kunt een pr-plan opstellen. • Je kunt een pr-matrix invullen. • Je kunt een stappenplan voor het werven en plaatsen van vrijwilligers maken. • Je kunt beschrijven hoe je vrijwilligers kunt begeleiden en ondersteunen. 4.1 Casus Opdracht 1 Casus Maximale aandacht De nieuwbouwwijk Kromhoek bestaat over een aantal maanden vijf jaar. Het is een vrij grote wijk die nog steeds niet helemaal af is. De groenvoorzieningen COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) zijn redelijk op orde. Zo is er een grasveld waar je onder andere een balletje
kunt trappen en er is een multifunctioneel hardcourtveld aangelegd. De wijk hangt helaas nog als los zand aan elkaar. De mensen in de wijk lijken min of meer langs elkaar heen te leven. Sommigen van hen zijn vanuit de binnenstad naar deze wijk gekomen; een groot aantal komt uit de verre omgeving. Sinds een paar jaar is er een wijkvereniging. Deze vereniging wil een sportief evenement voor eigenlijk alle mensen in de wijk organiseren. Het belangrijkste doel is kennismaken met elkaar; elkaar leren kennen. Aan twee studenten van Sport & Bewegen wordt gevraagd voor dit evenement de pr te verzorgen. Filmpje - Casus - Thema 4 Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten. Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Zo gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis a. Wat is de aanleiding van dit evenement? b. Wat is het belangrijkste doel van dit evenement? c. Hoe pak je de pr aan? Uit welke stappen bestaat het opstellen van een COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) pr-plan?
d. Wat zijn, denk je, de grootste problemen waar je in deze situatie mee te maken krijgt? e. Wat is volgens jou het belangrijkste pr-doel? f. Met welke randvoorwaarden heb je te maken voor het opstellen van het pr-plan? g. Op welke verschillende groepen moet jij de pr richten? Met welke (publieks)groepen krijg je te maken? h. Welke pr-middelen ken je allemaal? Welke pr-middelen zijn goed bruikbaar voor dit evenement? i. Met welke pr-middelen kun je de diverse groepen het beste bereiken? Hoe ziet je pr-matrix eruit? OuderenVolwassenen met oudere kinderen Volwassenen met jonge kinderen JeugdigenKinderenPublieksgroep/pr-middel XX--Advertentie huis-aan-huisblad XXXXXFlyer van de wijkvereniging -XXXXFacebook-pagina ---XXPoster XXX--Brief XXX--Persbericht (krant, kabelkrant) Vaardigheden j. Werk een deel van de pr-matrix uit. Kies een publieksgroep en een bij de groep passend pr-middel en ontwikkel dat pr-middel. X COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
4.2 Public relations
Wat is public relations?
Public relations (pr) staat voor de relatie die je als organisatie hebt met de wereld om je heen. Public relations kun je omschrijven als: Het systematisch communiceren met voor de organisatie belangrijke groepen, met als doel het wederzijds begrip tussen deze groepen en de organisatie te bevorderen. Bij public relations gaat het om het onderhouden van relaties en het bevorderen van de naamsbekendheid. Alle activiteiten die hierop gericht zijn hebben te maken met pr. Zo kan een fitnesscentrum bewust ervoor kiezen om hoofdsponsor te worden van een actie voor het goede doel. Hoofddoel van deze actie is het bevorderen van de naamsbekendheid en het opbouwen van een goede naam. In dit verband spreek je over het imago van een bedrijf of organisatie. Het ontwikkelen van een positief imago vereist een systematische aanpak. Een positief beeld van een sportorganisatie ontstaat meestal niet door een eenmalige actie, maar is het resultaat van regelmatige positieve profilering. Wel kunnen bepaalde personen binnen een organisatie van groot belang zijn voor een goed imago. Zo is het imago van koningin Máxima belangrijk voor het Koningshuis. Bij Red Bull Racing speelt het imago van Max Verstappen een grote rol. Naast gezichtsbepalende personen zijn goede contacten met de pers heel belangrijk voor professionele organisaties. Imago WK voetbal daalt Het imago van het WK voetbal is de afgelopen 4 jaar verslechterd. Dit blijkt uit een tweejaarlijks merkenonderzoek door Hendrik Beerda Brand Consultancy onder 2000 Nederlanders. Volgens het onderzoek worden de Olympische Spelen en de Elfstedentocht veel meer gewaardeerd dan de mondiale titelstrijd. Ook het enthousiasme voor het Nederlands elftal neemt af. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
"Bij eerdere metingen bleek het WK ook al minder populair dan de Olympische Spelen en de Elfstedentocht, maar het gat wordt steeds groter. De doorlopende kritiek op de organisatie van het WK in Brazilië, Rusland en Qatar zorgt ervoor dat het Nederlandse publiek steeds minder warmloopt voor het evenement” , aldus merkadviseur Beerda. Hoewel een goede pr een bijdrage kan leveren aan een betere omzet voor een bedrijf, is dit niet het hoofddoel. Wanneer het gaat om het verbeteren van de omzet, hebben we het over marketing. Afhankelijk van de grootte van de organisatie en van het belang dat men hecht aan pr, is er een aparte pr-functionaris of iemand die dit als een van zijn taken heeft. Als sportleider heb je bij het organiseren van projecten en sportieve evenementen ook te maken met pr. Je moet in staat zijn om voor een sportief evenement een pr-plan op te stellen. https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=429707760&page=5&pos=134&title=Oranje-Rood---SCHC Bedrijven kunnen hun naamsbekendheid vergroten door sportverenigingen te sponsoren. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Het pr-plan
De pr van een organisatie bestaat uit het systematisch communiceren met belangrijke groepen mensen. Het woord systematisch zegt het al: je doet het niet willekeurig maar planmatig. Je begint dan ook met het maken van een pr-plan. Bij het opstellen van een pr-plan doorloop je de volgende stappen: 1. pr-doel bepalen 2. randvoorwaarden bepalen 3. publieksgroepen bepalen 4. pr-middelen bepalen 5. pr-matrix invullen. Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. De vijf stappen van het opstellen van een pr-plan. Pr-doel bepalen Voor je de pr-activiteiten start, moet je eerst weten wat je eigenlijk met je pr-activiteiten wilt bereiken. Een paar voorbeelden van pr-doelen zijn: • 80% van de gasten moet op de hoogte zijn van het activiteitenaanbod van het animatieteam van camping De hoge weide. • Van de gasten tussen 12 en 18 jaar neemt minimaal 60% deel aan het beachvolleybaltoernooi. • 50% van de mensen associeert camping De hoge weide met sportiviteit. Een concrete, goed geformuleerde doelstelling biedt houvast bij het invullen van de andere onderdelen van het pr-plan. Randvoorwaarden bepalen Pr-activiteiten kosten geld. Je budget bepaalt wat je op dit gebied wel en niet kunt. Bovendien heb je te maken met mensen die de pr-activiteiten uit moeten voeren. De belangrijkste randvoorwaarden zijn: • Het budget dat je tot je beschikking hebt voor de pr-activiteiten. • De mensen, en de tijd die ze tot hun beschikking hebben om aan pr-activiteiten te besteden. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Publieksgroepen bepalen
Als SB-organisatie heb je te maken met verschillende groepen mensen die belangrijk zijn voor de organisatie. We noemen dit publieksgroepen. Bij een recreatiebedrijf kun je denken aan de gasten, maar ook aan buurtbewoners, middenstanders in de omgeving, (potentiële) vrijwilligers, sponsors en subsidieverstrekkers. Het onderscheiden van de verschillende publieksgroepen is een belangrijke activiteit. Je kunt natuurlijk zeggen dat alle gasten van het park één publieksgroep vormen. In veel gevallen zal het beter zijn om deze grote groep in een aantal kleinere groepen onder te verdelen. Dit onderverdelen noemen we doelgroepsegmentatie. Je kunt de gasten bijvoorbeeld in leeftijdscategorieën verdelen. Een groep jeugdigen van 12 tot 18 jaar heeft waarschijnlijk andere interesses dan kinderen van 8 tot 12 jaar. Verdiepingsstof - Doelgroepsegmentatie Pr-middelen bepalen Pr-middelen zijn alle communicatie- of publiciteitsmogelijkheden. Op verschillende manieren kun je proberen de publieksgroepen te bereiken en met hen te communiceren. Zo kun je een advertentie plaatsen, een affiche ophangen, flyers verspreiden of een bericht op de kabelkrant plaatsen. De keuze van het pr-middel is heel belangrijk. Je moet het gebruiken van pr-middelen zien als het schieten met scherp. Hiermee bedoelen we dat je goed moet nadenken op welke manier je een bepaalde publieksgroep het beste kunt bereiken. Bereik je jongeren via social media, via een advertentie in een huis-aan-huisblad of bereik je jongeren beter door een poster op te hangen op school of bij het buurthuis? Daarnaast geldt dat de eerste klap een daalder waard is. Een goede start van je publiciteitscampagne is heel belangrijk. De eerste indruk die je wekt is in veel gevallen doorslaggevend. Daarna is het de kunst om de belangstelling voor je sportieve evenement of project ‘warm te houden’. In die zin moet je niet al je kruit in een keer verschieten, en de publiciteit proberen te doseren. Bij een groot evenement kan dit betekenen dat je verschillende persberichtennaar een krant stuurt waarin je steeds nieuwe elementen belicht. Verdiepingsstof - Socialmediamarketing COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Pr-matrix invullen
Als je het pr-doel, de randvoorwaarden, de publieksgroepen en de pr-middelen hebt bepaald, ga je de pr-matrix invullen. De pr-matrix laat zien met welk pr-middel je een bepaalde publieksgroep wilt bereiken. In een pr-matrix kun je ook aangeven wie verantwoordelijk is voor welk pr-middel en op welk tijdstip het moet gebeuren. De timing is belangrijk voor de effectiviteit van de pr. Een poster waarop je een maand van tevoren het beachvolleybaltoernooi van de camping aankondigt, heeft waarschijnlijk niet zo veel effect. Deze poster twee dagen van tevoren ophangen, lijkt ook niet effectief. Op een camping kun je het beste met weekprogramma’s werken en kondig je de activiteiten ongeveer een week van tevoren aan. Voor een juiste timing maken veel reclamebureaus gebruik van de AIDA-formule: A = Aandacht I = Interesse D = Deelname A = Actie. Iedere letter geeft een stap aan, maar soms neem je meer stappen tegelijkertijd. Allereerst moet je het evenement onder de aandacht brengen. Je hangt een poster op, je schrijft een stukje in een clubblad, je plaatst een advertentie in de krant of maakt gebruik van social media. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Eventueel rechten opvragen. Bronvermelding toevoegen: https://www.wsvvolleybal.nl/nieuws/spek-onze-clubkas-met-kaartverkoop-fivb-wk-volleybal-vrouwen/ Een poster van het WK volleybal dames in Nederland 2022. De volgende stap is de interesse bij mensen opwekken. Soms neem je deze stap tegelijkertijd met de eerste, maar het kan ook apart, bijvoorbeeld door na de bekendmaking een folder met meer informatie te verspreiden. Alleen interesse is niet voldoende. Je probeert mensen zo geïnteresseerd te krijgen dat ze echt gaan deelnemen of zich als vrijwilliger opgeven. Een meer persoonlijke benadering heeft op dit punt meestal effect. Tot slot moeten de deelnemers of vrijwilligers ook echt tot actie overgaan. Mensen moeten zich niet alleen inschrijven, maar ook echt naar het evenement toegaan. Aanvullende informatie als een programmaboekje voor de deelnemer of een draaiboek voor de vrijwilliger kan hierbij een rol spelen Pr-plan voor een basketbaltoernooi van Jolly Jumpers in de wijk Klarenhof Pr-doel bepalen Uit onderzoek blijkt dat in de wijk Klarenhof de sportdeelname van met name COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) jongeren met een migratieachtergrond achterblijft ten opzichte van andere
stadswijken. In samenwerking met de wijkraad organiseert basketbalvereniging Jolly Jumpers een toernooi voor alle jongeren in de wijk, met speciale aandacht voor de jongeren met een migratieachtergrond. De pr-doelen voor dit toernooi zijn: • 75% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar zijn op de hoogte van het toernooi. • Minimaal 30 jongeren die geen lid zijn van Jolly Jumpers schrijven in voor het toernooi. Van de deelnemende jongeren heeft minimaal 25% een migratieachtergrond. • 75% van de deelnemers ziet Jolly Jumpers als een sportieve vereniging die openstaat voor alle bevolkingsgroepen. Randvoorwaarden bepalen De vereniging en de wijk hebben € 1.000 beschikbaar gesteld voor de pr. Bovendien zijn twee vrijwilligers bereid de pr-werkzaamheden op zich te nemen. Publieksgroepen bepalen Het toernooi is gericht op jongeren van ongeveer 12 tot 18 jaar. Daarom kiest de organisatie de volgende publieksgroepen: • jeugdleden van basketbalvereniging Jolly Jumpers • leerlingen van de twee scholen voor voortgezet onderwijs in de wijk Klarenhof • leerlingen van het roc in de wijk Klarenhof • bezoekers van het jongerencentrum (waar veel jongeren met een migratieachtergrond komen) • docenten bewegingsonderwijs van de betreffende scholen • de middenstand/winkeliers van wijk Klarenhof als mogelijke sponsors. Pr-middelen bepalen De organisatie besluit de volgende pr-middelen in te zetten: • advertentie in de schoolkrant van de betreffende scholen • advertentie op infonet van de betreffende scholen • artikel in clubblad en website Jolly Jumpers • Facebookpagina, Instagram, Twitter • posters • brief gericht aan de docenten bewegingsonderwijs COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) • flyer voor de middenstand/winkeliers van de wijk
• persbericht naar de regionale krant en het huis-aan-huisblad van de wijk.
Pr-matrix invullen Pr-middel Jeugdleden Leerlingen Leerlingen Bezoekers Docenten Middenstand Jolly voortgezet roc jongerencentrum bewegingsonderwijs Jumpers onderwijs Klarenhof
Advertentie XX schoolkrant Advertentie XX infonet Artikel X clubblad Facebookpagina, XXXX Instagram Poster XXXX Brief X Flyer X Persbericht XXXX X X
Pr-middelen
Een aantal pr-middelen wordt wat uitgebreider beschreven, zodat je in staat bent deze middelen op de juiste manier te gebruiken. Het gaat om de volgende, veelvoorkomende pr-middelen: • poster of affiche • mail • folder • brochure • strooibiljet of flyer • programmaboekje • tekst voor de website
• social media.
Poster of affiche
Iedereen kent wel de affiches waarmee reclamemakers op allerlei plaatsen de aandacht willen trekken voor hun producten of diensten. Het lijkt gemakkelijk om even een leuke poster te maken, toch is dit een apart beroep waar heel wat reclamebureaus zich mee bezig houden. Dit geeft al aan dat het minder simpel is dan je in eerste instantie zou denken.
Eventueel rechten opvragen. Bronvermelding: www.sport-expertise-centrum.nl Een poster van een sportevenement. Kortweg moet een affiche drie effecten hebben: • de aandacht trekken • interesse wekken • informatie verstrekken. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
De opmaak en inhoud van een affiche hangt af van de plaats waar het komt te hangen. Een affiche langs de kant van de weg moet aan andere eisen voldoen dan een affiche dat in het restaurant van de camping komt te hangen. In een affiche langs de kant van de weg moeten vooral de beelden en de kleuren het doen, en in mindere mate de woorden. Een affiche dat bestemd is voor openbare ruimten, waar het publiek wat langer kan verblijven, is meestal wat kleiner en bevat meer gedetailleerde informatie. Het accent hoeft niet direct op de visuele prikkel te liggen, maar meer op de inhoud. Een affiche is een prima aandachttrekker en is relatief goedkoop. Een affiche past prima in onze zapcultuur waarin we het liefst in een oogopslag over iets geïnformeerd willen worden. Je kunt met een affiche goed de interesse wekken, maar wat betreft de informatie moet het alleen om de hoofdlijnen gaan. In die zin kun je het affiche het beste gebruiken in combinatie met een ander pr-middel. Bijvoorbeeld in combinatie met een folder of een brochure. De 6WenH-formule • Wat gaat er gebeuren? (het programma) • Wanneer vindt het plaats? • Wie heeft de leiding of wie organiseert het? • Waar vindt het evenement plaats? • Welke doelgroepen worden uitgenodigd? • Wat gaat het kosten? • Hoe heet het evenement? Mail Een mailtje kun je prima gebruiken als je een evenement coördineert voor een bepaalde organisatie. Een sportvereniging, school of commerciële sportaanbieder zal waarschijnlijk beschikken over de mailadressen van de leden. Met één druk op de knop bereik je op die manier alle leden. In de mail zelf geef je kernachtig informatie als datum, locatie, tijdstip en inhoud. Bovendien verwijs je naar de bijlage, waar ze een uitgebreidere brochure kunnen bekijken van het evenement. Je kunt de mail ook gebruiken voor een eerste aankondiging en in een latere fase voor de aanmelding. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Folder
Folders zijn een veelgebruikt pr-middel. Bedenk maar eens hoeveel folders er wekelijks in je brievenbus vallen. Dat is meteen ook het nadeel van een folder die je van plan bent huis aan huis te verspreiden. Je kunt de folders laten bezorgen door een reclamebureau, maar dan valt de folder mogelijk met tien andere folders bij de mensen in de brievenbus. Als je in de gelegenheid bent om de folders zelf te bezorgen, vermijd je dit probleem en kun je zelf het tijdstip van bezorgen bepalen. Je kunt folders ook op een bepaalde plaats neerliggen, zoals op de bar en op de tafeltjes van de kantine, in de supermarkt van de camping, bij de receptie van de camping, op de balie van de materiaaluitleen of in de hal van het buurtcentrum. De folder leent zich, veel beter dan het affiche, voor wat uitgebreidere informatie. Je kunt er allerlei gegevens in kwijt over de achtergronden van het evenement en over de verschillende activiteiten. Toch zul je ook in een folder de hoeveelheid informatie beperkt en overzichtelijk moeten houden. De folder is namelijk een soort eerste kennismaking. Eventueel rechten opvragen. https://www.sportpuntgouda.nl/over-ons/nieuws/138/goudse-sportzomer-17-juli-tm-29-augustus-2021 Een folder van een sportevenement. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
De folder van ‘op vakantie met sport - Gouda’
Aandachtspunten folder • Pas de 6WenH-formule toe. • Groepeer de informatie naar onderwerp. • Plaats de onderwerpen in een logische volgorde. • Stem je stijl van schrijven af op de publieksgroep. • Gebruik weinig tekst. • Formuleer kort en bondig. • Gebruik afbeeldingen, als dit tenminste functioneel is. • Vermeld naam, adres, e-mail, website, telefoonnummer, zodat geïnteresseerden om nadere informatie kunnen vragen. • Zorg dat je folder opvalt (kleur, formaat). • Overweeg om advertenties op te nemen (inkomsten). Brochure De brochure onderscheidt zich van de folder in omvang en hoeveelheid tekst. Een folder bevat vooral de hoofdpunten en geeft slechts beperkte achtergrondinformatie. In een brochure kun je dieper op de inhoud ingaan en deze is dan ook geschikt voor mensen die meer dan gemiddelde belangstelling hebben. De brochure verspreid je meestal ook selectief. Dit kan bijvoorbeeld op aanvraag. In een brochure ga je meestal uitgebreider in op de achtergrond. Bij een sportstimuleringsproject kunnen dit bijvoorbeeld de uitgangspunten en doelstellingen van het sportieve evenement zijn. Het voordeel van de brochure is dat je belangrijke achtergrondinformatie kunt verstrekken, waardoor mensen daadwerkelijk overgaan tot deelname aan een evenement. Het nadeel van de brochure zijn de kosten. Dit geldt zowel voor de personele als materiële kosten. Strooibiljet of flyer Een strooibiljet is meestal één A4-tje, dat soms nog dichtgevouwen wordt. Het bevat in hoofdlijnen de informatie over het evenement. Een strooibiljet deel je meestal direct uit aan de mensen, bijvoorbeeld in een winkelstraat, bij het zwembad van de camping of op een druk punt van het recreatiepark. Daarom COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) liggen de eisen die je aan een strooibiljet stelt meestal ook lager dan bij een folder. Je brengt het immers al direct onder de aandacht van de mensen.
Vanwege het belang van het contact met de klant of gast, kun je er bewust voor kiezen om het persoonlijk te verspreiden. Campings en recreatieparken doen dit vanwege de klantvriendelijkheid soms bewust op deze manier. Het is een goedkope, maar redelijk arbeidsintensieve manier van je evenement onder de aandacht brengen. Programmaboekje In een programmaboekje ga je nader in op het programma van het sportieve evenement zelf. Net als bij de brochure zijn ook de kosten van het programmaboekje vrij hoog. Je verspreidt het dus selectief, op aanvraag of bij aanvang van het evenement. Inhoud programmaboekje • algemene informatie en een soort welkom in het voorwoord • de algemene en/of specifieke regels van het evenement en/of de diverse activiteiten • informatie over de accommodatie (velden, kleedaccommodatie, kantine, EHBO) • aanvang en einde van het evenement • eventueel deelnemerslijsten • de tijdstippen waarop de diverse activiteiten plaatsvinden • de plaats waar de activiteiten plaatsvinden • wedstrijdschema’s, poule-indeling, scorelijsten. Tekst voor een website Op een website kun je allerlei informatie kwijt. Met behulp van ‘buttons’ of ‘links’ kun je de ordening aanbrengen in de website. Bij het inrichten van de website is het zaak om vooraf goed na te denken over het pr-doel en de publieksgroepen. Social media Social media spelen een steeds belangrijkere rol. Dat geldt niet meer alleen voor het bereiken van jongeren. Vrijwel alle publieksgroepen zijn via social media te bereiken. WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram en TikTok zijn momenteel de meestgebruikte social media. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/sanktpetersburg-russia-january-24-2018-whatsapp-1009504162 Top 5 social media 2021 1. WhatsApp (10.9 miljoen gebruikers) 2. Facebook (10.1 miljoen gebruikers) 3. YouTube (8.8 miljoen gebruikers) 4. Instagram (4.9 miljoemn gebruikers) 5. TikTok (4.8 miljoen gebruikers). Naast deze veelgebruikte pr-middelen bestaan er nog andere middelen, zoals: • persbericht • promotiekrant(je) • sticker • nieuwsbrief • advertentie • interview • infoavond. Een persbericht schrijven is meer het werk van de sport- en bewegingscoördinator. Een sportleider heeft vooral te maken met drukwerk. Verdiepingsstof - Websites pr-middelen COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Beoordeling pr-middelen
Er bestaan nogal wat pr-middelen. Daarom is een juiste keuze best lastig. Het is handig om de pr-middelen te beoordelen, om vervolgens tot een juiste keuze te komen. De belangrijkste beoordelingscriteria zijn: • het bereik van het pr-middel Het bereik heeft te maken met de groep en het aantal mensen dat je wilt bereiken. Zo kan het zijn dat je de groep jongeren van 12 tot en met 18 wilt bereiken of juist een groep 55-plussers. De eerste groep bereik je bijvoorbeeld door posters op te hangen op middelbare scholen of via social media. Op die manier bereik je vrij gemakkelijk een grote groep. • het communicatievermogen van het pr-middel Het vermogen om de beoogde boodschap over te brengen. Wil je actie overbrengen, dan is misschien een videopresentatie het beste pr-middel. Als je veel informatie wilt vermelden, is een poster ongeschikt en zou je beter een brochure kunnen gebruiken. • de kosten van het pr-middel Meestal heb je te maken met een bepaald budget en moet je het beschikbare geld effectief inzetten. Een mooie kleurenposter is duurder dan een zwart-witversie, maar trekt meer aandacht. Een flyer is goedkoper dan een brochure. Een mailtje, Facebookbericht of Whatsapp kost je helemaal niets. • het vertrouwen in het pr-middel Dit heeft te maken met het vertrouwen dat de publieksgroep heeft in een bepaald pr-middel. Een persbericht in een bekend dagblad kan meer vertrouwen wekken dan een advertentie in een huis-aan-huiskrant. • de zeggenschap over het pr-middel De zeggenschap heeft te maken met de mate van invloed die je hebt op de inhoud van de boodschap. In een aantal gevallen heb je niet de volledige zeggenschap over de inhoud. Wanneer je een interview geeft, is het maar de vraag wat er precies geschreven of uitgezonden wordt. Bij een poster of advertentie bepaal je wel volledig de inhoud. Opdracht 2 Woordspin public relations (groepsopdracht) Bron - Public relations Deze opdracht doe je in een groepje van vier medestudenten. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘public relations’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met pr te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord public relations en trek lijnen tussen public relations en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met pr te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten. Opdracht 3 Doel van public relations (theorieopdracht) Bron - Public relations a. Wat zijn de belangrijkste doelen van public relations? b. Een van de doelen van pr is het vergroten van de naamsbekendheid. Ga uit van een bestaande organisatie, zoals jouw sportvereniging, fitnesscentrum of andere sportaanbieder. Hoe zou die sportorganisatie de naamsbekendheid kunnen vergroten? Opdracht 4 Positief imago (theorieopdracht) Bron - Public relations Naamsbekendheid is natuurlijk belangrijk, maar hopelijk hebben mensen daar een positief idee bij. Zo kun je als wielerploeg je imago op het spel zetten door een dopinggeval. a. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een positief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt. b. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een negatief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt. c. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) negatief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt.
Imago WK voetbal daalt Het imago van het WK voetbal is de afgelopen vier jaar verslechterd. Dit blijkt uit een tweejaarlijks merkenonderzoek door Hendrik Beerda Brand Consultancy onder 2000 Nederlanders. Volgens het onderzoek worden de Olympische Spelen en de Elfstedentocht veel meer gewaardeerd dan de mondiale titelstrijd. Ook het enthousiasme voor het Nederlands elftal neemt af. "Bij eerdere metingen bleek het WK ook al minder populair dan de Olympische Spelen en de Elfstedentocht, maar het gat wordt steeds groter. De doorlopende kritiek op de organisatie van het WK in Brazilië, Rusland en Qatar zorgt ervoor dat het Nederlandse publiek steeds minder warm voor loopt voor het evenement”, aldus merkadviseur Beerda. d. Uit dit artikel blijkt dat het imago van het WK voetbal afgenomen is en dat de Olympische Spelen en de Elfstedentocht een beter imago hebben. Hoe kun je dit verklaren? Geef minstens twee argumenten. Opdracht 5 Imago FC Twente (theorieopdracht) Bron - Public relations Filmpje - Maatschappelijke Selectie a. Waarom zouden de spelers van FC Twente dit doen? Noem minstens drie mogelijke redenen. b. Denk je dat dit bijdraagt aan een positief imago van deze voetbalclub? Leg je antwoord uit. c. Geef twee voorbeelden van soortgelijke activiteiten die sportclubs ondernemen in het kader van een maatschappelijk verantwoordelijkheid en een positief imago. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Opdracht 6 Pr-plan (theorieopdracht)
Bron - Public relations a. Een pr-plan bestaat uit vijf onderdelen. Plaats de onderdelen van het pr-plan in logische volgorde. pr-matrix invullen publieksgroepen bepalen pr-middelen bepalen pr-doel bepalen randvoorwaarden bepalen b. Hierna staan enkele voorbeelden die horen bij het opstellen van een pr-plan. Geef bij elk voorbeeld aan tot welke onderdeel van het pr-plan het voorbeeld behoort. Opdracht 7 Pr-plan opstellen (theorieopdracht) Bron - Public relations Springkussenfestival Studentenvereniging Lauritius viert volgend jaar het twintigste lustrum. Voor de leden wordt onder andere een groot springkussenfestival georganiseerd. De vereniging verwacht dat er ongeveer zeshonderd studenten zullen deelnemen. Er zijn ongeveer twintig verschillende luchtkussenattracties gehuurd. De openingsactiviteit bestaat uit een warming-up op de beats van een bekende dj. De studenten nemen met hun eigen jaargroep deel aan de diverse attracties. Naast de luchtkussenactiviteiten zijn er ‘pauzeactiviteiten’ waar vooral wat te eten en te drinken valt. Het gaat om meedoen, winnen COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
speelt geen rol. Wel is er een prijs voor de jaargroep die het meest origineel gekleed is. Na afloop is er een barbecue. De afdeling Sport & Bewegen van het naburige roc levert de vrijwilligers voor deze dag. Dit voorbeeld beschrijft de lustrumactiviteit van Studentenvereniging Lauritius. Ontwikkel een pr-plan voor dit evenement. 4.3 Vrijwilligers Werven en plaatsen van vrijwilligers Bij een sportief evenement of nevenactiviteit is van alles te doen. Dit kun je niet allemaal alleen, je hebt vrijwilligers nodig. De eerste stap is het werven en plaatsen van vrijwilligers. Door werven en plaatsen breng je vraag en aanbod bij elkaar. Het werven en plaatsen van vrijwilligers doe je planmatig. Je doorloopt de volgende stappen: Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Stappenplan werven en plaatsen van vrijwilligers. De taken Je doorloopt hierbij drie stappen: 1. Maak een overzicht van de taken. 2. Cluster de taken. 3. Beschrijf de taken. Het is belangrijk om een goed overzicht te maken van taken en klussen die COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) gedaan moeten worden. Vervolgens is het handig om taken en klussen die bij elkaar passen te clusteren. Op deze manier ontstaat er een overzicht van
functies die vrijwilligers moeten vervullen. Zo kun je een vrijwilliger de functie van materiaalman, wedstrijdleider, secretaris of groepsbegeleider geven. Bij grote evenementen is het raadzaam om de functies en taken te beschrijven, zodat de vrijwilligers precies weten waar ze aan toe zijn. Je kunt er eventueel een instructiekaart van maken, waarop je kort beschrijft wat de taak inhoudt. Deze deel je dan uit aan de betreffende vrijwilligers. Met een praktijkvoorbeeld wordt dit duidelijk gemaakt. De lokale sportraad wordt gevraagd om in het kader van kindervakantiewerk een streetsoccertoernooi te organiseren. Dit toernooi is bestemd voor ongeveer zestig jongeren van 14 tot 16 jaar. Het toernooi moet een bijdrage leveren aan een zinvolle vakantiebesteding voor deze groep jongeren. Jij werkt bij de sportraad en krijgt deze opdracht. Je besluit de zestig jongeren te verdelen in tien teams van zes personen en je speelt het toernooi volgens het halvecompetitiesysteem in twee poules met een afsluitende finale. Welke taken moeten er verricht worden? • opstellen wedstrijdschema • opstellen programmaboekje • algemene wedstrijdleiding in handen nemen • verdelen van de deelnemers in teams • huren van geschikte accommodatie en huur of aanschaf van materialen (geluidsinstallatie, ballen, hesjes, fluitjes, prijzen) • catering regelen (afspraken maken met een kantine of zelf regelen) • opbouwen van de veldjes • toernooi openen • toernooi sluiten, prijzen uitreiken • wedstrijden fluiten • EHBO-post bemannen. Ten eerste moet je bepalen welke taken je zelf wilt verrichten. Dit zal waarschijnlijk het opstellen van het wedstrijdschema zijn en de algemene wedstrijdleiding tijdens de dag. Mogelijk dat je ook zelf de teams in wilt delen. Vervolgens neem je een besluit over het al dan niet samenvoegen van taken. Kunnen de scheidsrechters ook een taak hebben bij het opbouwen van de veldjes of juist niet? Laat je bewust een van de vrijwilligers de opening en de prijsuitreiking doen? Op deze manier geef je vrijwilligers het gevoel belangrijk te zijn. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=454616248&page=1&pos=9&title=JPJ-Tekort-aan-vrijwilligers Werven Als je de vraag goed omschreven hebt, ga je kijken welke mensen deze taken uit kunnen én willen voeren. In sommige gevallen heb je een bestand met vrijwilligers waar je gebruik van kunt maken, maar het kan ook voorkomen dat je actief moet werven om aan geschikte vrijwilligers te komen. Je kunt op verschillende manier werven, zoals: • advertentie in een krant • advertentie in een clubblad • gericht kandidaten benaderen • bericht op prikbord • bericht op de kabelkrant • folders • affiches • advertentie bij een vrijwilligerscentrale • website • rechtstreeks benaderen (persoonlijk) • e-mail • social media. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Je kunt niet alle manieren gebruiken om vrijwilligers te werven. Je zult keuzes moeten maken. Uit ervaring blijkt dat je jongeren het beste over de streep kunt trekken als je ze in tweetallen vraagt. Je moet hier redelijk wat tijd voor uittrekken, want het werven van vrijwilligers wordt steeds lastiger. Steeds minder vrijwilligers in Nederland, afname vooral in onderwijs, jeugdwerk en sport Het aantal mensen dat vrijwilligerwerk doet, is in 2021 verder gedaald. In 2021 heeft 39% van de burgers naar eigen zeggen ten minste één keer in de twaalf voorgaande maanden vrijwilligerswerk verricht voor een organisatie of vereniging. In 2020 was dat nog 44%. In alle leeftijdsgroepen nam het aandeel vrijwilligers af. Dit geldt met name voor de mensen tussen 15 en 35 jaar en voor 75-plussers. Het meeste vrijwilligerswerk wordt gedaan door mensen tussen de 25 en 55 jaar. Ook dit is in een jaar tijd afgenomen van 55% naar 45%. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor sportverenigingen, 12% in 2021. In 2020 was dit 13%. Bron: de Volkskrant, oktober 2022. Kwaliteiten en wensen vrijwilligers Het is belangrijk om een goed overzicht te maken van de kwaliteiten en wensen van de vrijwilligers. Vaak is het handig om bij het inventariseren van de kwaliteiten en wensen een vragenlijst te gebruiken. Je krijgt op deze manier een goed overzicht van het aanbod. Hoe beter je zicht hebt op de mogelijkheden van de vrijwilligers, des te beter je de laatste stap kunt maken: het plaatsen van de vrijwilligers. Plaatsen van vrijwilligers Welke vrijwilliger laat ik welke functie of taak vervullen? Je zult begrijpen dat het voor het slagen van een sportief evenement van groot belang is om de juiste persoon op de juiste plek te plaatsen. Scheidsrechters die de regels niet kennen en niet kunnen fluiten, leveren waarschijnlijk problemen en geen kwaliteit op. Wanneer iemand met behoorlijk wat kwaliteiten een veel te eenvoudige taak krijgt en/of te weinig verantwoordelijkheid, is de kans groot COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) dat hij geen plezier beleeft aan het vrijwilligerswerk. Omgekeerd voelt iemand
zich ook niet prettig wanneer hij te veel verantwoordelijkheid krijgt. Probeer bij het plaatsen de kwaliteiten van mensen optimaal te benutten, zodat ze zich ook de volgende keer weer beschikbaar zullen stellen.
Verdiepingsstof - Motieven en klachten van vrijwilligers
Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers
Na het werven en plaatsen van de vrijwilligers, komt de begeleiding en de ondersteuning. Het verdient de voorkeur om dit planmatig aan te pakken. Dit gebeurt helaas niet altijd. Vaak denken we dat de vrijwilligers zonder enige informatie of ondersteuning aan de slag kunnen. Je kunt werkzaamheden die bij het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers komen kijken als volgt in kaart brengen:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Drie fasen in het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers. Bij een evenement kun je de vrijwilligers begeleiden en ondersteunen voor, tijdens en na het evenement. Het is aan te bevelen om vooraf het takenpakket met de vrijwilligers door te nemen en waar nodig een toelichting te geven op de uitvoering van de taken. Het tijdig uitreiken van het draaiboek is hierbij een belangrijk onderdeel. Maak de vrijwilligers duidelijk bij wie ze terechtkunnen voor allerlei vragen. Een vaste contactpersoon werkt meestal het beste. Maak goede afspraken en leg deze afspraken ook vast. Dit voorkomt problemen en misverstanden. Natuurlijk is het vastleggen van afspraken afhankelijk van de COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
grootte van het evenement en de omvang van het takenpakket. Toch is het aan te bevelen om zelfs in het geval van een kortdurende activiteit een aantal afspraken schriftelijk vast te leggen.
Waarover maak je afspraken met de vrijwilligers? Het is belangrijk om duidelijkheid te bieden over wat zij van jou en wat jij van hen kunt verwachten. Maak afspraken over: • het tijdstip van aanwezigheid en vertrek • de uit te voeren taken • de algemene regels waaraan iedereen zich te houden heeft (dit kan bijvoorbeeld een kledingvoorschrift zijn) • de begeleiding van de vrijwilliger (wie, wanneer) • een eventuele onkostenvergoeding.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=71438237&page=1&pos=1&title= Vrijwilligers tijdens de marathon van Amsterdam. Ook tijdens het evenement begeleid en ondersteun je de vrijwilliger. Dit kan onder andere door ze te assisteren bij bepaalde taken of door aanwijzingen te geven hoe het misschien makkelijker of beter kan. Bovendien is het belangrijk om de vrijwilligers te motiveren, bijvoorbeeld door het geven van COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) complimenten.
Ten slotte is het na afloop belangrijk om met de vrijwilligers te evalueren en ze te bedanken voor hun inzet. Bij een dergelijke evaluatie hebben de vrijwilligers de kans om aan te geven wat ze ervan gevonden hebben en op welke punten ze de volgende keer nog ondersteuning nodig hebben. Neem de aanbevelingen van de vrijwilligers serieus. Vaak hebben zij een frisse kijk op het geheel en het is voor een vrijwilliger een grote stimulans als hij merkt dat je daadwerkelijk iets met zijn ideeën doet. Begeleiden en ondersteunen worden meestal in één adem genoemd. Zowel bij begeleiden als bij ondersteunen gaat het erom iemand in staat te stellen zijn werk beter uit te voeren of zich daarbij meer op zijn gemak te laten voelen. Begeleiding is meer op de persoon gericht, bijvoorbeeld als een vrijwilliger nog niet genoeg zelfvertrouwen heeft om een activiteit te leiden of een groepje deelnemers te begeleiden. Jij kunt dan de nodige praktische steun bieden. Onzekerheid kan ook voortkomen uit het feit dat een vrijwilliger niet precies weet wat hij moet doen en wat van hem verwacht wordt. In een gesprek met de vrijwilliger kun je deze onzekerheid deels wegnemen. Onder het begeleiden van vrijwilligers vallen ook eenvoudige, maar belangrijke zaken als het geven van complimenten, aandacht hebben en blijk geven van waardering. Dit verhoogt de motivatie en daardoor het resultaat. Zeker als je vaker een beroep wilt doen op dezelfde vrijwilligers, is het belangrijk dat ze de begeleiding als positief ervaren. Iedereen wil gewaardeerd worden, dat geldt zeker voor iemand die zijn werk op vrijwillige basis verricht. Ondersteunen doe je vooral door iets aan te dragen, bijvoorbeeld door werk uit handen te nemen, hulpmiddelen beschikbaar te stellen of informatie te geven. Het onderscheid tussen begeleiden en ondersteunen is minder belangrijk dan het doel: een vrijwilliger zo goed en prettig mogelijk laten functioneren. Met goede begeleiding en ondersteuning van de vrijwilligers kun je het volgende bereiken: • Het is aantrekkelijker om een vrijwilligersfunctie te aanvaarden en uit te voeren. • De functie wordt beter uitgevoerd. • Vrijwilligers zijn bereid nog een keer terug te komen en zo is er dus minder verloop onder de vrijwilligers. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
htps://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=40302603&page=2&pos=34&title= Helpen bij het verzamelen van materiaal. Aandachtspunten bij begeleiden en ondersteunen Samengevat moet je bij het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers op de volgende punten letten: • Zorg voor duidelijk omschreven taken en verwachtingen. • Zorg dat de juiste taken bij de juiste vrijwilliger terechtkomen. Verdeel de taken op basis van verwachtingen, wensen en mogelijkheden. • Geef voldoende aandacht aan kennismaking en introductie. • Vraag de vrijwilligers wat ze van jou verwachten aan begeleiding en ondersteuning. • Geef de vrijwilligers ruimte voor eigen inbreng, inspraak en geef hen eigen verantwoordelijkheid. • Geef vrijwilligers het gevoel dat zij terug kunnen vallen op begeleiders in geval van calamiteiten of problemen. • Geef voldoende blijk van waardering (complimenten). • Geef feedback over dingen die goed en minder goed gaan. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron - Vrijwilligers Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Bespreek met elkaar of je vrijwilligerswerk doet of hebt gedaan en waarom je dit doet of hebt gedaan. b. Maak samen een lijst met mogelijke motieven om aan vrijwilligerswerk te doen. c. Vergelijk deze lijst met de lijst uit de verdiepingsstof over motieven en klachten van vrijwilligers. d. Trek een aantal conclusies over wat dit betekent voor het werven van vrijwilligers voor een (sportief) evenement. Opdracht 9 Werven van vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers Een evenement kun je nauwelijks organiseren zonder vrijwilligers. a. Geef een aantal mogelijkheden om vrijwilligers te werven. De lokale sportraad wordt gevraagd om in het kader van kindervakantiewerk een streetsoccertoernooi te organiseren. Dit toernooi is bestemd voor ongeveer zestig jongeren van 14 tot 16 jaar. Het toernooi moet een bijdrage leveren aan een zinvolle vakantiebesteding voor deze groep jongeren. Jij werkt bij de sportraad en krijgt deze opdracht. b. Stel dat je voor deze activiteit de vrijwilligers zou moeten werven. Op welke manier zou je dat doen? Wat zijn volgens jou de meest effectieve mogelijkheden? Filmpje - Vrijwilligers werven en binden COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
c. Wat vind je van het gebruik van social media voor het werven van vrijwilligers?
Filmpje - Promo Vrijwilligers
d. Denk je dat dit promofilmpje voor het werven van vrijwilligers effectief is geweest? Leg je antwoord uit.
Opdracht 10 Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers a. Wat versta je onder het begeleiden van vrijwilligers? b. Wat versta je onder het ondersteunen van vrijwilligers? c. Wat zijn de taken die je met betrekking tot het begeleiden en ondersteunen hebt voor, tijdens en na het evenement? Geef een beschrijving van deze taken. d. Ben je zelf weleens vrijwilliger geweest? Hoe werd je toen begeleid en ondersteund? Noteer sterke en minder sterke punten. Filmpje - Vrijwilligers uitgelicht e. Wat vind je van het effect van een dergelijke cursus? Op welke manier hebben ze vrijwilligers geworven voor deze cursus? Opdracht 11 Werven en plaatsen vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers Maximale aandacht De nieuwbouwwijk Kromhoek bestaat over een aantal maanden vijf jaar. Het is een vrij grote wijk die nog steeds niet helemaal af is. De groenvoorzieningen COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) zijn redelijk op orde. Zo is er een grasveld waar je onder andere een balletje
kunt trappen en er is een multifunctioneel hardcourtveld aangelegd. De wijk hangt helaas nog als los zand aan elkaar. De mensen in de wijk lijken min of meer langs elkaar heen te leven. Sommigen van hen zijn vanuit de binnenstad naar deze wijk gekomen; een groot aantal komt uit de verre omgeving. Sinds een paar jaar is er een wijkvereniging. Deze vereniging wil een sportief evenement voor eigenlijk alle mensen in de wijk organiseren. Het belangrijkste doel is kennismaken met elkaar, elkaar leren kennen. Beschrijf voor dit evenement alle stappen die je doorloopt bij het werven en plaatsen van vrijwilligers: a. Maak een overzicht van taken. b. Cluster de taken. c. Beschrijf de taken. d. Werf vrijwilligers: • uit bestand • actief werven. e. Maak een overzicht van kwaliteiten en wensen van de vrijwilligers. f. Plaats de vrijwilligers. Opdracht 12 Leerdoelen (reflectieopdracht) a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in. Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder public relations. 1. Je kunt een pr-plan opstellen.2. Je kunt een pr-matrix invullen.3. Je kunt een stappenplan voor het werven en plaatsen4. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) van vrijwilligers maken.
Je kunt beschrijven hoe je vrijwilligers kunt begeleiden en ondersteunen. 5. 4.4 Verdiepingsstof - Doelgroepsegmentatie Wat is doelgroepsegmentatie? Doelgroepsegmentatie is het verder onderverdelen van de doelgroepen. Het wordt toegepast als de doelgroep te groot is of als de onderlinge verschillen te groot zijn. Doelgroepsegmentatie kan ervoor zorgen dat de boodschap die gecommuniceerd moet worden beter aankomt. Het kan namelijk zijn dat een deel van de doelgroep de boodschap op een andere manier gecommuniceerd wil hebben dan een ander deel van de groep. Eisen aan doelgroepsegmentatie Er zijn veel verschillende manieren van doelgroepsegmentatie, maar niet alle vormen van segmentatie hebben zin. De omvang van de doelgroepsegmentatie moet groot genoeg zijn om de kosten van marketing en productie weer terug te verdienen. Daarnaast moet de doelgroepsegmentatie ook interessant en bereikbaar zijn voor de organisatie. Manier van doelgroepsegmentatie Doelgroepsegmentatie kan op verschillende manieren: • Geografisch: hier wordt gesegmenteerd op geografische gegevens, zoals land, plaats, postcode of gemeente. • Demografisch: de segmentatie op basis van kenmerken die aan een persoon zijn gebonden, zoals leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, gezinsgrootte, religie en land van herkomst. • Psychografisch: doelgroepsegmentatie op basis van levenshouding, interesses en opinies. Hierbij kun je denken aan politieke overtuiging, lifestyle en ideeën over geld en sparen. • Socio-economisch: hier wordt gesegmenteerd op kenmerken van een persoon, zoals opleiding, sociale klasse, beroep en inkomen. • Gedrag: segmentatie op basis van kenmerken van het koop- en gebruiksgedrag van vaste en potentiële klanten/gebruikers. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
• Levenscyclus: de levenscyclus geeft aan in welk stadium van hun leven mensen zich begeven (bijvoorbeeld vrijgezel, getrouwd zonder kinderen, getrouwd en kinderen, getrouwd kinderen uit huis, weduwe/weduwnaar). Op basis van deze stadia kan ook doelgroepsegmentatie plaatsvinden. Doelgroepsegmentatie moet niet verward worden met marktsegmentatie. Marktsegmentatie is een onderdeel van de marketing en doelgroepsegmentatie van (marketing)communicatie. Bron: www.marketingportaal.nl. 4.5 Verdiepingsstof - Socialmediamarketing Socialmediamarketing is een marketingtechniek waarbij social media worden ingezet met als doel marketing(communicatie)doelstellingen te realiseren. Het is een interactieve vorm van marketing gericht op het aangaan van een dialoog. Waarom socialmediamarketing? Socialmediamarketing blijkt een uitstekende manier om een gesprek met de klant aan te gaan en hierdoor hogere doelen dan platte verkoop na te streven. Loyaliteit, klanttevredenheid en het creëren van een merkvoorkeur zijn doelen die bedrijven proberen na te streven door social media in te zetten. Volgens onderzoek blijkt socialmediamarketing, mits goed ingezet, geld op te leveren. Wat is social media? Social media zijn onlineplatforms waarop gebruikers zonder professionele tussenkomst in staat zijn de content te verzorgen. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen van een bericht, video fragment, audiobestand, reactie of foto. Voorbeelden social media • WhatsApp • Facebook • YouTube • Twitter • Instagram • TikTok. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Succesfactoren socialmediamarketing
Succes van het inzetten van socialmediamarketing is afhankelijk van een aantal factoren. • Over het algemeen geldt dat mensen zich identificeren met bedrijven die dicht bij hen staan. Dat wil zeggen dat men zich met het bedrijf kan identificeren. Om dit te bereiken moet de boodschap echt zijn, eerlijkheid duurt het langst. • Verder moeten de social media een centraal onderdeel zijn van de marketingactiviteiten. Integratie in verschillende media zoals website, nieuwsbrief, verkoopondersteunende materialen e.d. is dus van belang. Tevens kan het ook deel uitmaken van innovatie, klanten kunnen helpen met het ontwikkelen van nieuwe producten. • De activiteiten worden uitgevoerd door een representatief team met achtergrond. Je kunt niet zomaar van alles gaan doen. Er is een doel en dat wordt door iedereen gecommuniceerd. • Tevens dient socialmediamarketing uitgevoerd te worden binnen verschillende kanalen. Het is een compleet plaatje, niet slechts Twitter. • Ten slotte geldt dat socialmediamarketing niet voor elke branche, bedrijf of bedrijfscultuur is weggelegd. Dat is verder niet erg want het is slechts een middel, er zijn ook andere marketingtechnieken die resultaat boeken. Bron: www.intermarketing.nl. Zie ook: zichtbaar24.nl/kennisbank/. 4.6 Verdiepingsstof - Websites pr-middelen Op verschillende websites kun je meer informatie vinden over de diverse pr-middelen. Zo bevat de website van Kenniscentrum Sport & Bewegen interessante informatie en vind je er goede links naar onder andere www.whoznext.nl. Onder het kopje ‘communicatie’ vind je informatie over diverse pr-middelen. Op de algemene website www.allesoversport.nl staat alle sportgerelateerde informatie gebundeld. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
4.7 Verdiepingsstof - Motieven en klachten van vrijwilligers
Motieven Voor een goede begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers is het belangrijk om inzicht te hebben in hun motieven. Uit onderzoek blijkt dat vrijwilligers de volgende motieven hebben om vrijwilligerswerk te doen: • leuk om te doen (73%) • verbreden van levenservaring en actief betrokken blijven (37%) • ontmoeten van mensen en maken van (nieuwe) vrienden (34%) • leren en oefenen van vaardigheden (27%) • het verkrijgen van resultaten (24%) • morele, religieuze of politieke overwegingen (20%) • sociale erkenning en een bepaalde positie in de samenleving (12%). Vrijwilligers geven aan dat ze de volgende zaken belangrijk vinden: • serieus genomen worden • regelmatig (werk)overleg • persoonlijke begeleiding/coaching • betrokken worden bij het beleid • hebben van inbreng en inspraak • krijgen van verantwoordelijkheid • voldoende informatie krijgen • scholingsmogelijkheden. Vooral het hebben van inbreng wordt door vrijwilligers hoog gewaardeerd. Van vrijwilligersinbreng kunnen we spreken als vrijwilligers de gelegenheid krijgen hun mening of wensen kenbaar te maken. Deze inbreng geeft hun erkenning en waardering en zorgt ervoor dat ze langer verbonden blijven aan de organisatie. Klachten Behalve inzicht in de belangrijkste motieven, is het ook handig te weten wat de meest voorkomende klachten zijn van vrijwilligers. Hier kun je als organisator rekening mee houden en je kunt de klachten proberen te voorkomen. Meest voorkomende klachten COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) • Vrijwilligers werken te vrijblijvend. • Vrijwilligers nemen weinig aan van anderen, zijn eigenwijs.
• Vrijwilligers werken te weinig prestatiegericht. • Het gaat vaak om een kleine harde kern. • Het is lastig om eisen te stellen aan vrijwilligers. 4.8 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
THEMA 5 EVENEMENT EN SPORTBELEID Inhoud thema • maatschappelijke ontwikkelingen • demografische ontwikkelingen • culturele ontwikkelingen • sportbeleid in Nederland • verdiepingsstof • begrippen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
In Nederland wordt veel geld uitgegeven aan sport. Zowel door de burgers als door de overheid. Dat doet de overheid niet zomaar. Sport en bewegen is een steeds belangrijker middel geworden om allerlei doelen te bereiken. Zo gebruikt men sport en bewegen om de integratie te bevorderen, om de gezondheid te verbeteren en om te presteren. Deze doelen zijn vastgelegd in het landelijk sportbeleid. Provincies en gemeenten vertalen dit naar hun niveau. Zo willen dus ook gemeenten wat bereiken met sport en bewegen. Om deze doelen te bereiken worden er onder andere sportevenementen en toernooien georganiseerd. Het kan dus goed zijn dat jij als sport- en bewegingsleider bij een dergelijk evenement betrokken wordt. In een ander thema hebben we al het voorbeeld van Anisha gezien. Daar werd een evenement georganiseerd om de gezondheid van bepaalde inwoners te verbeteren. Daarom is het belangrijk om op de hoogte te zijn van het sportbeleid. Soms sluiten evenementen aan op ontwikkelingen in onze samenleving. Ook daarvan moet je op de hoogte zijn. Zo wordt de Nederlandse bevolking steeds ouder. We hebben het dan over vergrijzing. In dit thema worden eerst die ontwikkelingen besproken en in de laatste paragraaf komt het sportbeleid aan de orde. Relatie met werkproces Het thema ‘evenement en sportbeleid’ heeft een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor. Leerdoelen • Je kunt de gevolgen voor sport en bewegen van onze multiculturele samenleving beschrijven. • Je kunt de gevolgen van vergrijzing en ontgroening voor sport en bewegen beschrijven. • Je kunt de gevolgen van een aantal belangrijke culturele ontwikkelingen voor sport en bewegen beschrijven. • Je kunt de zes ambities uit het Nationaal Sportakkoord beschrijven. • Je kunt de sportdeelname in Nederland beschrijven. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
5.1 Casus
Opdracht 1 Casus Sport en bewegen 2024 in Haskedeel De gemeente Haskedeel heeft ongeveer 40.000 inwoners, verdeeld over zesdorpskernen. De gemeente behoort tot de zogenaamde krimpregio's. De wethouder die onder andere sport in zijn portefeuille heeft, weet dat er twee studenten uit zijn gemeente de opleiding Sport & Bewegen volgen. Hij besluit hen uit te nodigen voor een gesprek met als onderwerp ‘Sport en bewegen in 2024 in Haskedeel’. De gemeente heeft te maken met zowel vergrijzing als ontgroening. Daarnaast zijn er nog andere trends, zoals het groeiende belang van gezondheid en het feit dat mensen liever ongeorganiseerd sporten. Hij maakt zich zorgen over de sportverenigingen in zijn gemeente. Hoe zal het daarmee staan in 2024? De wethouder vraagt zich af of er landelijk nog meer ontwikkelingen zijn die invloed hebben op het sportaanbod. Uiteindelijk wil hij van de twee studenten advies over wat al deze maatschappelijke ontwikkelingen betekenen voor het sportaanbod, de organisatiewijze en de accommodatiebehoefte in 2024. Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus
Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis a. Wat is een krimpregio? Wat zijn belangrijke krimpregio’s in Nederland? b. Wat betekent dit voor de sport? c. Wat is vergrijzing en wat is ontgroening? d. Wat betekent vergrijzing voor het sport- en beweegaanbod van deze gemeente? e. Wat zijn op termijn de consequenties van ontgroening voor de sport? f. Kun je verklaren waarom mensen steeds vaker de voorkeur geven aan ongeorganiseerd sporten? Geldt dat ook voor 65-plussers? g. Wat zal er bij de bestaande sportverenigingen veranderd zijn in 2020? h. Met welke landelijke ontwikkelingen moet deze gemeente nog meer rekening houden? i. Wat zijn de gevolgen voor het sportaanbod, voor de organisatiewijze en voor de behoefte aan sportaccommodaties in 2024? 5.2 Maatschappelijke ontwikkelingen Sport en bewegen worden steeds belangrijker Sport en bewegen hebben de afgelopen jaren een steeds belangrijkere rol in de samenleving gekregen. Sport wordt gezien als een belangrijk middel ter bevordering van de gezondheid en het levert een belangrijke bijdrage aan normen en waarden. Sport is een belangrijk onderdeel van ons hele welzijn geworden. Sport bevordert fitheid, gezondheid, een plezierige manier van leven en het draagt bij aan verdraagzaamheid en integratie. Sport is een onderdeel van de vrijetijdsbesteding. Het wordt als amusement regelmatig op televisie getoond. Sport is een onderdeel van de commercie. Denk aan sportkleding, die nu vaak ook in de vrije tijd wordt gedragen. Sport hoort erbij. Ben je sportief, dan scoor je. Sport is in, dik is uit. Kortom: sport is steeds belangrijker geworden. Als je uitgaat van de oorspronkelijke betekenis van sport, waarbij kenmerken als training, competitie en formele regels essentieel zijn, wordt er steeds minder gesport. Bewegen wordt gezien als een lichamelijke inspanning zonder competitie-element en formele regelgeving. Vanuit dat gezichtspunt bewegen Nederlanders steeds meer en sporten ze minder. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Multiculturele samenleving
Een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling heeft te maken met dat Nederland steeds meer een multiculturele samenleving wordt. Het aantal mensen met een migratieachtergrond in Nederland neemt toe. Dit verschijnsel wordt verkleuring genoemd. De meningen lopen uiteen, maar een grote groep is van mening dat het proces van integratie in Nederland moeizaam verloopt. De positie van mensen met een migratieachtergrond binnen de samenleving is nog lang niet gelijk aan die van mensen zonder deze achtergrond. Iemand met een migratieachtergrond is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). Mensen met een migratieachtergrond hebben een achterstand op het gebied van taal, onderwijs, huisvesting, werk en inkomen. Helaas geldt dit ook voor de sportdeelname. Ook deze blijft achter. Op 1 oktober 2022 woonden 4.652.927 personen met een migratieachtergrond in Nederland. Dat komt neer op 26,2% van de Nederlandse bevolking. Van de totale Nederlandse bevolking heeft 11,5% een westerse migratieachtergrond en 14,7% een niet-westerse migratieachtergrond (CBS). Er wonen in Nederland ongeveer 750.000 mensen uit een ander Europees land. Nederland heeft ongeveer 440.000 mensen met een Turkse achtergrond, 420.000 mensen met een Marokkaanse achtergrond en 360.000 mensen met een Surinaamse achtergrond. De verdeling van mensen met een migratieachtergrond is niet evenredig over Nederland verdeeld. Zo heeft Urk 4% mensen met een migratieachtergrond en Almere 46%. Gevolgen voor de sport Onze multiculturele samenleving brengt met zich mee dat steeds meer sportaanbieders rekening gaan en moeten houden met de waarden, normen en gewoonten die voortkomen uit de culturele en religieuze achtergrond van mensen. Zo wordt er rekening gehouden met wat er aangeboden wordt in de kantine, met de ramadan en soms met het apart sporten van mannen en vrouwen. Denk hierbij aan zwemactiviteiten. Ook het sport- en beweegaanbod moet hierop afgestemd worden. Antilliaanse jongeren trek je eerder met honkbal en basketbal dan met korfbal of schaatsen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Vrouwen eisen bad voor zich alleen
De eisenlijst van een groep zwemmende moslima’s uit Amsterdam zorgt voor opschudding. De vrouwen vinden onder meer dat mannen uit het Zuiderbad verbannen moeten worden als zij in boerkini baantjes komen trekken. In tegenstelling tot de boerka, laat het zwemgewaad het gezicht, de voeten en handen onbedekt. De sportdeelname van mensen met een migratieachtergrond blijft achter bij die van autochtonen. Hoopgevend is dat de sportdeelname onder de tweede generatie mensen met een migratieachtergrond op een hoger peil ligt dan onder de eerste generatie. Toch blijft de achterstand bestaan. Het verschil tussen mensen met en zonder migratieachtergrond is vooral groot wanneer we kijken naar het lidmaatschap van een sportvereniging. Onder mensen met een migratieachtergrond ligt het lidmaatschap van een sportvereniging de helft lager dan onder autochtonen. De grootste achterstand hebben ook hier vrouwen en ouderen met een migratieachtergrond. Wel zijn mensen met een migratieachtergrond vaker lid van sportscholen. De overheid onderneemt verschillende initiatieven om de sportdeelname onder met name jongeren met een migratieachtergrond te vergroten. Men richt zich soms op deze specifieke doelgroep, maar steeds vaker zijn sportstimuleringsprojecten, zoals evenementen, gericht op iedereen met een achterstand in sportdeelname. Het richten op een bepaalde leeftijdscategorie is dan zinvoller dan je richten op een bepaalde etnische afkomst. Groter verschil tussen arm en rijk Onze samenleving gaat steeds meer bestaan uit twee aparte werelden. Simpel gezegd: één voor de mensen die het goed hebben en één voor de mensen die het (veel) minder goed hebben. De ene groep is hoogopgeleid, heeft veel te besteden en een goede gezondheid. Voor de andere groep geldt het omgekeerde. De verschillen worden steeds groter en de groepen komen steeds verder van elkaar af te staan. Het zou mooi zijn als sport hier een verbindende factor in kan spelen. Zo kun je door beleid proberen te voorkomen dat er ‘rijke’ en ‘arme’ sportverenigingen ontstaan. Richt je het sport- en beweegaanbod specifiek op mensen die het minder breed hebben, dan is laagdrempeligheid heel belangrijk. Dit geldt dan vooral voor COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) de financiën (kleding, contributie, reiskosten).
Voor de sport- en bewegingsleider is het belangrijk om te onthouden dat ontwikkelingen in de maatschappij gevolgen kunnen hebben voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband). https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=431498698&page=1&pos=12&title= Voetbalveldje in het oostelijk havengebied van Amsterdam, Ertskade. Opdracht 2 Maatschappelijke ontwikkelingen (theorieopdracht) Bron - Maatschappelijke ontwikkelingen Er zijn twee maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor sport en bewegen in Nederland: 1. multiculturele samenleving 2. groeiend verschil tussen arm en rijk. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) a. Wat versta je onder de multiculturele samenleving?
Deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband). b. Wat is het gevolg van onze multiculturele samenleving voor deze drie aspecten? Opdracht 3 Bad voor zich alleen (theorieopdracht) Bron - Maatschappelijke ontwikkelingen Vrouwen eisen bad voor zich alleen De eisenlijst van een groep zwemmende moslima’s uit Amsterdam zorgt voor opschudding. De vrouwen vinden onder meer dat mannen uit het Zuiderbad verbannen moeten worden als zij in boerkini baantjes komen trekken. In tegenstelling tot de boerka, laat het zwemgewaad het gezicht, de voeten en handen onbedekt. a. Geef een of twee argumenten voor en een of twee argumenten tegen een eigen badruimte voor deze vrouwen. b. Ga uit van je eigen tak van sport en/of organisatie waarin jij actief bent. Op welke manier kan jouw tak van sport en/of organisatie tegemoetkomen aan wensen van mensen met een migratieachtergrond, bijvoorbeeld moslims? Geef een aantal mogelijkheden. 5.3 Demografische ontwikkelingen Met demografische ontwikkelingen wordt bedoeld dat de samenstelling van de bevolking binnen onze samenleving verandert. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking. Voor wat betreft de bevolkingssamenstelling is er in Nederland sprake van drie ontwikkelingen: • vergrijzing • ontgroening • verkleuring. Vergrijzing Als we kijken naar de bevolkingsopbouw in Nederland, blijkt dat ongeveer 20% van de bevolking 65 jaar of ouder is. Dit komt neer op ruim 3,5 miljoen mensen. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van 1950. Toen lag dat percentage op 8. Dit wordt vergrijzing genoemd. Vergrijzing is de procentuele toename van het aantal mensen van 65 of ouder. Met name de groep 80-plussers stijgt snel. Dat was in 1950 ongeveer 1% en nu is dat 5%. De sterke toename van het aantal 80-plussers wordt dubbele vergrijzing genoemd. Rond 2040 zit Nederland voor wat betreft het aantal 65-plussers op een hoogtepunt. Er zijn dan 4,7 miljoen Nederlanders 65 jaar COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) of ouder. Dat is 26,5% van de bevolking.
Aandeel honderdplussers in Zeeland het hoogst
Begin dit jaar telde Nederland bijna 2600 honderdplussers, wat neerkomt op een stijging van bijna 20% ten opzichte van vijf jaar geleden. Volgens eerdere voorspelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt Nederland in 2030 zo’n 3500 inwoners van honderd jaar of ouder. In Flevoland steeg het aantal honderdplussers de afgelopen jaren het snelst. In Zeeland is het aandeel het hoogst. Ruim acht op de tien honderdplussers is vrouw. De vergrijzing is niet gelijk verdeeld over het land. Op het platteland is de vergrijzing veel groter dan in de grote steden. In de vier grote steden is zelfs sprake van een afname van het aantal ouderen. Dit heeft te maken met het feit dat veel ouderen de stad verruilen voor het (veiligere en rustigere) platteland. De vergrijzing is het sterkst in de drie zuidelijke provincies.
Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking (bron: CBS) < 20 jaar 20-40 40-65 65-80 80-plus
2022 21 26 33 15 2000 24 30 32 10 3 1975 34 30 26 9 2 1950 37 29 26 7 1
Ontgroening
Ontgroening wil zeggen dat het percentage 0- tot 19-jarigen afneemt. In 1950 was nog 37% jonger dan 20. In 2022 is dat percentage gezakt naar 21. In 2022 telde Nederland ongeveer 3.3 miljoen inwoners in de leeftijd van 0-18 jaar. Tel je daar de leeftijd van 18-25 jaar bij op dan kom je aan bijna 4.9 miljoen jongeren. Dit op een totale bevolking van 17.6 miljoen mensen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking door de jaren heen. (Bron: www.cbs.nl) Verkleuring De komende jaren zien we een procentuele toename van het aantal mensen met een migratieachtergrond in Nederland. Dit verschijnsel noemen we ook wel verkleuring. Er vindt nog steeds een vlucht plaats uit onveilige landen. De meeste mensen die in 2021 asiel aanvroegen, komen uit Syrië (14.904 mensen), Afghanistan (3.425), Turkije (3.215) en Jemen. In 2022 is door de oorlog in Oekraïne deze groep het grootst. De oorzaak voor de relatief grote groei van het aantal mensen met een migratieachtergrond is het relatief hoge geboortecijfer onder deze groep en de immigratie in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging. Gevolgen voor de sport Het is te verwachten dat door de toename van het aantal ouderen in Nederland ook de sportbeoefening door ouderen zal stijgen. Dit komt vooral doordat dit een speerpunt van het sportbeleid is. Deze toeloop is momenteel al goed te merken. Het aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten wordt steeds meer afgestemd op de groep ouderen. Zwemmen, wandelen en fietsen zijn hier een voorbeeld van. In groten getale doen ouderen hieraan mee. De top zes van COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) populairste sporten onder 65-plussers ziet er als volgt uit: 1. (sportief) wandelen/joggen
2. (toer)fietsen/wielrennen 3. fitness 4. tennis 5. zwemmen 6. yoga. https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/healthy-senior-man-beard-indoor-swimming-173431751 Zwemmen is een populaire sport onder 65-plussers. Lidmaatschap van een bond en leeftijd. Percentage leden 65-plus Percentage leden 45-64 jaar Sportbond 5%35%Atletiekunie 8%35%KNLTB 13%55%NTFU (toerfietsen) COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Sjoelbond 40% 43%
Sportbond
Percentage leden 45-64 Percentage leden jaar 65-plus
58%37%Bridge Bond 54%35%Jeu de Boules Bond 48%42%Kegelbond De vergrijzing heeft dus invloed op het sport- en beweegaanbod. Bij het organiseren van een sportief evenement is het belangrijk om rekening te houden met de wensen en behoeften van ouderen. Dat is nog niet zo gemakkelijk. De ene oudere is de andere niet. De verschillen zijn heel groot. Er zijn topfitte 65-plussers en ouderen die geen sportverleden hebben en voor het eerst actief willen worden. De een wordt uitgedaagd door een potje koersbal of een wandeling, de ander volbrengt op zijn 78e nog een marathon of fietst de Amstel Gold Race. Ook het bestedingspatroon is heel divers. De een heeft een riant pensioen en veel eigen vermogen, de ander heeft vrijwel niets te besteden. Het heeft ook consequenties voor de accommodaties. Ouderen die met pensioen zijn kunnen en willen graag overdag sporten. Het is dan ook belangrijk om voor deze groep de accommodatie ook overdag open te stellen. Je ziet dat nu al bij sporten als golf en racketspelen (denk met name aan het snel populair wordende padel). Daar maken vooral ouderen overdag gebruik van de faciliteiten. Tot slot heeft het invloed op de organisatie van sport- en bewegingsactiviteiten. Zeker de oudste groep heeft er juist weer behoefte aan dat de activiteiten georganiseerd worden. Ook hier moet je rekening mee houden. Ook de ontgroening en verkleuring hebben invloed op het sportaanbod, op de accommodatie en op de organisatiegraad. Door de ontgroening en door het feit dat jongeren in mindere mate lid zijn van een vereniging, krijgen sportverenigingen in de toekomst steeds meer moeite om het ledenaantal op peil te houden. De consequenties van verkleuring zijn bij de bespreking van de multiculturele samenleving al aan de orde gekomen. Aanbevelingen voor de sportleider COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) De volgende aanbevelingen zijn voor de verkleuring en multiculturele samenleving van belang:
1. Houd rekening met de diversiteit aan waarden en normen en zorg ervoor dat mensen met uiteenlopende culturele achtergronden zich thuisvoelen binnen de sportvereniging, de sportschool of het fitnesscentrum. 2. Houd rekening met de vraag van sporters met een migratieachtergrond. Ze sporten bij voorkeur ongeorganiseerd. Favoriete sporten zijn vechtsporten en voetbal. Ook het aanbod van sportscholen spreekt hen aan. 3. Houd rekening met het feit dat vrouwen apart van mannen willen sporten. Organiseer eventueel aparte sportactiviteiten, zoals speciale zwemtijden voor vrouwen met een migratieachtergrond. 4. Probeer mensen met een migratieachtergrond ook erbij te betrekken als vrijwilliger binnen de sportvereniging. Het effectiefst is een persoonlijke benadering. Verdiepingsstof: Belemmeringen voor migranten Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij mensen met een lagere deelname Bepaalde groepen mensen in Nederland bewegen en sporten minder vaak. Dit zijn vooral mensen met een lage opleiding en/of laag inkomen, met een migratieachtergrond, ouderen, chronisch zieken, en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bracht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in kaart welke belemmeringen en drijfveren mensen ervaren om (meer) te gaan sporten en bewegen. Hiervoor is literatuuronderzoek gedaan en zijn experts geraadpleegd. Bron: www.allesoversport.nl. Opdracht 4 Vergrijzing (groepsopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Wat wordt bedoeld met het begrip vergrijzing? b. Vergrijzing heeft allerlei gevolgen voor de sport. Schrijf om de beurt een gevolg van vergrijzing voor de sport op. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) c. Probeer alle gevolgen die jullie hebben opgeschreven te ordenen in enkele logische categorieën.
Opdracht 5 Sport voor ouderen (theorieopdracht)
Bron - Demografische ontwikkelingen Filmpje - Sport voor ouderen a. Wat vind je van deze oplossing om tegemoet te komen aan de wensen van ouderen? b. Wat zijn nog meer mogelijke oplossingen om te voldoen aan de wensen van ouderen? Opdracht 6 Ontgroening (theorieopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen a. Wat versta je onder ontgroening? b. Wat zijn mogelijke gevolgen van de ontgroening voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband). Opdracht 7 Verkleuring (groepsopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen Deze opdracht kun je in een groepje doen. Het aantal mensen met een migratieachtergrond neemt toe in Nederland. Je ziet steeds meer witte en zwarte scholen ontstaan. Hetzelfde zie je bij sportverenigingen. Sommige verenigingen bestaan uitsluitend uit mensen met een migratieachtergrond of hebben procentueel veel leden met een migratieachtergrond, terwijl je bij andere sportaanbieders vrijwel alleen autochtonen ziet. a. Wat vinden jullie van het ontstaan van witte en zwarte sportverenigingen? Discussieer met elkaar over dit onderwerp. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
b. Stel dat jij in jouw gemeente het sportbeleid mag bepalen en dat je witte en zwarte sportverenigingen wilt voorkomen. Hoe zou je dat dan kunnen doen? Opdracht 8 Sport en integratie (theorieopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen Filmpje - Voetbal bevordert integratie mensen met een migratieachtergrond a. Vind je dat voetbal deintegratievan mensen met een migratieachtergrond bevordert? Geef argumenten voor en tegen. b. In het filmpje wordt opgemerkt dat ouders niet meer opvoeden, dat dit alleen nog maar door scholen en sportverenigingen gebeurt. Wat vind jij hiervan? 5.4 Culturele ontwikkelingen Bij culturele ontwikkelingen gaat het erom hoe mensen denken over en hoe ze omgaan met de wereld om zich heen. Op dit moment zie je zes culturele ontwikkelingen binnen onze samenleving die van belang zijn voor sport en bewegen: 1. individualisering 2. democratisering 3. consumptief gedrag 4. zapgedrag 5. schoonheids- en gezondheidsideaal 6. grensverleggend gedrag. Individualisering We leven in een ‘ik-tijdperk’. Dat houdt in dat veel mensen zichzelf centraal stellen en minder geneigd zijn zich vrijwillig op anderen te richten. Voor de sport heeft deze individualisering nogal wat gevolgen. Zo kiezen mensen liever zélf het tijdstip uit waarop zij aan sport willen doen, waardoor een individuele sport (solosport) eerder in aanmerking komt dan een teamsport. In 1979 deed van de bevolking van 6-79 jaar 42% aan een solosport, in 2007 liep dit percentage op naar 70%. Momenteel doen drie van de vier sporters een solosport. Daarnaast kiezen mensen liever voor ongeorganiseerde sporten COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) (niet gebonden aan een sportvereniging), zoals trimmen/joggen, fitnessen, fietsen, skeeleren en golfen. Ze willen zich niet meer zo binden. Het percentage
dat lid is van een sportvereniging heeft jarenlang rond de 35% gelegen, de afgelopen jaren is dit percentage gezakt naar ongeveer 29%. Er zijn iets meer mannen dan vrouwen lid van een sportvereniging. Het aantal lidmaatschappen is de laatste jaren redelijk constant. Uit de lijst van populairste sporten blijkt eveneens dat de solosporten het goed doen. Anders georganiseerde sport Zoals geconstateerd, blijft het ongeorganiseerd sporten in populariteit toenemen. Daarnaast is een afname gesignaleerd van deelname aan competities/trainingen en van het lidmaatschap van een sportvereniging. Zo moet het belang van recreatieve sport- en bewegingsactiviteiten niet onderschat worden. Top tien populaire sporten in 2021 1. fitness (20.5%) 2. hardlopen (11%) 3. (veld)voetbal (6.3%) 4. wandelen (5.9%) 5. tennis (5.5%) 6. fietsen (algemeen) 4.9%) 7. zwemmen (4.1%) 8. yoga (3%) 9. wielrennen (2.5%) 10. hockey (2%). Bron: Sport en bewegen in cijfers. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/man-running-forest-woods-training-exercising-222567256 Voor jezelf sporten wordt steeds populairder. Democratisering In de jaren zestig en zeventig is onze Nederlandse samenleving verder gedemocratiseerd. Dat wil zeggen dat meer mensen de kans kregen mee te praten en te denken over allerlei zaken en dat mensen meer gelegenheid kregen om van allerlei voorzieningen gebruik te maken. Dat geldt ook voor sport. Sport is iets geworden voor iedereen: van jong tot oud, van dik tot dun, met of zonder beperking. Toch sport niet iedereen evenveel. Vooral mensen met een lage sociaal-economische status (laag opleidingsniveau, laag inkomen) sporten minder. De democratisering van de sport heeft er eveneens toe geleid dat andere motieven van sportdeelname belangrijk zijn geworden. Vroeger ging het vooral om het sporten op zich en het leveren van prestaties. Tegenwoordig zijn sociale motieven, zelfontplooiing en gezondheid belangrijk. Toename consumptief gedrag Consumptief gedrag betekent dat mensen wel een product (bijvoorbeeld COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) handballen) willen consumeren (gebruiken), maar niet bereid zijn dat product (de handbalvereniging) vorm te geven. Door deze consumptieve houding
hebben veel sportverenigingen het moeilijk om vrijwilligers te vinden. Je ziet dit gedrag ook terug bij de sporters. Ze willen wel de lusten, maar niet de lasten. Dit verklaart mede de afname van het aantal mensen dat lid is van een sportvereniging. Commerciële sportaanbieders hebben van dit probleem veel minder last. Het begrip sportconsument zet verder door Door de individualisering en welvaartstoename worden steeds meer en andere eisen gesteld aan het sportaanbod. Meer en meer mensen zullen de sport als klant en consument benaderen. Het bewustzijn dat je voor sportbeoefening niet per se een sportvereniging nodig hebt, wint meer en meer aan terrein. Het individueel beleven komt centraal te staan en zodanig individualiseren ook de eisen. Het is dus niet gemakkelijk voor een sportclub om het aanbod interessant te houden en om sporters te blijven inspireren. Dit vraagt steeds andere en nieuwe vaardigheden en een professionele aanpak. Het commerciële sportaanbod speelt daar nadrukkelijk op in, het zorgt steeds voor nieuwe mogelijkheden tot ‘beleven’ . Bron: www.sportknowhowxl.nl. Zapgedrag In de hele samenleving zie je dat steeds meer mensen moeite hebben om zich te concentreren op één ding. Men is sterk geneigd te switchen van het een naar het ander. We noemen dit zapgedrag. Dit is ook zichtbaar binnen de sport. Mensen hoppen met het grootste gemak van de ene naar de andere sport. Voor sportaanbieders is het belangrijk om rekening te houden met dit zapgedrag en een breed sportaanbod te verzorgen. Daarnaast is het belangrijk om in te spelen op trends. Vooral fitnesscentra weten hier prima op in te spelen. Gelukkig verbreden ook veel sportverenigingen hun aanbod. Bij het organiseren van een evenement kun je goed rekening houden met een breed aanbod, zodat deelnemers tijdens het evenement als het ware kunnen zappen. Ook starten met zeven tegen zeven 35-45+-voetbal voor mannen? Steeds meer verenigingen zien de voordelen van deze voetbalvorm. Niet vreemd, want het COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) is ontstaan vanuit de behoefte van veel spelers die nog graag een balletje trappen, maar om verschillende redenen dit niet (meer) willen of kunnen in
de reguliere competitie. Spelers met een drukke agenda die niet meer wekelijks willen spelen, oud-spelers en vaders van jeugdspelers die nog graag een potje voetballen op een recreatieve manier. Of teams die door een terugloop van het aantal leden geen elftal meer op de been kunnen brengen. Juist voor deze groepen is het zeven tegen zeven 35-45+-voetbal ontwikkeld. Ook starten met 7x7 35-45+-voetbal voor mannen? Steeds meer verenigingen zien de voordelen van deze voetbalvorm. Niet vreemd, want het is ontstaan vanuit de behoefte van veel spelers die nog graag een balletje trappen, maar om verschillende redenen dit niet (meer) willen of kunnen in de reguliere competitie. Spelers met een drukke agenda die niet meer wekelijks willen spelen, oud-spelers en vaders van jeugdspelers die nog graag een potje voetballen op een recreatieve manier. Of teams die door een terugloop van het aantal leden geen elftal meer op de been kunnen brengen. Juist voor deze groepen is het 7x7 35-45+-voetbal ontwikkeld. Schoonheids- en gezondheidsideaal Veel mensen in onze samenleving vinden het belangrijk om er mooi uit te zien. En mooi is dan slank, gespierd en strak in het vel. De sport- en bewegingsactiviteiten die op dit schoonheidsideaal gericht zijn, worden ook wel cosmetische sporten (steps, aerobics, fitness) genoemd. Dicht bij het schoonheidsideaal staat het gezondheidsideaal. ‘Gezond leven’ staat momenteel bij veel mensen hoog in het vaandel. Antirookcampagnes doen het goed en gezond eten is een onderwerp dat in veel situaties aan de orde komt. Bij deze tendens hoort ook het sporten voor de gezondheid. Voor veel mensen, vooral mensen vanaf de middelbare leeftijd, is dit het belangrijkste motief voor sportdeelname geworden. Het gaat hierbij om het verbeteren van de conditie en het kwijtraken van overgewicht. Steeds meer sportieve evenementen worden georganiseerd om een bijdrage te leveren aan de gezondheid van mensen. Verleggen van grenzen In de lijn van de individualisering zie je een duidelijke behoefte bij een bepaalde groep mensen om hun grenzen te verleggen. Er is een hang naar spanning en sensatie en die wordt ook binnen de sport gezocht. Denk hierbij aan bungeejumping, kitesurfen, speleologie en parachutespringen, rots- of COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) ijsklimmen, survivaltochten, wildwatervaren en down-hill mountainbiken. Tot slot zie je dat mensen in vrijwel alle leeftijdscategorieën op zoek blijven naar
het leveren van prestaties en het verleggen van grenzen. Als het binnen de organisatie van een evenement past, kun je ook dit principe daar toepassen. Veranderende sportmotieven De motieven om deel te nemen aan sport- en bewegingsactiviteiten zijn de afgelopen jaren veranderd. Voor een sportleider is het belangrijk hier rekening mee te houden. Het gaat om het aanbieden van sport- en bewegingsactiviteiten die tegemoetkomen aan de gezondheid, sociale contacten en het verleggen van grenzen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=76716978&page=1&pos=9&title=Climber-bouldering-near-Elbow-Lake-in-Fraser-Valley,-Harrison-Mills,-British-Columbia,-Canada
Het verleggen van je grenzen is een belangrijk sportmotief.
Verdiepingsstof - Motieven sportdeelname
Opdracht 9 Belangrijkste culturele ontwikkeling (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen Een aantal culturele ontwikkelingen hebben grote invloed op de sport. Enkele belangrijke ontwikkelingen zijn: • individualisering • democratisering • consumptief gedrag • zapgedrag • schoonheids- en gezondheidsideaal • grensverleggend gedrag. Wat vind jij de belangrijkste ontwikkeling voor de sport? Leg je antwoord uit en beschrijf wat de gevolgen van de door jou gekozen ontwikkeling zijn voor de sport. Opdracht 10 Zapgedrag (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen a. Wat is zapgedrag? b. Zapgedrag is een probleem binnen de sport. Hoe zou jij dit probleem binnen de sport oplossen? Opdracht 11 Grenzen verleggen (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen Mensen zijn steeds vaker op zoek naar het verleggen van hun grenzen, ook binnen de sport kom je dit op allerlei terreinen tegen. a. Geef een aantal voorbeelden van grensverleggend gedrag binnen de sport. Maak een lijstje van een aantal populaire sporten waarin het verleggen van COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) grenzen een belangrijke rol speelt.
Filmpje - People are awesome 2022
b. Komen de sporten uit het filmpje overeen met je lijstje? c. Welke extreme sport spreekt jou het meeste aan? d. Wat zoek jij in de sport? Zoek jij ook naar het verleggen van grenzen? Geef aan waarom je dit wel/niet zoekt in de sport. e. Geef een verklaring voor het feit dat mensen steeds meer de neiging hebben om hun grenzen te verleggen. Wat drijft hen om dit te doen?
5.5 Sportbeleid in Nederland Wat is beleid? Er wordt eerst kort ingegaan op wat er onder visie en beleid wordt verstaan. Daarna komt het sportbeleid aan de orde. Visie Een visie is een bepaalde kijk op de toekomst en geeft de gewenste situatie aan waar een organisatie naartoe wil. Als voorbeeld de visie van de KNKV: Visie op korfbal Korfbal is een spel van interactie. Dit houdt in dat er altijd met een tegenstander wordt gespeeld. Het handelen van spelers ontstaat doordat wordt ingespeeld op de tegenstander. Hoe meer weerstand de tegenstander geeft, hoe moeilijker het wordt om de oefenvorm goed uit te voeren. Dit beïnvloedt het leerproces. Door de weerstand van de tegenstander ontstaat er een situatie om een doelpunt te maken, vrij te lopen, een assist te geven en/of in balbezit te blijven. Dit noemen we de korfbalacties. Tijdens de training staat de wedstrijdsituatie centraal. Beleid Beleid kan omschreven worden als alle middelen die een organisatie gebruikt om doelstellingen te bereiken in een bepaalde periode. Beleid kent dus drie onderdelen: • doelen • middelen (acties) • tijdsplanning. Als voorbeeld beleid van de triatlonbond: COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
ITU voert nieuw beleid in tegen intimidatie en misbruik
De International Triathlon Union (ITU) heeft tijdens een bestuursvergadering in Madrid ingestemd met een nieuw beleid dat intimidatie en misbruik in de sport tegen moet gaan. Beleidsbrief en Nationaal Sportakkoord In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de oude nota van de overheid, namelijk de beleidsbrief sport ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’ . De nota wordt besproken omdat deze nog steeds veel invloed heeft op het huidige sportbeleid. Daarnaast komt de nieuwe beleidsnotitie in de vorm van het Nationaal Sportakkoord (2018-2021) aan de orde. Tot slot wordt aandacht besteed aan de huidige sportdeelname in Nederland. Beleidsbrief sport ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’ In deze beleidsbrief schetst de overheid haar plannen voor de periode 2011-2016. De nota is ontstaan op basis van een analyse van het sport- en beweeggedrag in Nederland en op een enigszins bijgestelde visie op de rol van sport en bewegen. Visie De overheid ziet sporten en bewegen als een belangrijke en populaire vorm van vrijetijdsbesteding. Het is goed voor de gezondheid maar vooral leuk om te doen. Sporten en bewegen dragen bij aan sociale eneducatievedoeleinden, zoals ontwikkeling en weerbaarheid van kinderen, het leren over sportiviteit en respect, maatschappelijke participatie, maar ook aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. Het kabinet hecht veel waarde aan sport en bewegen als basis voor een gezonde en actieve leefstijl. Daarnaast gaat men ervan uit dat ook topsport een toegevoegde waarde heeft voor de samenleving. Sportbeleid Het sportbeleid van de overheid gaat uit van de waarden van sport. Mede doordat zo veel Nederlanders sporten en bewegen, is sport van grote maatschappelijke en economische waarde. De strategische partners zijn overtuigd van die waarde van sport en bewegen voor ieder individu. Zij willen alle Nederlanders van sport en bewegen laten genieten. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron: Nationaal Sportakkoord.
Doelstelling en prioriteiten sport- en beweegbeleid Het beleidsplan kent een algemene doelstelling en drie prioriteiten. De algemene doelstelling luidt: “Een sportieve samenleving waarin voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod aanwezig is en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.” De drie prioriteiten zijn: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport. Sport en bewegen in de buurt In deze beleidsbrief heeft de overheid een duidelijke keuze gemaakt. De sportvereniging is van belang en natuurlijk kan het onderwijs niet vergeten worden, maar in deze nota wordt vol ingezet op het belang van sport als middel in de buurt. Sport kan een bijdrage leveren aan maatschappelijke participatie, aan het bevorderen van de gezondheid en aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. Met dit speerpunt wil men bereiken dat er voor iedere Nederlander die dat wil een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is. Samenwerking is hierbij een sleutelwoord. Het gaat om het leggen van verbindingen en het starten van gezamenlijke initiatieven. De overheid richt zich vooral op groepen waarvan de sportdeelname laag is. Je kunt hierbij denken aan mensen met een beperking, ouderen en mensen in een sociaal isolement. Het inzetten van combinatiefunctionarissen of buurtsportwerk is een belangrijk middel om de doelen te realiseren. Daarnaast moet de samenwerking tussen de verschillende sportaanbieders in de buurt verbeteren. Zo moet de buurt, het onderwijs, de sport, de kinderopvang, zorg, welzijn en de commerciële sportaanbieders de handen ineenslaan en tot sportaanbod op maat komen. Een mooi voorbeeld van een nieuw samenwerkingsverband komt uit de gemeente Dongen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Fitnessen, zwemmen en opa of oma bezoeken?
Fitnessondernemer Cees Arendse en zorgstichting de Volckaert realiseren in Dongen een innovatief en succesvol fitnessconcept. In het verzorgingshuis is een compact fitnesscentrum met zwembad van 350 m2 gevestigd. Het fitnesscentrum trekt zowel bewoners van het verzorgingshuis, de aanpalende aanleunwoningen als personeel van de zorgstichting aan, maar ook inwoners uit het dorp en de regio. De Volckaert wilde af van het imago dat een verpleegtehuis of verzorgingshuis zich in de kantlijn van de samenleving ophoudt. Letterlijk en figuurlijk buiten het dorp. Mensen moeten zich dan echt oppakken om ernaartoe te gaan, er zou geen vanzelfsprekende loop naar het tehuis zijn. De Volckaert wilde dat anders: een complex midden in het dorp met faciliteiten voor alle inwoners van Dongen. Daarom werden in het ontwerp een theater, een à-la-carterestaurant, een zwembad en een fitnesscentrum ingetekend. De gedachte was dat er daardoor een integratie zou ontstaan tussen inwoners uit het dorp en bewoners van het woon-zorgcomplex. Dat bleek te kloppen. Er vindt nu een boeiende integratie plaats: het fitnesscentrum is een prominente ontmoetingsplek geworden voor bewoners van het woon-zorgcomplex én de inwoners uit Dongen. Arendse: “Bewoners zonder beperkingen kunnen lid worden van de fitness. Bewoners met beperking die zorg nodig hebben, worden door de eigen fysiotherapeuten van De Volckaert begeleid. Ouders combineren de zwemles van hun kinderen nu vaak met een bezoek aan opa of oma in het verzorgingshuis. Ook het personeel traint bij ons in het kader van bedrijfsfitness. We gaan nu ook beginnen met sportactiviteiten in de buitenlucht, bijvoorbeeld een bootcamptraining of een loopgroepje. Op die manier kunnen we weer een andere doelgroep aan ons binden en dus ook aan het woonzorgcomplex.” Bron: nota ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’ . Werken aan een veiliger sportklimaat Het huidige kabinet staat voor ‘Nederland Veiliger’. Daarbij hoort ook veilig kunnen sporten, zowel op het speelveldje in de buurt als bij de sportvereniging. Intimidatie, vandalisme en geweld horen niet in de sport thuis. Een aantal COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) ministeries heeft samen met de sport- en welzijnssector en de gemeenten een apart actieplan opgesteld. De maatregelen uit dit plan zijn enerzijds gericht
op het voorkomen van ongewenst gedrag bij of in de sport en anderzijds op een zerotolerancebeleid ten aanzien van gedrag dat niet door de beugel kan. Het doel is ook om de pedagogische waarde van sport meer tot zijn recht te laten komen. Het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’ kent vier hoofdlijnen, waarvan de eerste twee het belangrijkst zijn. 1. strakke handhaving van spel- en gedragsregels en het tuchtrecht Er wordt onder andere ingezet op het bevorderen, verduidelijken en aanscherpen van spelregels die een positieve bijdrage leveren aan sportiviteit en respect. 2. aanpak van excessen bij de sport Er worden richtlijnen opgesteld over wat er onder excessen verstaan wordt. Bovendien worden er richtlijnen ontwikkeld over hoe om te gaan met excessen, zoals seksuele intimidatie. Uitblinken in sport Het kabinet wil dat Nederland bij de beste tien topsportlanden van de wereld hoort. Om dit te realiseren moeten Nederlandse sporters goed presteren op wereldkampioenschappen en de Olympische en Paralympische Spelen. Vanwege de toenemende internationale concurrentie vindt de sportsector focus en bundeling van krachten binnen de topsport noodzakelijk. Die focus op een beperkt aantal kansrijke sporten heeft geleid tot een veranderd subsidiebeleid. Dit nieuwe beleid van NOC*NSF heeft de sportwereld flink in beroering gebracht. Sommige bonden (Badmintonbond) krijgen niets meer en andere bonden (Zwembond, Judobond) krijgen fors meer. Dit speerpunt betekent ook dat de overheid allerlei voordelen ziet in het organiseren van grote sportevenementen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=454360109&page=1&pos=27&title=Zürich,-Leichtathletik,-Athletics,-Track-and-Field,-Daimond-League-Finale-,-Weltklasse-Zürich-2022,-08.09.2022-Letzigru Femke Bol, Diamond League-finale, Zürich 2022. Verdiepingsstof - Buurtsportcoaches Het Nationaal Sportakkoord In 2018 ondertekenden het Ministerie van VWS, de gemeenten en de sportbonden (NOC*NSF) gezamenlijk het Nationaal Sportakkoord. Dit akkoord heeft als titel Sport verenigt Nederland. Het sportakkoord bestaat uit zes ambities. In de nota zijn er vijf uitgewerkt. De zesde, die betrekking heeft op topsport, komt later aan bod. Om de ambities van het sportakkoord mogelijk te maken, investeert het kabinet tot en met 2021 elk jaar ruim € 400 miljoen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag rechten aanvragen. Bron: https://www.allesoversport.nl/thema/beleid/sportakkoord-ambities-voor-de-sport-tot-en-met-2021/ Ondertekening van het nationaal sportakkoord in strandclub WIJ in Scheveningen. Foto Rijksoverheid / Bart Hoogveld Zes ambities De zes ambities zijn: 1. inclusief sporten en bewegen Deze ambitie is erop gericht dat iedere Nederlander een leven lang plezier in sporten en bewegen kan ervaren. Je moet daarbij niet gehinderd worden door leeftijd, lichamelijke of geestelijke ongezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn. Het is de bedoeling om belemmeringen die mensen nu nog ervaren, weg te nemen. 2. duurzame sportinfrastructuur De ambitie is dat Nederland beschikt over een goed werkende en duurzame sportinfrastructuur. Hierbij gaat het niet alleen om sportvelden, zwembaden, sporthallen en clubhuizen, maar ook om het stadspark en het trapveldje in de wijk. Overal waar mensen sporten en bewegen, moeten de voorzieningen op orde zijn. 3. vitale aanbieders Men wil aanbieders van sport en bewegen toekomstbestendig maken, zodat sport en bewegen voor iedereen toegankelijk en bereikbaar blijft. Niet iedere sportaanbieder weet nu in te spelen op ontwikkelingen als vergrijzing, individualisering en digitalisering. Mede hierdoor heeft een COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) kwart van alle verenigingen de afgelopen jaren met een dalend ledenaantal te maken gehad. Veel verenigingen kampen met een tekort aan trainers.
4. positieve sportcultuur Sporten moet leuk, veilig, eerlijk en zorgeloos zijn. Daar wil men voor zorgen. Plezier in sport is het fundament voor een leven lang sporten. De afgelopen jaren heeft bijna 60% van alle sportverenigingen gewerkt aan een plezierig en veilig sportklimaat. De ambitie is ervoor te zorgen dat alle sportclubs aandacht hebben voor een positieve sportcultuur. Dat betekent onder andere dat trainers, leraren en instructeurs het welzijn van het kind belangrijker vinden dan winnen en dat ouders en verzorgers langs de lijn positieve supporters zijn. 5. van jongs af aan vaardig in bewegen Spelen en bewegen is minder vanzelfsprekend geworden in het dagelijks leven van kinderen. Onderzoekers stelden in 2016 vast dat de meeste kinderen van 4 tot 11 jaar maar drie tot zeven uur per week buiten spelen en dat de bewegingsvaardigheid van kinderen minder is dan in 2006. Er zijn diverse oorzaken: digitalisering, verstedelijking en te weinig veilige speelplekken. Maar ook de terughoudende en voorzichtige houding van veel ouders en verzorgers bij het buitenspelen speelt een rol. De ambitie is dat meer kinderen voldoen aan de beweegnorm en dat de motorische vaardigheden toenemen. Men richt zich vooral op kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Jong geleerd is immers oud gedaan. 6. topsport inspireert De ambitie is dat Nederlandse topsportprestaties en topevenementen in Nederland een cruciale inspiratie vormen voor de verenigende waarde van sport. Het meeleven met onze sporters op de Olympische en Paralympische Spelen of het ervaren van topsportevenementen in eigen land hebben in de Nederlandse samenleving een sterk inspirerende en verbindende waarde, die verder uitgebouwd kan worden. Filmpje - Nationaal Sportakkoord ‘Sport Verenigt Nederland’ Beleidsmakers op het gebied van sport In Nederland wordt op verschillende niveaus sportbeleid gemaakt. De instanties die dit beleid maken, noemen we de beleidsmakers. Er zijn landelijke, regionale en lokale organisaties (gemeenten) die plannen maken op het gebied van sport en bewegen. De volgende beleidsmakers zijn van belang voor de verenigingssport: • landelijke overheid • provinciale overheid COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) • gemeentelijke of lokale overheid • landelijke sportorganisaties.
Landelijke overheid
Hier is al een voorbeeld van besproken, namelijk het landelijk sportbeleid dat vastgelegd is in het Nationaal Sportakkoord. Het overheidsbeleid is gericht op het signaleren en analyseren van allerlei ontwikkelingen in de samenleving die invloed hebben op de sport en sportbeoefening in Nederland. Naast het maken van beleid heeft de overheid nog twee belangrijke functies: • het scheppen van voorwaarden De overheid zorgt er door wetten en regelingen voor dat sport mogelijk wordt. De overheid verleent bijvoorbeeld vergunningen en draagt zorg voor de bouw van sportaccommodaties, zoals sportparken, sporthallen, zwembaden en ijsbanen. Om vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken heeft de overheid een wet aangenomen waarin geregeld is dat een vrijwilliger een redelijk bedrag aan onkostenvergoeding mag ontvangen zonder dat hij daar belasting over hoeft te betalen. • het bieden van ondersteuning De overheid stimuleert het uitoefenen van sport door financiële tegemoetkomingen in de vorm van subsidies en fiscaal voordelige tarieven. Daarnaast ondersteunt de overheid de sport met verschillende sportstimuleringsprojecten. Provinciale overheid De belangrijkste functie van de provincies op sportgebied is de ondersteuning van de lokale sport. Op het gebied van bijvoorbeeld breedtesport, sportstimulering en sportieve recreatie benoemen ze de belangrijkste aandachtspunten voor de eigen provincie. De provinciale sportraden spelen een belangrijke rol bij de uitwerking van het landelijk beleid en bij het maken en uitvoeren van provinciaal sportbeleid. Zo geeft in de provincie Zeeland de provinciale sportraad SportZeeland uitvoering aan het provinciaal sportbeleid. Een provinciale sportraad vormt de brug naar de gemeenten en sportverenigingen. Het provinciale sportbeleid en het lokale sportbeleid komt voort uit het landelijke sportbeleid. Zo heeft SportZeeland de zes ambities vertaald naar de Zeeuwse situatie. Tot nu toe hebben zeven provincies een provinciaal sportbeleid. De provincies Gelderland en Limburg hebben het meeste aandacht voor sport en geven er ook het meeste geld aan uit. Gemeentelijke of lokale overheid De gemeenten hebben een belangrijke rol bij het vertalen van het landelijk en COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) provinciaal sportbeleid. De gemeenten moeten volgens de wet het sporten mogelijk maken voor alle burgers. Ze zijn verantwoordelijk voor het in stand
houden van lokale sport- en recreatievoorzieningen en de ondersteuning van sportverenigingen en andere sportaanbieders. Ze houden zich bezig met het toekennen van subsidies, de bouw, verhuur en verkoop van sportaccommodaties. De gemeente heeft regelmatig overleg met sportverenigingen en andere sportaanbieders als zorg- en welzijnsorganisaties en fitnesscentra. Landelijk worden de belangen van de gemeenten behartigd door de VNG (de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Op het gebied van sport overleggen de gemeenten met elkaar onder de naam Vereniging Sport en Gemeenten (VSG). Bij het organiseren van toernooien en evenementen sluit je meestal aan bij het lokale sportbeleid. Door de organisatie hiervan geef je uitvoering aan dit sportbeleid. Utrecht sportief en gezond (2017-2023) Wat wil de gemeente en waarom? Sport is belangrijk voor de gezondheid van mensen, inwoners kunnen er sociale contacten opdoen en het is een leuke en ontspannende besteding van de vrije tijd. Daarom wil de gemeente aantrekkelijke sportmogelijkheden bieden aan alle inwoners. In sporthallen, zwembaden of op sportparken, maar ook in een beweegvriendelijke openbare ruimte. De sportmogelijkheden in de stad moeten meegroeien met de groei van de bevolking naar 450.000 inwoners in 2040. De gemeente zet zich in voor een breed sportaanbod, zodat alle Utrechters een sport kunnen kiezen die bij ze past. Daarbij hebben we speciale aandacht voor die mensen voor wie het niet makkelijk of vanzelfsprekend is om te sporten. We willen dat iedereen zich welkom en veilig voelt op de sportvereniging. Ook speelt talentontwikkeling en topsport een belangrijke rol. Iedere Utrechtse sporter moet de kans krijgen zich op zijn eigen niveau verder te ontwikkelen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Utrecht sportief en gezond. Sportdeelname in Nederland Aan het slot van dit thema wordt kort een beeld gegeven van de sportdeelname in Nederland. Voor het organiseren van evenementen is het namelijk belangrijk om te weten wat de interesses van de verschillende leeftijdscategorieën is. Niet dat je daar altijd op aan moet sluiten, je kunt ook bewust juist nieuwe activiteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van je doelstelling. Populaire sporten In een overzicht wordt getoond wat de populairste sporten zijn in de verschillende leeftijdscategorieën. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Sport fitness hardlopen voetbal wielrennen tennis
Leeftijd 9.6%10.9%0.5%3.9%24.1%65-plus 6.1%10.2%1.3%11%21.6%50-64 3.8%3.5%6.1%16.7%23.3%18-49 5.1%1.2%18.2%5.9%14.6%12-17 4.3%0.7%21%1.2%0.4%0-11 De drie populairste sporten per leeftijd • 4-8 jaar: voetbal, zwemmen en turnen/gymnastiek • 8-12 jaar: voetbal, hockey en tennis • 12-18 jaar: voetbal, fitness en hockey • 18-25 jaar: fitness, voetbal en hardlopen • 25-35 jaar: fitness, hardlopen en voetbal • 35-45 jaar: fitness, hardlopen en tennis • 45-55 jaar: fitness, hardlopen en fietsen/wielrennen • 55-67 jaar: fitness, wandelen en fietsen/wielrennen • 67-81 jaar: fitness, wandelen en fietsen/wielrennen. Beweegrichtlijnen Behalve het sportgedrag is het ook interessant om naar de beweegrichtlijnen te kijken. Ruimt de helft van de Nederlanders voldoet hieraan. In 2021 voldeed 52% van de Nederlandse bevolking van 4 jaar en ouder aan het onderdeel matig of zwaar intensieve inspanning en 84% aan het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten. Op deze manier voldeed 47% van de Nederlanders van 4 jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen. Dit is minder dan in 2019 en 2020, maar vergelijkbaar met 2017 en 2018. Over de tijd is er een licht stijgende trend te zien voor zowel het voldoen aan de matig tot zwaar intensieve activiteiten als aan spier- en botversterkende activiteiten. In 2021 voldeden kinderen (4-11 jaar) het vaakst aan de beweegrichtlijnen (62%), gevolgd door 18-64-jarigen (48%). Voor ouderen (65-plussers) en jongeren (12-17 jaar) ligt dit percentage lager (respectievelijk 42% en 36%). COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Over de tijd is te zien dat ouderen steeds meer zijn gaan bewegen. Voor volwassenen is in 2021 een daling te zien in het percentage dat voldoende beweegt ten opzichte van voorgaande jaren. Dit geldt ook voor jongeren.
Onderzoek KPMG (2019)
Er is sprake van groei voor wat betreft de sportdeelname. De groei lijkt vooral te komen door vergrijzing en het feit dat deze generatie 65+’ers meer sporten dan de voorgaande generaties. De verwachting is dat de sportdeelname tot 2030 ongeveer gelijk zal blijven. De huidige toename in sportdeelname door actiever wordende ouderen is naar verwachting in de toekomst niet voldoende om de daling van sportdeelname bij jongeren te compenseren. De sportbranche in Nederland zal daarmee tegelijkertijd in staat moeten zijn om de dalende trend onder jongeren te keren en de 65+’ers adequaat te blijven bedienen.
Gegevens en ontwikkelingen sport- en beweeggedrag
Als je kijkt naar het sport- en beweeggedrag in Nederland dan levert dat de volgende resultaten op: • Mensen willen flexibel, ongebonden en in de openbare ruimte sporten.
Steeds meer mensen organiseren hun sport zelf op een door hen gewenst moment. Voorbeelden hiervan zijn suppen, wielrennen, hardlopen en straatvoetbal. Je ziet ook de populariteit van anders georganiseerde sporten toenemen. Padel is momenteel heel populair. Je moet in veel gevallen wel lid zijn van een vereniging, maar voor de rest regel je het met anderen helemaal zelf. • Steeds meer mensen sporten liever individueel. Zowel fitness als hardlopen, fietsen en wandelen hebben in de afgelopen vijftien jaar veel nieuwe beoefenaars gekregen. Tegelijkertijd daalde de populariteit van zwemmen, zaalsporten en veldsporten. • Het aantal individuele lidmaatschappen is licht gedaald. Het aantal lidmaatschappen van alle verenigingen bij elkaar ligt rond de 5 miljoen.
Ongeveer 29% van de Nederlanders is lid van minimaal één sportvereniging.
Ook het aantal verenigingen daalt licht, terwijl het aantal leden per vereniging is gestegen. Het aantal lidmaatschappen bij meisjes/vrouwen individueel en teamgericht stijgt. Bij teamsporten daalt het aandeel jongens/mannen. Bij individuele sporten daalt vooral het aantal lidmaatschappen van volwassenen. • De wekelijkste sportdeelname blijft redelijk constant. Ongeveer 54% van 4 jaar en ouder sport wekelijks. In 2021 deed 56% van de Nederlandse mannen vanaf 4 jaar en ouder wekelijks aan sport. Voor vrouwen is dit 52%.
Echter, de groei komt vooral doordat 40+’ers meer zijn gaan sporten – en dan voornamelijk 65+’ers. De groei lijkt vooral te komen door vergrijzing en het feit dat deze generatie 65+’ers meer sport dan de voorgaande generaties. De verwachting is dat de sportdeelname tot 2030 ongeveer gelijk zal blijven. De huidige toename in sportdeelname door actiever wordende ouderen is naar verwachting in de toekomst niet voldoende om de daling van sportdeelname bij jongeren te compenseren. De sportbranche in Nederland zal daarmee tegelijkertijd in staat moeten zijn om de dalende trend onder jongeren te keren en de 65+’ers adequaat te blijven bedienen. Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. • Zeven op de tien Nederlanders sport minstens twaalf keer per jaar. In 2020 deed 70% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder minstens twaalf keer per jaar aan sport. Dit percentage is de afgelopen jaren ongeveer hetzelfde gebleven. Minimaal twaalf keer per jaar sporten wordt de RSO-norm genoemd. Een organisatie die naar de toekomst van sport kijkt (Sport Toekomstverkenning) concludeert dat tot 2030 de sportdeelname ongeveer gelijk zal blijven. Wel zal er een verschuiving plaatsvinden naar andere typen sport dan nu populair zijn, voornamelijk naar meer individuele sporten. • Hogeropgeleiden sporten vaker minstens twaalf keer per jaar. In 2020 sportte 82% van de hogeropgeleide Nederlanders van 25 jaar en ouder minstens twaalf keer per jaar terwijl dit onder de lageropgeleiden 45% was. De sportdeelname van middelbaar opgeleiden ligt daartussenin (64%). Het COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) percentage lager-, middelbaar en hogeropgeleiden dat twaalf keer per jaar of vaker sport, is min of meer stabiel tussen 2012 en 2020.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. • Mensen met lichamelijke beperking sporten minder vaak wekelijks. In 2021 was het percentage wekelijkse sporters lager onder Nederlanders van 12 jaar en ouder met een lichamelijke beperking en/of een langdurige aandoening (20% tot 49%) dan onder mensen zonder aandoening of beperking (60%). Mensen met zowel een lichamelijke beperking als een langdurige aandoening sportten het minst vaak wekelijks (20%). Hier is de laatste jaren niet veel in veranderd. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Bron - Sportbeleid in Nederland Het landelijk sportbeleid kent drie prioriteiten als het gaat om het landelijk sportbeleid: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport. Zoek op en beschrijf van alle drie de prioriteiten: • wat ermee bedoeld wordt • met welke programma’s, plannen of acties de overheid dit denkt te bereiken. Opdracht 13 Jouw sportbeleid (theorieopdracht) Bron - Sportbeleid in Nederland De overheid heeft drie prioriteiten als het gaat om het landelijk sportbeleid: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport. a. Welke van de drie vind jij landelijk gezien het belangrijkst? Leg je antwoord uit. b. Welke van drie is volgens jou het belangrijkst voor de gemeente waar jij woont? Leg je antwoord uit. c. Stel dat jij het sportbeleid van jouw gemeente mocht bepalen. Wat zouden dan de drie prioriteiten zijn? Leg je antwoord uit. Opdracht 14 Lokaalsportbeleid (Groningen) (theorieopdracht) COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Bron - Sportbeleid in Nederland
Filmpje - Sportbeleid Groningen
a. Wat zijn de belangrijkste speerpunten/pijlers van het sportbeleid van de gemeente Groningen volgens deze studenten? b. Ga op zoek naar het sportbeleid van jouw gemeente en beschrijf dit sportbeleid op hoofdpunten. Vergelijk het beleid van jouw gemeente met dat van een klasgenoot uit een andere gemeente. Bespreek met elkaar jullie mening over het lokale sportbeleid.
Opdracht 15 Sportbeleid Tilburg (theorieopdracht) Bron - Sportbeleid in Nederland Filmpje - Sport in Tilburg a. Wat is het belangrijkste doel van het sportbeleid van de gemeente Tilburg? b. Op welke manier probeert men dit doel te bereiken? c. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het beleid van de gemeente Tilburg en dat van de gemeente Groningen? Opdracht 16 Buurtsportcoaches De overheid stimuleert het inzetten van zogenaamde buurtsportcoaches. a. Wat zijn de belangrijkste taken van een buurtsportcoach? Filmpje - Buurtsportcoach Den Haag b. Welke belangrijke werkzaamheden van de buurtsportcoach komen in het filmpje naar voren? c. Met welk doel wordt de buurtsportcoach in Den Haag ingezet? Opdracht 17 Nationaal Sportakkoord (groepsopdracht) Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. Filmpje - Nationaal Sportakkoord ‘Sport Verenigt Nederland’ COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) a. Noteer de zes ambities van het Nationaal Sportakkoord.
b. Bespreek de zes ambities en leg aan elkaar uit wat deze betekenen. c. Bespreek met elkaar wat de consequenties van deze zes ambities zijn voor jouw toekomstige werk en/of huidige stage. Opdracht 18 Ontwikkelingen in het sport- en beweeggedrag (theorieopdracht) a. Noteer een aantal belangrijke ontwikkelingen die je waar kunt nemen binnen het sport- en beweeggedrag in Nederland. b. Werk één ontwikkeling nader uit. c. Geef je mening over deze ontwikkeling. Opdracht 19 Leerdoelen (reflectieopdracht) a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in. Je kunt de gevolgen voor sport en bewegen van onze multiculturele samenleving beschrijven. 1. Je kunt de gevolgen van vergrijzing en ontgroening voor sport en bewegen beschrijven. 2. Je kunt de gevolgen van een aantal belangrijke culturele ontwikkelingen voor sport en bewegen beschrijven. 3. Je kunt de zes ambities uit het Nationaal Sportakkoord beschrijven. 4. Je kunt de sportdeelname in Nederland beschrijven.5 COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
De vijf i’s De sporter van de toekomst verwacht een klantgerichte houding en maatwerk. De sportconsument eist waar voor zijn geld, maar is ook bereid voor kwaliteit te betalen. Volgens het Nederlands Kenniscentrum Sport & Bewegen wordt het toekomstbeeld van sport en bewegen gedomineerd door vijf i’s. Deze vijf i’s staan voor vijf belangrijk ontwikkelingen: • individualisering • informalisering • intensivering • informatisering • internationalisering. Individualisering is de centrale, drijvende kracht. Mensen geven hun leven steeds meer zelf vorm. Ze willen daarvoor ook de verantwoordelijkheid aanvaarden. Informalisering betekent dat de omgangsvormen losser worden. Gezag is niet meer vanzelfsprekend. Intensivering wil zeggen dat de mens zijn leven ten volle wil beleven. ‘Living to the max’ is het motto van de moderne tijd. Informatisering maakt alles zichtbaar, meetbaar en communicabel. Door de internationalisering spelen nationale grenzen steeds minder een rol. Maatschappelijke en culturele ontwikkelingen beïnvloeden de bewegingscultuur in Nederland. Het Kenniscentrum Sport & Bewegen hing deze veranderingen op aan de vijf bovengenoemde i’s. Vanreusel stelt dat onze samenleving door drie cultuursociologische tendensen gekenmerkt wordt: • postmodernistisch • individugericht • mondiaal georiënteerd. Onder postmodernistisch wordt onder andere verstaan het streven naar zelfverwezenlijking en originaliteit, de drang naar genot en vermaak, streven naar ongeorganiseerdheid (vrijheid, blijheid) en verheerlijking van het lichaam. Met individualisering wordt het streven naar een groeiende zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu ten opzichte van zijn omgeving bedoeld. Individualisering heeft ook met keuzevrijheid te maken. De mens moet in staat COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) gesteld worden in vrijheid allerlei keuzes te kunnen maken, naar eigen inzicht. Men laat zich bij deze keuzes niet begrenzen door woonplaats of het land waar
men woont: the sky is the limit. Vanreusel vat het als volgt samen: “Men kiest als het ware uit een supermarkt van waarden, ideeën, symbolen, relaties of partners, zolang deze maar passen en niet knellen.”
Deze drie tendensen hebben geleid tot een heel divers sportlandschap. Het lichaam wordt niet alleen meer gezien als een prestatie-instrument (citius, fortius, altius), maar vooral als een instrument voor lustvolle ervaringen. Volleybal ontwikkelde zich tot beachvolleybal en aquavolleybal. Surfen veranderde in kitesurfen en airsurfing, en pootje baden werd canyoning. Deze sportdifferentiatie wordt, zoals we al eerder gezien hebben, versporting van de samenleving genoemd.
Vandaag de dag is een rechthoekig bassin met koud water onvoldoende en moeten zwembaden ‘tropische zwemparadijzen’ zijn, volgestouwd met knuffelmuren, golfslaginstallaties, suisbuizen, wildwaterbanen, bubbelbaden, gekleurde vissen, een onderwaterbar, grote rotspartijen en joekels van planten. Die subtropificering en pretparkisering van het zwembad is niet meer te stuiten. Gewoon zwemmen bestaat niet meer. Het simpele baantjes zwemmen spreekt de mensen niet meer aan. Ook in het zwembad laat een tijdperk zijn gezicht zien.
Bron: Sportsociologie, Paul de Knop. 5.7 Verdiepingsstof - Belemmeringen voor migranten Waarom bewegen mensen met een migratieachtergrond minder? Het onderzoek van het RIVM beschrijft een aantal veelvoorkomende redenen. • In de eerste plaats spelen culturele normen en waarden vaak een rol bij het sport- en beweeggedrag. Denk aan vrouwen die graag in een veilige omgeving met privacy willen sporten en bewegen. Die behoefte kan een drempel vormen om te gaan sporten bij een reguliere vereniging of fitnessschool. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
• Ook hebben veel mensen met een migratieachtergrond het sporten en bewegen niet zo met de paplepel ingegoten gekregen als veel Nederlanders. Ze zijn niet opgevoed met sport en hebben daar dus weinig ervaring mee. Terwijl die voorbeeldfunctie van een ouder, of een ander rolmodel, juist motiverend kan werken om wél te gaan bewegen. • Vanwege die onbekendheid met (de opbrengsten van) sport en bewegen zien migranten het nut er niet van in en stellen zij andere prioriteiten. Ook overheerst het beeld bij bepaalde groepen nieuwkomers dat sporten en bewegen fysieke klachten kunnen verergeren. • Veel migranten zijn bovendien niet bekend met het bestaan van sportverenigingen en de daaraan verbonden structuur en cultuur. In de landen van herkomst is sport niet op dezelfde manier georganiseerd. De typisch Nederlandse verenigingsgebruiken kunnen voor verwarring zorgen en een drempel opwerpen. • Relatief veel migranten behoren tot de lage-SES groep. Een minimuminkomen maakt het moeilijk om geld uit te trekken voor sport en bewegen, zeker wanneer het een gezin betreft met meerdere kinderen. Het betalen van contributie is bovendien voor veel migranten geen bekend verschijnsel. Bovendien zijn veel van hen wellicht onbekend met het aanvragen van subsidies, wat kan samenhangen met een taalbarrière. 5.8 Verdiepingsstof - Motieven sportdeelname Er bestaat een duidelijk verband tussen de bewegingscultuur en de beweegredenen, de motieven van sportdeelname. Hier staan we stil bij de belangrijkste motieven van sportdeelname en bij het belang van sport en bewegen. De belangrijkste motieven van sportbeoefening zijn: • vrijetijdsmotief (ontspanning, plezierige vrijetijdsbesteding) • gezondheids- en fitheidsmotief (gezondheid, conditie, fitheid) • sociaal motief (sociale contacten, vriendschap, integratie) • compensatiemotief (afreageren, ontspanning, onthaasten) • prestatiemotief (presteren, beter worden, overtreffen) • intrinsiek motief (bewegen als lustvolle, prettige, plezierige activiteit) • esthetisch motief (uiterlijk, er goed uitzien). Om potentiële sporters te bereiken met sportstimuleringsactiviteiten is het COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) belangrijk dat de BOS-medewerker aansluit bij de motieven van deze mensen. De motieven zijn niet voor alle doelgroepen even belangrijk.
Het vrijetijdsmotief neemt toe. Het ongeorganiseerd recreatief sporten neemt al jarenlang toe ten koste van het meer prestatief gericht sporten binnen een sportvereniging.
Voor volwassenen en ouderen wordt het gezondheidsmotief steeds belangrijker. Jeugdigen laten zich vooral motiveren door fit en fun. Fit blijven en plezier in sport zijn voor jongeren de belangrijkste drijfveren om te sporten. Bij hen groeit de belangstelling voor het sporten bij commerciële aanbieders, met name de fitnesscentra.
Het sociale motief neemt in belang toe. Een variant van het sociale motief is het integratiemotief. Dit betekent dat mensen gaan sporten om (weer) aansluiting te vinden bij de samenleving. Dit motief geldt in het bijzonder voor mensen met een beperking en voor sommige achterstandsgroepen.
5.9 Verdiepingsstof - Buurtsportcoaches Buurtsportcoach of combinatiefunctionaris? Voor 2012 waren er alleen combinatiefunctionarissen. Vanaf 2012 werd de naam ‘buurtsportcoach’ geïntroduceerd en ook steeds vaker gebruikt, lokaal en als ‘verzamelnaam’ voor alle functionarissen die werken vanuit deze regeling. De oude naam ‘combinatiefunctionaris’ werd en wordt nog gebruikt voor diegenen die zich voornamelijk richten op de verbinding tussen onderwijs, sport en cultuur. Er zijn echter ook gemeenten waar alle uitvoerders die werken vanuit deze regeling‘buurtsportcoach’genoemd worden. En er zijn gemeenten die lokaal een andere naam kiezen, afhankelijk van de doelgroep of de sector waar ze voor werken. Namen die regelmatig gebruikt worden voor buurtsportcoaches zijn beweegmakelaar, leefstijlmakelaar, gezondheidsmakelaar, beweegcoach, beweegconsulent, sportconsulent of talentcoach. Wat doet een buurtsportcoach? Buurtsportcoaches hebben de taak om meer mensen te laten sporten en bewegen in de buurt. Ze leggen verbinding tussen aanbieders van sport en bijvoorbeeld welzijn, gezondheidszorg, jeugdzorg, kinderopvang en onderwijs. Een buurtsportcoach kan in dienst zijn van een gemeente, maar ook van een school, vereniging of stichting. Er zijn buurtsportcoaches met de opdracht om COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) een specifieke doelgroep in beweging te krijgen of om sport te verbinden met een specifieke setting, zoals de jeugdzorg. Andere buurtsportcoaches richten
zich binnen een wijk op alle inwoners. Sommige buurtsportcoaches houden zich bezig met uitvoering van sport- en beweegactiviteiten en begeleiden van groepen. Terwijl andere buurtsportcoaches vooral een coördinerende en verbindende rol hebben. Er zijn veel verschillende manieren om een buurtsportcoach in te zetten. Deze keuzes voor doel, doelgroep, uitvoering/verbinding en werkgeverschap worden lokaal gemaakt. Gemeenten voeren de regie en kunnen de ‘buurtsportcoachregeling’ dus volledig op maat inzetten. Bron: www.allesoversport.nl/thema/beleid/de-buurtsportcoach-regeling/. Mulier Instituut In 2021 nemen 348 gemeenten (99%) deel aan de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC), vanwaaruit buurtsportcoaches en cultuurcoaches worden aangesteld. Er zijn inmiddels 6.169 coaches, goed voor 3.532 fte. Dat blijkt uit de Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2021. 81% van de fte’s wordt ingezet voor de hoofdsector Sport en Bewegen, verdeeld over 335 gemeenten. 19% wordt ingezet voor de hoofdsector Kunst en Cultuur, in 282 gemeenten. Veel verschillende doelgroepen bereikt De buurtsportcoaches en cultuurcoaches hebben als doel om Nederlanders te motiveren een leven lang te sporten, te bewegen en culturele activiteiten te beoefenen. Ze worden vooral ingezet op de doelgroepen kinderen (94%), jongeren (85%), ouderen (81%) en personen met een beperking (78%). Bij cultuurcoaches wordt vaker dan bij buurtsportcoaches niet ingezet op een specifieke doelgroep. Lokale samenwerking tot stand brengen Buurtsportcoaches en cultuurcoaches zorgen voor nieuw aanbod door samenwerking tot stand te brengen tussen verschillende sectoren. Vanuit sport en bewegen wordt het meest de verbinding gemaakt met het primair onderwijs, sportaanbieders en welzijn. Vanuit kunst en cultuur wordt het meest samengewerkt met het primair onderwijs en organisaties uit de kunst- en cultuursector. Meeste coaches in loondienst COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Op 1 september 2021 is 96% van de coaches in (loon)dienst. De meeste daarvan zijn aangesteld bij niet-commerciële organisaties in de sectoren sport, welzijn
en cultuur of bij de gemeente of het gemeentelijke sportbedrijf. De cao Sport wordt het meest gehanteerd. 4% van de functionarissen werkt niet in loondienst, maar wordt ingehuurd als zzp’er.
Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties
Sinds 2019 monitort het Mulier Instituut, in opdracht van het Ministerie van VWS, de inzet en resultaten van de BRC. De resultaten van de derde editie uit 2021 zijn gebaseerd op een vragenlijst die is uitgezet onder de deelnemende gemeenten.
Bron: www.mulierinstituut.nl/actueel/aantal-buurtsportcoaches-en-cultuurcoaches-groeit-tot-ruim-6-100/. 5.10 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
THEMA 6 EVENEMENT EN COMMUNICATIE Inhoud thema • het communicatieproces • vormen en niveaus van communiceren • aspecten van communicatie • luisteren • vragen stellen • samenvatten • feedback • verdiepingsstof • begrippen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
In elk beroep is communicatie belangrijk. Voor een sport- en bewegingsleider is het extra belangrijk, omdat je in je beroep dagelijks te maken hebt met mensen. Bij het organiseren van een toernooi of evenement wordt van je verwacht dat je dat in een team doet, dat je samenwerkt met andere organisaties. Ook in die situatie is goed communiceren belangrijk. Communicatie lijkt makkelijk, maar uit de praktijk van alledag blijkt dat het toch opvallend vaak fout gaat. Iedereen heeft weleens meegemaakt dat de ander je niet helemaal goed begreep, of dat jij de ander niet begreep. Het eerste onderwerp van dit thema is het communicatieproces. Vervolgens wordt ingegaan op twee soorten communicatie: verbale en non-verbale communicatie. Als je communiceert, doe je dit eigenlijk altijd op twee niveaus. Je doet dit op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau. In dit thema worden voorbeelden gegeven van deze twee niveaus. Het tweede deel van dit thema gaat over de belangrijkste algemene gespreksvaardigheden, namelijk: luisteren, vragen stellen en samenvatten. Dit thema eindigt met aandacht voor feedback. Relatie met werkproces Het thema ‘evenement en communicatie’ heeft een relatie met alle drie de werkprocessen. Communiceren is zowel bij de voorbereiding, uitvoering als bij de evaluatie belangrijk. Het gaat om B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor, B1-K2-W2: Voert een toernooi of evenement uit en om B1-K2-W3: Evalueert het toernooi of evenement met het team. Leerdoelen • Je kunt het communicatieproces beschrijven. • Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met coderen en decoderen van een boodschap. • Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met verbale en met non-verbale communicatie. • Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met inhouds- en betrekkingsniveau. • Je kunt de vier aspecten van communiceren beschrijven. • Je kunt de algemene gespreksvaardigheden luisteren, vragen stellen en COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) samenvatten toepassen.
• Je kunt de regel met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback toepassen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Opdracht 1 Casus
Spreken is zilver, luisteren is goud Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Suggesties voor het gebruik van de casus
Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten. Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Als dit gewenst is, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis a. Wat betekenen de begrippen uit het eerste schema? Zender, boodschap, ontvanger? b. Wat wordt bedoeld met feedback en terugkoppeling? c. Wat is de betekenis van coderen en encoderen? d. Op welke problemen duidt de afbeelding van Loesje? e. Waarom is goed luisteren belangrijk tijdens de communicatie? f. Op welke manieren kun je luisteren? g. Wat betekent actief luisteren? h. Wat wordt met de vierde afbeelding met de twee mannetjes bedoeld? i. Waardoor kunnen misverstanden in de communicatie ontstaan? j. Wat is het belang van luisteren, samenvatten en (door)vragen? Vaardigheden k. Maak drietallen en oefen de vaardigheid actief luisteren. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 luistert actief en student 3 observeert en geeft daarna feedback. Verwissel vervolgens van rol. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
l. Maak drietallen en oefen de vaardigheden luisteren, samenvatten en (door)vragen. Student 1 bedenkt een onderwerp of een probleem. Student 2 past de vaardigheden luisteren, samenvatten en (door)vragen toe. Student 3 observeert en geeft feedback. Verwissel vervolgens van rol. 6.1 Het communicatieproces Verloop en onderdelen van het communicatieproces Trots of toch niet? Salim loopt trots met zijn atletiekdiploma, dat hij op school behaald heeft, naar zijn atletiektrainer Jeroen. Hij zegt tegen Jeroen: ‘Kijk eens naar mijn diploma.’ Jeroen kijkt nauwelijks naar het diploma en is veel te druk met het klaarzetten van de pylonen. Hij mompelt‘mooi hoor’. Salim loopt teleurgesteld weg. In dit voorbeeld zitten allerlei elementen die met communicatie te maken hebben: • Salim wilde graag iets duidelijk maken (een boodschap overbrengen). • Salim maakt contact met en zonder woorden (zendt iets uit). • Jeroen reageert met en zonder woorden (ontvangt en zendt terug). • Salim reageert weer, zonder woorden, op Jeroen (ontvangt en zendt terug). Uit dit voorbeeld blijkt dat het communicatieproces in stappen verloopt en dat de communicatie drie belangrijke onderdelen kent: • zender • boodschap • ontvanger. De persoon die informatie geeft, noem je dezender. De boodschap is de inhoud van de informatie, het onderwerp van de communicatie. De ontvanger ontvangt en verwerkt de informatie van de zender. Meestal reageert de ontvanger door woord en/of gebaar. Dit kun je zien als feedback, maar je kunt ook spreken van een rolverwisseling. De ontvanger wordt zender en omgekeerd. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Communicatieschema. In het voorbeeld is Salim de zender. Hij zegt namelijk ‘iets’ tegen Jeroen. Dat ‘iets’ noem je de boodschap. De boodschap is hier: kijk eens naar mijn diploma. Hoewel Jeroen niet goed luisterde, is hij de ontvanger van de boodschap. In dit voorbeeld is er één ontvanger, maar er kunnen ook meer ontvangers zijn. Eenzijdige en tweezijdige communicatie Meestal houdt de communicatie na het proces van zender - boodschap ontvanger niet op. Als dit wel zo is, spreek je van eenzijdige communicatie. Bij het lezen van een boek is er sprake van eenzijdige communicatie. De schrijver brengt zijn boodschap over en de lezer ontvangt deze. Bij Salim en Jeroen is dit niet het geval. Jeroen ontvangt de boodschap en reageert (feedback) op Salim. Op dat moment wordt Jeroen de zender en Salim de ontvanger. De boodschap van Jeroen is: mooi hoor. Wanneer de ontvanger reageert en op zijn beurt een boodschap zendt, spreek je van tweezijdige communicatie. Er worden dan boodschappen uitgewisseld tussen twee of meer personen, waarbij ieder afwisselend zender of ontvanger kan zijn. Communicatie kan kortweg omschreven worden als de uitwisseling van informatie tussen zender(s) en ontvanger(s). Als het lukt om de boodschap over te brengen zoals je die bedoeld hebt, is de communicatie geslaagd. Wat kan er misgaan bij het communiceren? Het proces van communicatie lijkt makkelijk. Je zendt een boodschap uit naar een ander, die de boodschap ontvangt, en dat is het dan. Helaas is het niet zo simpel. Heel vaak wordt communicatie onbewust en onbedoeld ‘crommunicatie’. Op de een of andere manier loopt de communicatie verkeerd en komt de boodschap onjuist of niet geheel juist over. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Miscommunicatie. Hoe verpak ik mijn boodschap? Felix overlegt met het projectteam en een aantal stagiairs/vrijwilligers over de voorbereiding van een sportief evenement. Het is erg warm in de ruimte. Felix vindt de temperatuur niet prettig meer en wil dat er iets aan wordt gedaan. Hij besluit zich te richten tot een stagiaire uit het eerste jaar SB, Suzanne van Schijndel. Hoe gaat hij dit communiceren? Felix kan een keuze maken uit de volgende boodschappen: • ‘Suzanne, kun jij het raam openzetten? Ik vind het zo warm.’ • ‘Hé Suus, zet effe dat raam voor me open, ik stik zowat.’ • ‘Meisje Van Schijndel, ik wil dat je het raam openzet. Het is hier veel te warm.’ • ‘Van Schijndel, raam open!’ • ‘Suzanne, jij zit vlak bij het raam; zou jij het voor me open willen doen? Ik heb het nogal warm.’ • ‘Wat is het hier warm zeg, niet normaal.’ Coderen van de boodschap Felix heeft dus allerlei mogelijkheden om de inhoud én de verpakking van zijn boodschap te bepalen. Dit bepalen van de inhoud én de verpakking noemen we het coderen van je boodschap. Een boodschap coderen, betekent dat je de boodschap die je in je hoofd hebt, op een bepaalde manier naar buiten gaat brengen. Het gaat dus om het vertalen van gedachten naar woorden COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) (wat) en het kiezen van de juiste verpakking (hoe). Dit coderen wordt door verschillende factoren bepaald:
• de relatie tussen de zender en de ontvanger In dit voorbeeld hebben we te maken met de relatie tussen een projectleider en een vrijwilliger. Het is belangrijk om je als zender af te stemmen op de ontvanger. Tegen een jongere sporter praat je anders dan tegen een oudere. • het doel dat de zender wil bereiken In dit geval het openen van het raam. Felix verkeert hier min of meer in een machtspositie ten opzichte van Suzanne. Wanneer het omgekeerde het geval is en je van een ‘meerdere’ iets gedaan wilt krijgen, is het coderen van de boodschap zeker enorm belangrijk. • de omgeving In dit geval is de omgeving een ruimte met een aantal andere personen. De tweede - nogal populaire - boodschap die Felix kan kiezen, is vanwege de aanwezigheid van anderen wellicht ongepast. • de gemoedstoestand van de zender én die van de ontvanger Als het om vrijdagmiddag 17.00 uur gaat, na al drie uur vergaderen, kan de boodschap anders gegeven worden dan bij de start op maandagochtend om 11.00 uur. Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Proces van coderen en decoderen. Decoderen van de boodschap Het interpreteren of ontcijferen van de boodschap wordtdecoderengenoemd. Bij het decoderen kan het al direct misgaan. Als de zender de inhoud wat onhandig verpakt, kan dit al direct aanleiding zijn tot misverstanden. We hebben Felix de keuze laten maken uit zes boodschappen. Het is mogelijk elke boodschap op vijf verschillende manieren uit te spreken, zodat de boodschap steeds iets anders overkomt. Het is zelfs mogelijk om de vierde mogelijkheid, die nogal kortaf overkomt, heel vriendelijk uit te spreken. Probeer het maar eens! Het op de juiste manier coderen van je boodschap is dus behoorlijk COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) complex.
Verplaats je eens in Suzanne. Lees alle mogelijkheden nog eens door en vraag je af hoe de zes boodschappen kunnen overkomen op Suzanne. Met andere woorden: hoe zal Suzanne de diverse boodschappen interpreteren? Het interpreteren of ontcijferen van de boodschap noemen we decoderen. Ook al heeft de zender een boodschap nog zo goed gecodeerd en afgestemd op de ontvanger, dan nog kan er wat fout gaan in het overbrengen van de boodschap. Misverstanden in de communicatie kunnen dus zowel bij het coderen als bij het decoderen optreden. Het blijft afhankelijk van de manier waarop Felix de boodschap uitspreekt, maar de eerste boodschap zal waarschijnlijk redelijk neutraal overkomen op Suzanne. De tweede ‘klinkt’ nogal populair. Suzanne zou hier behoorlijk door in de war gebracht kunnen worden en kunnen denken: bekijk het maar, als je het op die manier vraagt. Maar misschien voelt ze zich ook wel gevleid en vliegt ze naar het raam. De derde en vierde boodschap zijn vrij direct. Het is sterk afhankelijk van Suzanne hoe ze die oppakt. Mogelijk vindt ze de vijfde boodschap het prettigst, omdat Felix daarin uitlegt waarom hij het raam open wil en waarom hij het aan háár vraagt. Bij het decoderen spelen dezelfde factoren een rol als bij het coderen. • de relatie Ook Suzanne heeft te maken met de relatie die ze met Felix heeft. De manier waarop ze de boodschap decodeert, kan te maken hebben met of ze hem wel of niet mag. Zo kan ze bij de tweede boodschap denken: bekijk het maar slijmbal, doe zelf dat raam maar open. • het doel Het feit dat Suzanne de relatie goed wil houden en graag een goede beoordeling wil halen, kleurt de manier waarop ze de boodschap opvangt. • de omgeving De manier waarop ze de boodschap opvangt, kan te maken hebben met de aanwezigheid van anderen (mogelijk vrienden). • de gemoedstoestand Als Suzanne chagrijnig is, heeft dat invloed op de manier waarop ze de boodschap interpreteert. Ruis Elke factor waardoor de communicatie vervormd of verstoord kan worden, wordt ruis genoemd. Ruis kan omschreven worden als een COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) communicatiestoring waardoor de boodschap niet goed overkomt.
Twee belangrijke vormen van ruis zijn al besproken, namelijk ruis bij het coderen en bij het decoderen. In principe kan ruis allerlei vormen aannemen. Enkele voorbeelden van ruis zijn: • Als Suzanne zit te dromen, kan het zijn dat ze de boodschap in zijn geheel niet hoort. • Komt er op het moment van de boodschap van Felix een grasmaaimachine langs, dan kan het zijn dat de boodschap Suzanne niet bereikt. • Als Suzanne slechthorend is, kan het zijn dat de boodschap niet goed overkomt. • Als Felix een bepaald dialect spreekt of een spraakgebrek heeft, kan de boodschap verkeerd overkomen. • Als Felix woorden gebruikt die voor hem een andere betekenis hebben dan voor Suzanne, kan dit tot ruis leiden. Een bijzondere vorm van ruis is het selectief luisteren, iets wat vrijwel iedereen tot op zekere hoogte doet. Dit selectief luisteren noemen we ook wel filteren. Alle informatie gaat als het ware, voordat het ons bereikt, door een filter heen. Deze kleurt (positief of negatief) en selecteert de informatie. We horen graag wat we willen horen en we horen niet wat we niet willen horen. Dit filteren, wat we allemaal doen, kan bijdragen aan misverstanden binnen de communicatie. Evaluatie Coördinator Yvette evalueert de organisatie van een toernooi samen met Trudy, een van de vrijwilligers. Ze noemt een aantal positieve punten van Trudy en één negatief punt. Als een andere vrijwilligster aan Trudy vraagt hoe het gesprek verlopen is, antwoordt Trudy dat Yvette alleen maar commentaar had. Blijkbaar heeft Trudy de boodschap van Yvette zodanig gefilterd, dat ze het positieve nauwelijks gehoord heeft en alleen het negatieve heeft opgevangen. Verdiepingsstof - Ruis COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron - Het communicatieproces Deze opdracht doe je in een groepje van vier medestudenten. a. Maak een woordspin met in het midden de term ‘communicatie’. Om de beurt bedenken jullie iets wat volgens jullie met communicatie te maken heeft. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met communicatie te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten. Opdracht 3 Communicatieproces (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. a. Bekijk het schema. Leg alle begrippen in het schema uit. b. Beschrijf het communicatieproces. Opdracht 4 Miscommunicatie (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces a. Wat zijn oorzaken van miscommunicatie? b. Beschrijf een (eigen) voorbeeld van miscommunicatie. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) c. Leg in verband met miscommunicatie de begrippen coderen en decoderen uit.
d. Geef zowel van coderen als van decoderen een voorbeeld waarin het mis kan gaan.
Opdracht 5 Ruis (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces a. Wat wordt er verstaan onder ruis? b. Geef een aantal voorbeelden van ruis. Opdracht 6 Mislukte communicatie (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces Filmpje - Miscommunicatie In het filmpje zie je verschillende fragmenten. Geef bij elk fragment aan waarom de communicatie niet/wel optimaal verloopt. 6.2 Vormen en niveaus van communiceren Verbale en non-verbale communicatie Je kunt een boodschap op verschillende manieren overbrengen. Zo kun je mondeling communiceren, maar ook schriftelijk. Een ander veelgemaakt onderscheid is de verdeling in verbale en non-verbale communicatie. Verbale communicatie Verbale communicatie heeft te maken met alles wat je in woorden uitdrukt. Deze vorm van communiceren kent twee aspecten, namelijk: • taalgebruik • stemgebruik. Taalgebruik Bij taalgebruik gaat het om de woorden die we gebruiken om een boodschap over te brengen. Hierbij is het belangrijk om je taalgebruik af te stemmen op de doelgroep. Dit heeft te maken met welke woorden je gebruikt en met de hoeveelheid woorden. Bij kinderen betekent dat niet dat je de hele tijd COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
verkleinwoorden moet gebruiken. Wel is het belangrijk dat je in dit geval kort en krachtig formuleert. Bij deze leeftijd geldt: hoe concreter hoe beter. ‘Loop naar de overkant’ is minder concreet dan ‘Loop naar het wandrek’ . Tips taalgebruik Voor de verbale communicatie is het belangrijk om de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Stem je taalgebruik af op de ontvanger(s). Houd hierbij rekening met de leeftijd, het opleidingsniveau, de gemoedstoestand en de relatie die je hebt ten opzichte van de ontvanger(s). • Gebruik voorbeelden die dat wat je over wilt brengen verduidelijken. • Let op de hoeveelheid informatie die je geeft. Vertel niet te veel achterelkaar en let voortdurend op de reacties van de ontvanger(s). Controleer regelmatig of je boodschap over is gekomen. • Spreek correct en goed verstaanbaar Nederlands, vermijd in de regel dialect. • Probeer kort, krachtig en helder te formuleren. • Als je boodschap heel belangrijk is, overweeg dan om dat wat je over wilt brengen voor te bereiden. Schrijf bijvoorbeeld puntsgewijs op wat je wilt vertellen. Stemgebruik Je stem is een belangrijk verbaal hulpmiddel bij uitleg en informatie. Het is belangrijk om goed te articuleren, waardoor je goed verstaanbaar bent. Dit geldt zeker in accommodaties met een slechte akoestiek, zoals sommige oude gymzalen en zwembaden. Met je stem kun je niet alleen de woorden uitspreken, maar met behulp van intonatie kun je accent en levendigheid in je verhaal brengen. Bovendien kun je met je stem een bepaalde sfeer creëren. Je stemgebruik kan bijvoorbeeld warm of hard zijn. Je stemgebruik is heel belangrijk voor het krijgen en vasthouden van de aandacht. Om de aandacht te vragen kun je even je stem verheffen. Nadat je de aandacht hebt, kun je weer iets zachter praten. Door te variëren houd je de aandacht vast. Non-verbale communicatie Non-verbale communicatie doe je zonder woorden. Dat kan op heel veel verschillende manieren. Denk aan gebaren, aan kleding of aan COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) lichaamshouding, maar bijvoorbeeld ook aan het gebruik van een bepaald lettertype in een tekst.
Heb je even?
Na afloop van het evenement wil Summer nog even napraten met Rik, een van de medewerkers. De activiteit waar hij bij stond, liep niet altijd even soepel en Summer wil daar een paar vragen over stellen. Zij gaat naar Rik toe en vraagt: ‘Heb je nog even tijd om over jouw activiteit te praten?’ Rik antwoordt: ‘Ja hoor, ik heb alle tijd.’ Summer doet haar verhaal en terwijl zij het vertelt, zit Rik steeds op zijn horloge te kijken en tikt hij onrustig met zijn sleutels op de tafel. Wat communiceert Rik nu eigenlijk? Met woorden zegt hij dat hij tijd genoeg heeft, maar door zijn gebaren en houding maakt hij duidelijk dat hij haast heeft. Bij het gebruik van woorden spreek je van verbale communicatie. De verbale communicatie is de letterlijke inhoud van de boodschap. In het geval van Rik: ‘Ja hoor, ik heb alle tijd.’ Met zijn houding, gebaren, mimiek en met de manier waarop hij praat, maakt hij ook het een en ander duidelijk. Dit noem je de non-verbale communicatie. Non-verbaal zegt hij eigenlijk tegen Summer dat hij helemaal geen tijd heeft. Uit onderzoek (onder andere naar grensoverschrijdend gedrag) blijkt dat de waarde van non-verbale informatie groter kan zijn dan die van verbale informatie. Wat iemand echt duidelijk wil maken, zit blijkbaar meer in lichaamstaal dan in woorden. Wanneer de non-verbale en de verbale communicatie tegenstrijdig zijn, geloof je meestal de non-verbale communicatie. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=310601635&page=2&pos=38&title=VOETBAK-VROUWENELFTAL-TRAINING In een gesprek gebruik je verbale en non-verbale communicatie. Bij de non-verbale communicatie is vooral de lichaamstaal heel belangrijk. Onder de lichaamstaal vallen een aantal gedragingen, zoals: • uiterlijk • lichaamshouding • motoriek • gebaren • gezichtsuitdrukking, expressie. Je communiceert ook met je uiterlijk. Voor een sollicitatie kleed jij je waarschijnlijk netjes en ga je misschien zelfs naar de kapper. Sommige mensen zien bijvoorbeeld in een bepaald uiterlijk iets (on)vriendelijks. Uiterlijke non-verbale signalen kunnen bestaan uit de haardracht, de kleding, de algehele verzorging en het gebruik van make-up en sieraden. Door je lichaamshouding maak je ook het een en ander duidelijk. Zo kun je trots en vol zelfvertrouwen rechtop lopen, of wat terneergeslagen met afgezakte schouders staan. Teleurstelling druipt soms van je houding af. Zo neem je waarschijnlijk bewust een bepaalde houding aan als je een groep toespreekt. Waarschijnlijk ziet dit er bij een groep kleuters anders uit dan bij COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) een groep volwassenen.
Ook door je motoriek zend je een boodschap uit. Zo kun je heel gehaast, zenuwachtig, beheerst of nonchalant overkomen door bijvoorbeeld je manier van lopen. Een onderdeel van de motoriek zijn je gebaren. Gebaren zijn bewegingen die je met je armen of handen maakt. Een trainer die iets duidelijk maakt aan zijn sporters, gebruikt vrijwel altijd gebaren. Ook de coach langs de lijn zie je vaak gebaren maken. Bij sporten als volleybal, honkbal en schaatsen, zijn gebaren heel belangrijk in de communicatie. Zo geeft de catcher aan welke worp hij van de pitcher wil hebben en de spelverdeelster laat met de handen op haar rug zien welke aanval er komt. Hoe belangrijk gebaren zijn in de communicatie, blijkt als je iemand de weg moet wijzen. Probeer dit maar eens zonder gebaren te doen. Foto's graag naast elkaar zetten: Links: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=5922195&page=1&pos=6&title= Rechts: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=305613643&page=1&pos=3&title=VOETBAL-KNVB-BEKER-AZ-vs-AJAX Gebaren in de sport. Ten slotte is je gezichtsexpressie veelzeggend. Het plezier en de vreugde is soms bij iemand van oor tot oor te zien. De teleurstelling kan ook van iemands gezicht afdruipen. Na het missen van een kans spreekt een gezichtsuitdrukking boekdelen. Je zou bijna medelijden met degene krijgen. De communicatieve waarde van het gezicht zit onder andere in de manier van oogcontact, het al dan niet fronsen van de wenkbrauwen, de kleur van het gezicht (bleek, rood) en de bewegingen van de mond (lachen, huilen). COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/face-expressions-226060381 Communiceren met je gezichtsuitdrukking. Tips non-verbale communicatie Een aantal tips met betrekking tot de non-verbale communicatie zijn: • Zorg ervoor dat je non-verbale gedrag duidelijk en eenduidig is. Zo kun je je duim opsteken als teken dat het goed gaat. Je kunt ook bepaalde gebaren of tekens afspreken met je spelers. Dit is zeker belangrijk als verbale communicatie vrijwel onmogelijk is. Een coach heeft hier vaak mee te COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) maken.
• Zorg ervoor dat de non-verbale communicatie de verbale communicatie ondersteunt. De non-verbale communicatie moet iets toevoegen. Als je de spelers duidelijk wilt maken dat het bijna tijd is, kun je dat roepen en tegelijkertijd een aantal vingers opsteken of naar een klok of horloge wijzen. • De non-verbale communicatie moet niet zo overheersend zijn, dat het verbale gedrag niet meer uit de verf komt. Als je te wild en te heftig beweegt, let niemand meer op wat je zegt. • De non-verbale communicatie en de verbale communicatie mogen elkaar niet tegenspreken. Kijk niet steeds op je horloge als je zegt dat je alle tijd hebt. Dat brengt mensen in verwarring. Verdiepingsstof - Lichaamstaal Niveaus van communiceren Beide niveaus van communiceren zijn al aan de orde gekomen. Er is gesproken over de inhoud van de boodschap, de letterlijke tekst. Dit wordt het inhoudsniveau van de communicatie genoemd. In het voorbeeld van Felix is ook aan de orde gekomen dat je in je manier van communiceren iets zegt over de relatie tussen zender en ontvanger. Dit wordt het betrekkingsniveau genoemd. Communicatieniveaus: • inhoudsniveau: letterlijke inhoud van de boodschap • betrekkingsniveau: gaat over de relatie tussen zender en ontvanger. Felix gaf op een aantal manieren te kennen dat hij graag het raam open wilde hebben: • ‘Hé Suz, zet effe dat raam voor me open, ik stik zowat.’ • ‘Van Schijndel, raam open!’ De inhoud van de boodschappen is hetzelfde. Felix wil graag dat het raam wordt opengezet. Dit noem je het inhoudsniveau van de communicatie. Het inhoudsniveau is de letterlijke inhoud van de boodschap. In het voorbeeld wordt de inhoud door Felix op verschillende manieren gebracht. De eerste boodschap is vrij populair. Felix geeft hiermee iets aan over de relatie die hij COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) met stagiaire Suzanne heeft.
Ook in de tweede boodschap geeft hij de relatie aan tussen projectleider en stagiaire. In de tweede boodschap zit veel meer afstand. Deze heeft iets van: zo, hier ben ik, ik ben de baas en jij zet maar braaf dat raam voor mij open.
Dit niveau noem je het betrekkingsniveau. In het betrekkingsniveau komt de relatie tussen de zender en de ontvanger tot uitdrukking. Het betrekkingsniveau maak je vooral duidelijk door non-verbale signalen. De manier waarop iemand een vraag stelt, de toon waarop hij dat doet, de manier waarop hij kijkt, zegt iets over de relatie tussen de zender en de ontvanger. Met het betrekkingsniveau zegt de zender echter niet alleen iets over de relatie tussen hem en de ander(en). Hij zegt daarmee ook iets over zichzelf. Als de zender de boodschap kortaf of humeurig brengt, zegt dat iets over hem. Wordt de boodschap heel respectvol of humoristisch verpakt, dan zegt dat ook iets over de zender.
Autoritje Amira en Wout rijden samen terug met de auto. Amira rijdt. Wout wil graag snel thuis zijn, zodat hij zijn favoriete tv-programma nog kan zien. Toch wil hij niet de indruk wekken dat hij zich met haar rijstijl bemoeit. Als ze voor het verkeerslicht staan, zegt hij: ‘Het verkeerslicht staat op groen, Amira.’ Amira voelt de bui al hangen en reageert met: ‘Goh, ik dacht dat het blauw was.’ Extra langzaam trekt ze op. Wout begint in zijn stoel racegeluiden te maken, waarop Liza met gefronste wenkbrauwen naar hem kijkt. ‘Kom op schat, nu effe gas geven. Je weet toch dat ik graag dat programma wil zien.’ ‘Omdat je het zo lief vraagt’, reageert Amira, en ze geeft wat meer gas. Als je effectief wilt communiceren, moet je beide niveaus goed in de gaten houden. Dit laat het voorbeeld van Amira en Wout ook zien. Wout moet zijn woorden zorgvuldig kiezen om het gewenste effect te bereiken. Het is niet alleen belangrijk dat je nadenkt over de inhoud van wat je wilt gaan zeggen, maar ook over de manier waarop je die inhoud overbrengt. Bij het coderen van een boodschap is hier al aandacht aan besteed. Mogelijk ken je de uitdrukking: gelijk hebben is één, maar gelijk krijgen is twee. Hiermee wordt bedoeld dat je bijvoorbeeld in een vergadering best gelijk kunt hebben, COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) maar dat het mede afhangt van de manier waarop je het brengt, of je ook gelijk krijgt.
Zorgvuldig je boodschap kiezen en verpakken
Het is belangrijk om de inhoud van een boodschap zorgvuldig te kiezen, maar de juiste verpakking is nog veel belangrijker. Een onhandig of brutaal verpakte boodschap zal zeer waarschijnlijk niet aankomen. Kies dus niet alleen de inhoud van de boodschap zorgvuldig, maar kies ook het juiste betrekkingsniveau. De manier waarop je aan een van je vrienden vraagt om naar de kroeg te gaan, is waarschijnlijk heel anders dan hoe je de opdrachtgever van het evenement om een toelichting vraagt. Als je aan een lid van het projectteam vraagt of hij iets wil drinken, zal dat mogelijk anders klinken dan wanneer je dit aan de hoofdsponsor vraagt. Het is interessant op deze niveaus te letten als je andere mensen hoort praten. Je zult merken dat het soms helemaal niet om de inhoud gaat, maar alleen om het betrekkingsniveau. Bij een discussie tussen twee schaatstrainers kan het bijvoorbeeld helemaal niet om het schaatsen gaan, maar meer om de vraag wie de slimste is of wie het voor het zeggen heeft. Opdracht 7 Verbale en non-verbale communicatie (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren a. Geef een omschrijving van verbale en van non-verbale communicatie. b. Je kunt op verschillende manieren non-verbaal communiceren. Beschrijf een aantal van deze manieren. c. Voor een sport- en bewegingsleider is non-verbale communicatie belangrijk. Waarom is dat zo? Geef een aantal argumenten. Opdracht 8 Test gezichtsexpressie (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Website - Lichaamstaal a. Herken je de gezichtsexpressies op de website? Doe de test. b. Evalueer het resultaat van deze test. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Filmpje - Micro-expressies
c. Geef je reactie op het filmpje. Opdracht 9 Website lichaamstaal (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Website - Lichaamstaal Via deze website kun je diverse tests doen die te maken hebben met lichaamstaal. Maak twee van deze tests en beschrijf het resultaat. Opdracht 10 Lichaamstaal (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Filmpje - Wat zegt lichaamstaal over jou? a. In het filmpje komt het belang van lichaamstaal naar voren. Wat is jouw mening over lichaamstaal? b. Wat is je mening over de inhoud van het filmpje? Filmpje - Do’s-and-don’ts c. Het filmpje geeft een aantal tips over je lichaamstaal. Welke tips zijn dit? d. Wat vind je van de tips? Opdracht 11 Communiceren met lichaamstaal (groepsopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Deze opdracht kun je het beste in twee of meerdere groepjes doen. Je kunt deze opdracht op verschillende manieren uitvoeren. Het kan gaan om COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) het uitbeelden van onder andere: • beroepen
• emoties • sporten • (top)sporters • boeken • films • dieren. Verdeel de klas in groepen. Bepaal uit welke categorie je iets gaat uitbeelden. Spreek het aantal onderwerpen af dat uitgebeeld en geraden moet worden. Speel het spel. Opdracht 12 Niveaus van communiceren (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren a. Geef een beschrijving van de twee niveaus van communiceren. b. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat deze twee niveaus elkaar (kunnen) beïnvloeden. c. Waarom is het belangrijk dat je je bewust bent van de twee niveaus van communiceren? 6.3 Aspecten van communicatie Je communiceert niet zomaar. Normaal gesproken heb je een bedoeling met je boodschap. Deze bedoeling kan betrekking hebben op verschillende zaken. De zender wil enerzijds een bepaalde inhoud overbrengen en anderzijds de relatie met de ontvanger verduidelijken. Het model onderscheidt vier aspecten in de communicatie. Met elk aspect probeer je de ontvanger iets duidelijk te maken. Je kunt ook zeggen dat de zender vier verschillende bedoelingen kan hebben met zijn boodschap. Als je communiceert, gaat het niet alleen om de letterlijke boodschap. Je wilt bijvoorbeeld ook laten zien hoe je je voelt, wat je van de ander vindt of wat je van de ander wilt. Communicatie heeft dus niet alleen met de inhoud te maken, maar ook met andere aspecten. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. De vier aspecten van communicatie. Grove overtreding Tijdens een belangrijke hockeywedstrijd maakt Willemijn een grove overtreding. Haar team krijgt een strafbal tegen en Willemijn wordt uit het veld gestuurd. Haar teleurstelling uit ze door woest richting bank te lopen. Ze smijt haar hockeystick weg en loopt richting dug-out. De trainer staat op en loopt haar tegemoet. Ze ontwijkt hem en roept: ‘Laat me met rust, die scheids is zo blind als een paard met oogkleppen op.’ Voorovergebogen en met de handen in het haar gaat ze helemaal in het hoekje van de dug-out zitten. Waarschijnlijk heeft Willemijn meerdere bedoelingen met haar communicatie uit het voorbeeld. Deze bedoelingen zijn te koppelen aan de vier aspecten van communicatie. Het zakelijke aspect Het zakelijke aspect is de feitelijke informatie die je overbrengt. Het is de letterlijke inhoud van de boodschap. Het zakelijke aspect komt overeen met wat we eerder het inhoudsniveau hebben genoemd. De letterlijke inhoud heeft COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) te maken met dat Willemijn de scheidsrechter niet zo heel goed vindt.
Het expressieve aspect
De zender zegt iets over zijn gemoedstoestand. Dat is het expressieve aspect. Willemijn laat duidelijk merken dat ze teleurgesteld en boos is. Dit drukt ze waarschijnlijk vooral non-verbaal uit door haar lichaamshouding en expressie. Het relationele aspect Als mensen met elkaar communiceren, vinden ze iets van elkaar. Dit is het relationele aspect. In dit voorbeeld maakt Willemijn vooral de relatie tot de scheidsrechter duidelijk, maar in feite ook die tot haar trainer. Ze kiest voor afstand. Ze had zich ook door hem kunnen laten troosten. Het appellerend aspect Als je communiceert, wil je soms dat de ander iets doet of juist niet doet. Dit is het appellerend aspect. In het voorbeeld wil Willemijn met rust gelaten worden. Dit zegt ze, maar ze maakt het waarschijnlijk ook non-verbaal duidelijk. Haar houding en de plaats die ze kiest in de dug-out ondersteunen haar verbale communicatie. Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Zenders en ontvangers zijn zich niet altijd bewust van al deze aspecten van de communicatie. Het feit dat al deze aspecten op de een of andere manier steeds een rol spelen in de communicatie, maakt het communiceren zo lastig. Ook laat dit zien dat communicatie heel gemakkelijk leidt tot miscommunicatie. Probeer je als sport- en bewegingsleider, zowel in de rol van zender als van ontvanger, bewust te zijn van alle aspecten van de communicatie. Wees je bewust van: COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) • het zakelijke aspect van de communicatie – Wat wil ik overbrengen?
• het expressieve aspect van de communicatie – Wat laat ik van mezelf en mijn gemoedstoestand zien? • het relationele aspect van de communicatie – Wat vind ik van de ander en hoe laat ik dat zien? • het appellerende aspect van de communicatie – Wat wil ik van de ander? Effectiviteit van je communicatie Over de effectiviteit van communicatie bestaat de volgende formule: Effectiviteit (E) = Kwaliteit (K) x Acceptatie (A) De effectiviteit van je boodschap wordt enerzijds bepaald door de kwaliteit en anderzijds door de acceptatie. De kwaliteit heeft te maken met dat wat je zegt. Zo heeft een heel goede opmerking of een goed idee een hoge kwaliteit. De acceptatie wordt bepaald door verschillende factoren. Zo heeft de acceptatie onder andere te maken met de manier waarop je de opmerking of het idee brengt (de verpakking), met de timing en met de positie die je inneemt in de groep. Als je een goede opmerking op het verkeerde moment maakt, verkeerd getimed dus, wordt de opmerking waarschijnlijk niet of onvoldoende gehoord. Een idee van iemand met veel aanzien wordt gemakkelijker geaccepteerd dan dat van iemand met weinig aanzien. Zorg dat je serieus genomen wordt en houd rekening met de verpakking en timing van je boodschap. Filmpje - Effectief communiceren Filmpje - 5 tips Effectief Communiceren Filmpje - Het geheim van Effectief Communiceren Verdiepingsstof - Effectief communiceren Opdracht 13 Aspecten van communicatie (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Je kunt vier aspecten van communicatie onderscheiden:
1. zakelijk aspect 2. expressief aspect 3. relationeel aspect 4. appellerend aspect. a. Geef een beschrijving van deze vier aspecten. b. Geef van alle vier de aspecten een voorbeeld. Opdracht 14 Formule effectief communiceren (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie Voor de effectiviteit van je communicatie geldt de formule: Effectiviteit = Kwaliteit x Acceptatie a. Leg deze formule uit. b. Maak aan de hand van deze formule duidelijk dat de beste opmerking of het beste idee het niet altijd wint. Opdracht 15 Effectieve communicatie (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie Filmpje - Effectief communiceren Filmpje - 5 tips Effectief Communiceren Filmpje - Het geheim van Effectief Communiceren Kom op basis van de filmpjes tot een lijstje met kenmerken van effectieve communicatie. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
6.4 Luisteren
Algemene gespreksvaardigheden
Als je een goed gesprek wilt voeren, zijn minimaal drie vaardigheden van groot belang voor het welslagen van het gesprek. Deze drie algemene gespreksvaardigheden zijn: • luisteren • vragen stellen • samenvatten. Filmpje - LSD 1 Filmpje - LSD 2 Functies van luisteren Een bekende uitspraak luidt: communicatie houdt op waar luisteren eindigt. Dit is een waarheid als een koe. Luisteren vormt een van de belangrijkste gespreksvaardigheden. Luisteren kun je op verschillende manieren doen en kan ook verschillende functies hebben. Luisteren vormt dus een van de belangrijkste gespreksvaardigheden. Waarom is dat eigenlijk zo? Luisteren heeft een aantal belangrijke functies: • Met luisteren geef je de zender aandacht en dat stimuleert de zender om door te praten. • Luisteren is het begin van begrijpen van de bedoeling van de zender. • Als je goed luistert, kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. Dit heb je nodig om goed op het verhaal van de ander te kunnen reageren. • Luisteren biedt de mogelijkheid om de juiste vragen te stellen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=6174806&page=1&pos=1&title= Goed luisteren is belangrijk in de communicatie. Niveaus van luisteren Luisteren kun je op verschillende manieren doen. Je kunt heel goed luisteren, maar ook niet of nauwelijks. We onderscheiden vier luisterniveaus. Hoe beter je luistert, hoe meer effect het heeft en hoe beter het gesprek verloopt. De vier niveaus van luisteren zijn: • niveau 1: niet luisteren • niveau 2: oppervlakkig luisteren • niveau 3: inhoudelijk luisteren • niveau 4: actief luisteren. Niveau 1: niet luisteren De ontvanger is wel aanwezig, maar neemt niet echt op wat de zender vertelt. Op dit niveau is het ook voor de zender duidelijk dat de ontvanger niet echt luistert, maar meer doet alsof. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Niveau 2: oppervlakkig luisteren
De ontvanger neemt wat de zender vertelt oppervlakkig op. Er is nauwelijks sprake van echte aandacht voor de boodschap van de zender. De ontvanger is niet echt geïnteresseerd. De ontvanger is vooral met zichzelf bezig, en nauwelijks met de boodschap van de zender. Het vervelende voor de zender is dat hij niet altijd goed in de gaten heeft dat de ontvanger niet echt luistert. Niveau 3: inhoudelijk luisteren Niveau 3 noem je ‘inhoudelijk luisteren’. De ontvanger luistert goed naar het zakelijke of inhoudelijke aspect van de boodschappen van de zender. Voor de rest heeft hij weinig of geen aandacht. Hij heeft onvoldoende aandacht voor de andere communicatieve aspecten, zoals het expressieve, relationele en appellerende aspect. Niveau 4: actief luisteren Dit niveau wordt ‘actief luisteren’ genoemd. De ontvanger is erop gericht de zender volledig te begrijpen. Hij probeert als het ware in de huid van de ander te kruipen om de belevingswereld van de zender en de bedoelingen achter de boodschap te leren kennen en begrijpen. De ontvanger luistert actief door energie in het luisteren te stoppen. Echt goed luisteren gebeurt op niveau 4. Het zal duidelijk zijn dat actief luisteren een belangrijke vaardigheid is die extra aandacht verdient. Actief luisteren Het woord ‘actief’ wordt niet voor niets gebruikt. Bij actief luisteren stimuleer je de ander meer informatie te geven als dat nodig is voor een goed begrip van de boodschap. Actief luisteren noem je ook wel invoelend luisteren. Als je actief luistert, houd je rekening met alle aspecten van de communicatie: met het zakelijk aspect, het expressieve aspect, het relationele aspect en het appellerende aspect. Actief luisteren wordt omschreven als: invoelend luisteren met de intentie om de ander volledig te begrijpen, dus de inhoud van de boodschap maar ook de bedoelingen achter die boodschap. Voorbeeld 1 Myrte, trainster bij een turnvereniging, ziet Laurie (8 jaar) wat sip op de bank COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) in het kleedlokaal zitten. Myrte knielt en gaat voor Laurie zitten.
Myrte: ‘Is er iets, meisje?’
Laurie: ‘Mm, niks hoor.’
Myrte: ‘Toch zie ik aan je neus dat je niet zo vrolijk bent.’
Er valt even een stilte.
Laurie: ‘Ik vind het soms niet leuk.’
Myrte: ‘Niet leuk?’
Laurie: ‘Niet leuk, als Mandy en Daphne zo stom doen.’
Myrte: ‘Laurie, wat bedoel je met zo stom doen?’
Laurie: ‘Dat ze me soms uitlachen als iets niet lukt.’
Myrte: ‘Hm.’ (knikt naar Laurie.)
Laurie: ‘Ze lachen me uit als ik van de balk val en net ook weer.’
Myrte: ‘Wat bedoel je met net ook weer?’
Laurie: ‘Ze lachten me net hier uit, omdat mijn onderbroek onder mijn turnpakje uitkwam. Dat vonden ze stom.’
Myrte: ‘Hè bah, dat lijkt me vervelend, als ze zoiets zeggen.’
Voorbeeld 2 Nadia, trainster bij een turnvereniging, ziet Manja (9 jaar) wat sip op de bank in de kleedkamer zitten. Ze loopt naar haar toe en gaat voor haar staan. Nadia: ‘Is er iets, Manja?’ COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Manja: ‘Mm, niks hoor.’
Nadia: ‘Nou, kom dan maar gauw weer meedoen.’
Manja: ‘Maar ik heb geen zin.’
Nadia: ‘Kom op meid, niet zeuren. Hup, naar binnen.’
Manja kijkt Nadia wanhopig aan.
Nadia: ‘Komt er nog wat van, Manja?’
Wat vind je van de twee voorbeelden? Herken je de verschillende manieren van gespreksvoering? Hoe zou Laurie zich voelen? En Manja? Het zal duidelijk zijn dat Myrte actief luistert en dat daar bij Nadia geen sprake van is.
Actief luisteren betekent dat jij je openstelt voor de ander. Je probeert zo goed mogelijk te ontcijferen wat de ander bedoelt. Je let hierbij niet alleen op dat wat de ander zegt, maar ook op de non-verbale signalen die hij uitzendt. Je stelt vragen en maakt af en toe een samenvatting. Je nodigt de ander non-verbaal uit om door te vertellen door het maken van oogcontact en het tonen van een geïnteresseerde houding. Of je doet dit verbaal door aanmoedigingen in woord (‘ja, ja’ , ‘hm, hm’).
Als je na het weekend terugkomt op school met een aantal spannende verhalen, ben je bij de een snel uitgepraat, terwijl je bij de ander heel goed je verhaal kwijt kunt. Dit heeft veel te maken met de hoeveelheid aandacht die de ander voor je heeft. Bij sommigen is het zo ‘erg’, dat jij je verhaal niet kunt afmaken omdat die ander het overneemt. Want hij of zij heeft ‘het’ ook meegemaakt en dan nog veel mooier. Dit stimuleert je niet om verder te vertellen. Iemand de volle aandacht geven is een belangrijke voorwaarde voor een goed gesprek. Als je actief luistert, moet je je eigen opvattingen en ideeën even opzijzetten, jezelf even niet belangrijk vinden en je volledig op de ander richten. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Voorbeeld 3
Speler: ‘Nou, na lang heen en weer gepraat, ontaardde het in een enorme ruzie.’ Trainer: ‘... een ruzie?’ Speler:‘Ja inderdaad, hij begon ineens te schreeuwen en te slaan en uiteindelijk liep hij boos weg.’ Trainer: ‘En toen?’ Speler: ‘Ik raakte helemaal van streek, ik dacht: die gaat rare dingen doen.’ Trainer: ‘Hm, hm.’ Speler: ‘Nou, dat viel gelukkig mee, een uur later was hij weer terug, maar het heeft me wel aan het denken gezet.’ Trainer: ‘Hoezo?’ Speler: ‘Nou ja, hoe moeten we met hem het seizoen nog afmaken? Eén keer is niet erg, maar dit moet niet vaker voorkomen.’ De trainer knikt instemmend. Speler: ‘Wat als het weer gebeurt?’ De trainer laat een stilte vallen en de speler praat verder. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/job-interview-recruiter-listen-candidate-331290323 Actief luisteren. De Amerikaanse psycholoog Gordon schreef het boek Luisteren naar kinderen. In dit boek laat hij zien hoe ouders en andere opvoeders het beste naar kinderen kunnen luisteren. Het begrip acceptatie speelt hierbij een grote rol. Op de eerste plaats moet je kinderen het gevoel geven dat je ze accepteert. Dat is de belangrijkste voorwaarde. Het antwoord van ouders en opvoeders op het gedrag van het kind bepaalt of: • de deur wordt dichtgedaan • de deur op een kier wordt gezet • de deur open blijft. Sommige reacties maken een verder gesprek onmogelijk, andere nodigen het kind ertoe uit meer te vertellen. Enkele uitnodigende opmerkingen zijn: • Vertel eens verder. • Ik ben benieuwd wat jij ervan vindt. • Ik wil er best wat meer van horen. • Vertel het me maar. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bij actief luisteren is het belangrijk om vragen te stellen en samenvattingen te geven. Dat zijn de volgende twee gespreksvaardigheden.
Actief luisteren
Luister actief naar je gesprekspartner: • Zorg dat je in je houding laat merken dat je aandacht hebt voor de ander en openstaat voor zijn verhaal. Wat ook helpt, en soms doe je dat automatisch, is het aannemen van ongeveer dezelfde houding als je gesprekspartner. • Zorg ervoor dat je geregeld oogcontact met de ander hebt. Je moet iemand niet aanstaren, maar je moet oogcontact ook niet ontwijken. Te veel oogcontact kan het gevoel bij de ander oproepen dat je niet met hem praat, maar hem onderzoekt. Het vermijden van oogcontact kan wijzen op onvoldoende betrokkenheid en aandacht. • Nodig de zender non-verbaal uit om door te vertellen. Maak aanmoedigende gebaren, zoals het knikken met je hoofd. Dit geeft de ander het gevoel dat je echt aandacht voor hem hebt. • Geef zo nu en dan kleine, verbale aanmoedigingen, zoals ‘hm, hm’ , ‘jaja’ ,
‘oh’ en ‘en toen?’ • Laat eens een korte stilte vallen. Een korte stilte kan een aanmoediging zijn voor de ander om verder te vertellen. De stilte moet niet te lang zijn, want dat ervaart de ander meestal als onprettig. • Luister rustig en geduldig en straal ook in je gedrag rust en geduld uit. • Zet je eigen opvattingen, ideeën en gedachten even opzij. Je bent zelf even niet belangrijk. Richt je volledig op de ander. • Communiceer niet vanuit ongelijkheid, maar praat met elkaar op voet van gelijkheid. • Probeer zo goed mogelijk te decoderen, te ontcijferen, wat de ander bedoelt.
Stel hiertoe vragen en geef af en toe een samenvatting. • Let niet alleen op dat wat de ander zegt, maar heb ook oog voor de non-verbale signalen. • Laat merken dat je de ander begrijpt en dat je met hem of haar meevoelt.
Verdiepingsstof - Actief luisteren in de praktijk COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron - Luisteren a. Wat zijn de kenmerken van goed luisteren? b. Vergelijk jouw kenmerken met die van een aantal medestudenten en vul je lijstje aan. Opdracht 17 Functie van luisteren (theorieopdracht) Bron - Luisteren Wat zijn de belangrijke functies van luisteren? Opdracht 18 Niveaus van luisteren (theorieopdracht) Bron - Luisteren Er zijn vier niveaus van luisteren: 1. niveau 1: niet luisteren 2. niveau 2: oppervlakkig luisteren 3. niveau 3: inhoudelijk luisteren 4. niveau 4: actief luisteren. a. Geef van alle vier de niveaus een omschrijving. b. Geef van alle vier de niveaus een voorbeeld. Opdracht 19 Gebruik LSD (theorieopdracht) Bron - Luisteren Filmpje - Exploreren is actief luisteren a. Geef een korte omschrijving van het belang van LSD. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Filmpje - Samenvatten, doorvragen
b. Vind je dat LSD goed wordt toegepast in het filmpje? Opdracht 20 Actief luisteren (praktijkopdracht) Bron - Luisteren Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met het actief luisteren. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van actief luisteren. d. Kom samen tot een lijstje van belangrijke kenmerken van actief luisteren. 6.5 Vragen stellen Actief luisteren is belangrijk om diepgang in een gesprek te krijgen. Toch kan het gesprek dan nog vastlopen. Je hebt dan een andere vaardigheid nodig, namelijk vragen stellen. Actief luisteren biedt de mogelijkheid om de juiste vragen te stellen. Een bekend spreekwoord luidt:“Eén gek kan meer vragen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden.” Het betekent dat je met een onverwachte vraag veel kunt oproepen, dat ‘rare’ vragen aanleiding kunnen zijn om met zijn allen iets goed uit te zoeken. Zo kan iemand in een vergadering van een sportvereniging een vraag stellen die uiteindelijk het begin is van een grote verandering binnen de vereniging. De functie van het stellen van vragen Vragen hebben een belangrijke functie in de communicatie tussen mensen. De belangrijkste functies van vragen stellen zijn: • gesprek openen • interesse tonen • zender helpen • aan juiste informatie komen • controleren. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Toelichting op de belangrijkste functies van het stellen van vragen:
• Met een vraag open je vaak een gesprek: ‘Hoe gaat het met jou? Ben je nog op vakantie geweest?’ • Door vragen te stellen toon je interesse in het verhaal van de ander: ‘Wat heb je allemaal gedaan op vakantie?’ • Boodschappen worden nogal eens onduidelijk verzonden. Door het stellen van vragen kan de ontvanger de zender helpen het verhaal duidelijker over te brengen. Ook kan hij door een vraag de zender helpen zijn standpunt duidelijk te maken: ‘Ben je nu voor of tegen de nieuwe trainingsmethode?’
‘Ben je nu voor of tegen het gebruik van doping?’ • Vragen kunnen nodig zijn om aan de juiste informatie te komen. Je kunt vragen stellen over zaken die je nog onduidelijk zijn, totdat jouw beeld compleet is. Zonder het stellen van vragen ben je volledig overgeleverd aan de uitdrukkingsvaardigheid van de zender. • Met een vraag kun je controleren of je de boodschap goed begrepen hebt:
‘Begrijp ik het goed dat je boos bent omdat ik je gewisseld heb?’
Soorten vragen
Je kunt allerlei soorten vragen stellen. Het stellen van de juiste vragen is heel belangrijk. Enkele soorten vragen zijn: • gesloten vragen • open vragen • reflecterende of controlerende vragen • dubbele vragen • suggestieve vragen.
Gesloten vragen
Gesloten vragen zijn vragen waarop eigenlijk maar één antwoord mogelijk is. Ze beginnen meestal met ‘wie’ , ‘wanneer’ of ‘waar’. Gesloten vragen nodigen iemand er minder toe uit achtergrondinformatie te geven. Als je alleen feitelijke informatie wilt, zijn gesloten vragen zeer geschikt. Ook als je alleen wilt toetsen of je iets goed begrepen hebt, zijn gesloten vragen effectief.
Open vragen
Open vragen zijn vragen waarbij de ander ruimte krijgt om te bepalen hoe hij de vraag zal beantwoorden. Ze beginnen meestal met ‘waarom’ , ‘wat’ of ‘hoe’ . Met open vragen intensiveer je het contact. Een gesprek waarin je vooral open vragen stelt, neemt meer tijd in beslag dan een gesprek met alleen gesloten
vragen. Als een boodschap meer is dan een mededeling, kun je open vragen stellen om de bedoelingen van de ander te doorgronden. Open vragen leveren informatie op over de mening, beleving, ideeën en gedachten van de ander.
Reflecterende of controlerende vragen
Met een reflecterende vraag of controlerende vraag kun je controleren of je de woorden en de bedoeling van je gesprekspartner goed begrepen hebt. Alle vragen die je stelt om erachter te komen of je alles wel goed begrepen hebt, zijn reflecterende vragen. Bijvoorbeeld: ‘Als ik het goed begrijp, bedoel je dat ik beter Edwin had kunnen wisselen, klopt dat?’ Bij deze vraag gaat het om een verduidelijking van de inhoud. Je kunt ook een reflecterende vraag stellen ter verduidelijking van het betrekkingsniveau. Bijvoorbeeld:‘Je praat zo kortaf. Het lijkt wel of je boos bent. Is dat ook zo?’ Het stellen van reflecterende vragen is belangrijk voor effectief tweerichtingsverkeer.
Dubbele vragen
Soms stelt iemand twee vragen tegelijk, bijvoorbeeld:‘Wanneer ga je verhuizen en hoe moet dat dan eigenlijk met je volleybalclub en je school?’ Het is lastig om dubbele vragen goed te beantwoorden. Met welke vraag moet je immers beginnen? Probeer dit soort vragen te vermijden en hak de dubbele vraag in stukken.
Suggestieve vragen
Bij een suggestieve vraag beïnvloed je het antwoord. De suggestieve vraag is eigenlijk geen vraag, maar een verkapte mening. Bijvoorbeeld: ‘Vind jij ook niet dat er een rookverbod in de kantine moet komen?’ Dit is geen vraag, maar een mening verpakt in een vraag. Als je de mening van de ander echt wilt weten, vraag je: ‘Wat vind jij van het rookverbod in de kantine?’ Suggestieve vragen moet je eigenlijk niet stellen, ze belemmeren een effectieve communicatie.
Filmpje - Effectief vragen stellen deel 1
Filmpje - Effectief vragen stellen deel 2
Doorvragen
Als je in staat zou zijn altijd de juiste vraag te stellen én de ander altijd in staat zou zijn het perfecte antwoord te geven, waren we met een paar vragen klaar. Helaas gebeurt het weleens dat je de verkeerde vraag stelt of dat je een onvolledig of onduidelijk antwoord krijgt. Dan moet je als ontvanger
doorvragen om het juiste antwoord te krijgen. Je gesprekspartner kan ook tegenstrijdige of te moeilijke antwoorden geven. Ook dit vraagt om het stellen van een nieuwe vraag.
Zonder door te vragen is het haast onmogelijk de ander goed te begrijpen. Doorvragen is voor veel mensen niet gemakkelijk. Dat kan te maken hebben met de angst om dom gevonden te worden of de angst om confronterend te zijn. Toch is het heel belangrijk om verder te vragen. Probeer het gewoon; oefening baart kunst.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Doorvragen. Doorvragen bij vage informatie noemen we concretiseren. Antwoorden als ‘Het gaat wel’ of ‘Het basketbalteam vindt ...’ nodigen uit tot concretiseren door vragen als ‘Wat bedoel je met het gaat wel?’, of: ‘Wie in het team vinden dat?’ Op het moment dat je gesprekspartner vage begrippen gebruikt of gebeurtenissen, gedragingen of gevoelens vaag beschrijft, nodig je hem of haar dus uit tot concretisering. Wellicht is het nodig eerst samen te vatten hoe je de informatie begrepen hebt. Tips voor vragen stellen • Stel de juiste vragen voor een effectief gesprek. • Stel gesloten vragen als je feitelijke informatie wilt. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) • Stel open vragen als je achtergrondinformatie wilt.
• Stel reflecterende of controlerende vragen als je wilt controleren of je je gesprekspartner goed hebt begrepen. • Vermijd dubbele vragen en suggestieve vragen. • Vraag door bij: – onduidelijke antwoorden – onvolledige antwoorden – vage informatie (concretiseren). Opdracht 21 Soorten vragen (theorieopdracht) Bron - Vragen stellen a. Noteer een aantal soorten vragen. b. Geef een korte omschrijving van alle soorten vragen. c. Bekijk de vragen hierna. Om wat voor soort vraag gaat het? 1. Heb je hoofdpijn? 2. Hoe gaat het met je? 3. Vind je ook niet dat Simone haar activiteit slecht voorbereid had? 4. Heb je hoofdpijn, en waarom huil je eigenlijk? 5. Je voelt je vast belabberd na zo’n blunder. 6. Wat vind je van de samenwerking van Sietske met de andere teamleden? 7. Als ik het goed begrijp, bedoel je dat je liever het wedstrijdsecretariaat doet? 8. Wat zijn voetballers toch dom hè? 9. Wil je samen met Vincent of met Hakim samenwerken en welke dag komt jou het beste uit? Opdracht 22 Functie van vragen (theorieopdracht) Bron - Vragen stellen Wat zijn de belangrijke functies van het stellen van vragen? COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron - Vragen stellen Filmpje - Effectief vragen stellen deel 1 a. Wat is je mening over dit filmpje? b. Welke drie dingen over het stellen van vragen heb je geleerd van dit filmpje? Opdracht 24 (Door)vragen (praktijkopdracht) Bron - Vragen stellen Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met het stellen van vragen/doorvragen. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van (door)vragen. 6.6 Samenvatten In een wat langer gesprek kun je, om de draad van het gesprek vast te houden, af en toe een samenvatting geven. Een goede samenvatting heeft de volgende functies: • Je kunt voor jezelf controleren of je goed luistert en of je de bedoeling van de ander goed begrijpt. • Je nodigt de ander ermee uit zijn mening te nuanceren en te concretiseren. • Je wordt gedwongen je gedachten te ordenen. • Je wordt gedwongen actief te luisteren. • Het helpt hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Je ordent daarmee het gesprek. • De ander voelt zich begrepen. • Je houdt het gespreksdoel voor ogen. • Het is verhelderend voor zender én ontvanger. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Kortom, samenvatten is een belangrijke vaardigheid voor een goed gesprek.
Goed samenvatten is niet makkelijk. Samenvatten leer je vooral door het veel te doen. Zoals ook geldt voor luisteren, kun je op verschillende niveaus samenvatten. De niveaus van samenvatten zijn: 1. niveau 1: papegaaien 2. niveau 2: inhoud weergeven 3. niveau 3: parafraseren. Goed geleerd Een klasgenoot zegt: ‘Ik had voor dat tentamen alles echt goed geleerd. Toen ik de vragen zag, wist ik ook zeker dat ik het goed zou maken. Thuis heb ik alles nog nagekeken en ik kon alleen wat kleine foutjes ontdekken. Nou heb ik de uitslag gekregen en ik heb toch een onvoldoende, ik snap er niks van. Ja, eigenlijk had ik het wel kunnen bedenken, ik sta er ook niet versteld van. Maar ik kan die docent nu wel schieten.’ Aan de hand van dit voorbeeld wordt duidelijk gemaakt dat je op verschillende niveaus kunt samenvatten. Niveau 1: papegaaien Niveau 1 heet ‘papegaaien’. Als je tegen je klasgenoot zegt: ‘Dus je kunt die docent nou helemaal wel schieten’, herhaal je vrijwel letterlijk een gedeelte van zijn verhaal. Het voegt dus niks toe en past daarom bij oppervlakkig luisteren. Niveau 2: inhoud weergeven Dit niveau noem je‘de inhoud weergeven’. Stel, je zegt tegen jouw klasgenoot: ‘Je dacht dat je het examen wel redelijk had gemaakt, maar je hebt toch een onvoldoende gekregen. Dat verbaast je niet.’ Je voegt dan een ordening toe, doordat je de rode draad aangeeft. De inhoud weergeven past daarom bij ‘inhoudelijk luisteren’ . Niveau 3: parafraseren Bij dit niveau spreek je van ‘parafraseren’. Stel, je zegt: ‘Je bedoelt dat de docent je bewust heeft willen pakken?’ Je geeft dan kernachtig weer wat de bedoeling is van de boodschap van de ander. Deze vorm van samenvatten COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) past bij ‘actief luisteren’, omdat je met jouw samenvatting een verduidelijking van de beleving geeft. De parafrase formuleer je meestal in de vorm van een
vraag. De vraagvorm is een handige vorm, omdat je ernaast kunt zitten. Een parafrase begint daarom ook meestal met: ‘Bedoel je dat ...?’ of: ‘Begrijp ik het goed, dat je eigenlijk bedoelt dat ...?’
Papegaaien voegt weinig toe, en draagt als samenvatting niet bij aan een beter tweerichtingsverkeer en effectievere communicatie. De inhoud weergeven en parafraseren voegen wél wat toe en zijn belangrijke hulpmiddelen.
Samenvatten Geef regelmatig een samenvatting van het verhaal van de zender om te controleren of je hem of haar goed begrepen hebt. Let hierbij op de volgende punten: • Houd het kort en bondig. Richt je op de hoofdlijnen van het gesprek. Details zorgen alleen maar voor afleiding. • Richt je samenvatting zowel op inhoudsniveau (de letterlijke inhoud van de boodschap) als op betrekkingsniveau (de beleving achter de boodschap). Zo kun je op betrekkingsniveau bijvoorbeeld zeggen:‘Je voelt je gepasseerd omdat de trainer je niet heeft opgesteld.’ De zender geeft dan aan of jouw samenvatting klopt. • Geef de samenvatting in je eigen woorden. Als je letterlijk de woorden van de ander gebruikt, geef je alleen maar aan dat je de ander gehoord hebt en niet dat je hem of haar ook hebt begrepen. • Controleer altijd of je samenvatting klopt. Het moet geen conclusie van jezelf zijn. Formuleer de samenvatting (parafrase) bij voorkeur in de vorm van een vraag. De vraagvorm is een handige vorm, omdat je ernaast kunt zitten. Begin je parafrase met: ‘Bedoel je dat ...?’ of: ‘Begrijp ik het goed dat ...?’ Opdracht 25 Functie van samenvatten (theorieopdracht) Bron - Samenvatten Wat zijn de belangrijke functies van samenvatten? COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Bron - Samenvatten Er zijn drie niveaus van samenvatten: 1. niveau 1: papegaaien 2. niveau 2: inhoud weergeven 3. niveau 3: parafraseren. a. Geef van alle drie de niveaus een omschrijving. b. Geef van alle drie de niveaus een voorbeeld. Opdracht 27 Samenvatten (praktijkopdracht) Bron - Samenvatten Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met samenvatten. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van samenvatten. 6.7 Feedback Vormen van feedback Er kan van alles misgaan in de communicatie. De goedbedoelde boodschap komt niet altijd duidelijk over. Daarom is het belangrijk dat de ontvanger informatie geeft over hoe de boodschap is overgekomen. Dit noem je feedback. Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’ . Met feedback wordt ongeveer hetzelfde bedoeld als met commentaar of kritiek. Het woord kritiek moet je dan zowel in positieve als in negatieve zin opvatten. Je kunt feedback geven én ontvangen. Je kunt commentaar geven op de boodschap van de ander óf commentaar ontvangen op je eigen boodschap. Feedback kun je op verschillende manieren geven. Je kunt het heel bewust COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) doen, maar ook onbewust. Je kunt het verbaal, maar ook non-verbaal doen. Zo kun je vragen of iemand wil verduidelijken wat hij tegen je vertelde óf je
kunt verbaasd kijken om aan te geven dat je de boodschap niet helemaal begrepen hebt. De student die tijdens de les in slaap valt, geeft onbewust, non-verbaal, feedback op de informatie van de docent.
Bij het organiseren van een toernooi of evenement geef je regelmatig feedback aan medewerkers, vrijwilligers, stagiairs. Mogelijk geven ze ook jou regelmatig feedback. Daarom is het belangrijk om goed te feedback te kunnen geven en te kunnen ontvangen.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=3465967&page=5&pos=143&title=
Non-verbale feedback geven met je houding.
Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau
Feedback geven op de letterlijke inhoud van de boodschap is meestal niet zo moeilijk. Het is heel gebruikelijk dat mensen die communiceren elkaar feedback geven over de inhoud. Dit kan door er vragen over te stellen of opmerkingen over te maken.
Voorbeelden feedback op inhoudsniveau
‘Zou je daar een voorbeeld van kunnen geven? Ik begrijp het niet helemaal.’
• ‘Kun je dat nog een keer uitleggen?’ • ‘Als ik je goed begrijp, geef jij in het projectteam de voorkeur aan Lieke.’ • ‘Dus jij bedoelt dat ik in het begin te veel kopwerk heb gedaan?’ • Rashida kijkt de coördinator vragend aan en geeft op deze manier feedback op zijn uitleg. Feedback op inhoudsniveau geeft meestal weinig problemen. Er wordt namelijk alleen om verduidelijking gevraagd. De zender zal meestal bereid zijn het nog een keer uit te leggen. Zelfs een meningsverschil tussen zender en ontvanger hoeft niet storend te zijn. Meningsverschillen worden meestal pas problematisch als er iets schort aan de relatie of de betrekking tussen de personen. Feedback op betrekkingsniveau ligt veel gevoeliger. Het gaat dan niet om de feitelijke inhoud, maar om de manier waarop de boodschap overgebracht wordt. Waarom weggestuurd? Voor haar stage van kerntaak 2 draait Merel mee in een projectteam. Tijdens een vergadering stuurt de projectleider iemand die er zeer ongeïnteresseerd bij zit naar buiten. Na afloop vraagt Merel enigszins verwijtend: ‘Waarom stuurde je die ene knul zomaar naar buiten?’ De inhoud van de boodschap is wel duidelijk. Maar hoe zou de boodschap van Merel zijn overgekomen bij de projectleider? Hoe zal hij reageren? Het kan zijn dat hij verontwaardigd is over de manier waarop ze de vraag stelt, maar hier geen feedback over geeft en alleen reageert op de inhoud. Waarschijnlijk is het voor de communicatie en de relatie beter dat de projectleider in dit geval feedback geeft op betrekkingsniveau. Hij zou als volgt kunnen antwoorden: ‘Merel, ik vind het prima dat je er nieuwsgierig naar bent waarom ik dingen doe, maar de manier waarop je je vraag stelt, geeft me het gevoel dat ik het niet goed heb gedaan.’ COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Ik ben geen klasgenoot van je!
Nick heeft zijn beroepspraktijkvorming in een fitnesscentrum. Hij geeft zijn BPV-begeleidster, mevrouw Dingemans, een compliment over hoe ze omgaat met de klanten in het fitnesscentrum. Hij zegt: ‘Kick zeg, hoe jij met die gasten omgaat!’ Mevrouw Dingemans reageert niet op de inhoud, maar op betrekkingsniveau. Ze geeft Nick als volgt feedback: ‘Je hoeft niet zo tegen me te praten, ik ben geen klasgenoot van je.’ Op deze manier reageert ze niet op zijn woorden, maar op zijn houding, zijn gedrag. Ze laat merken dat ze het oneens is met de toon waarop Nick het compliment geeft en de houding die hij hierbij aanneemt. Ze geeft feedback op de manier waarop ze de relatie tussen Nick en haar tijdens deze communicatie ervaren heeft. Voor Nick is dit waarschijnlijk belangrijke informatie. Wil hij dat zijn compliment overkomt, dan zal hij de boodschap in elk geval anders moeten verpakken. De voorbeelden van Merel en Nick laten zien dat het geven van feedback op betrekkingsniveau lastig is, maar wel belangrijk. Feedback is niet altijd leuk, maar van groot belang om anderen beter te laten functioneren en zelf beter te functioneren. We reageren vaak met ‘ja, maar’. Je kunt feedback beter opvatten als een cadeautje. Regels voor feedback Je hoopt dat feedback invloed heeft op het functioneren. Dit effect bereik je alleen als er aan bepaalde voorwaarden én regels voor het geven van feedback is voldaan. De belangrijkste voorwaarden zijn: 1. Er moet een sfeer van vertrouwen en veiligheid zijn tussen degene die feedback krijgt en degene die feedback geeft. 2. Beiden moeten het gevoel hebben dat feedback een belangrijk hulpmiddel is om de communicatie te verbeteren en beiden moeten de bereidheid hebben om van elkaar te leren. Niet alleen de persoon die feedback geeft, moet zich aan bepaalde regels houden. Er gelden ook regels voor degene die de feedback ontvangt. Feedback is pas effectief als beide gesprekspartners zich aan die regels houden. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Filmpje - De 4 regels van Feedback
De regels voor het geven feedback
1. Gebruik de ik-vorm (start met een ik-boodschap).
Jij geeft commentaar op hoe de boodschap of het gedrag op jou is overgekomen. Het gaat om jouw mening. Gebruik daarom de ik-vorm.
Begin niet met: ‘We vinden je allemaal zo brutaal.’ Of met: ‘Jij komt zo brutaal over.’ Beter is: ‘Ik vind het vervelend als je me een zeikerd noemt en het komt niet respectvol op mij over.’ 2. Beschrijf concreet gedrag.
Probeer zo concreet mogelijk te zijn. Maak gebruik van recente en concrete voorbeelden en probeer deze kort en duidelijk te beschrijven. Geef geen oordeel of interpretatie, maar een concrete beschrijving van de feiten.
Dus niet: ‘Jij bent altijd zo lang van stof en zo saai, dat ik je hele uitleg niet kan volgen.’ Maar: ‘Ik vond je uitleg over de spelregels te lang duren. Ik miste een paar voorbeelden en begreep aan het eind niet wat nu precies de bedoeling was.’ 3. Doe het op het juiste moment.
Feedback is effectiever naarmate de tijd tussen de betreffende gebeurtenis en de informatie erover korter is. Je moet hierbij wel rekening houden met de omstandigheden. Soms is het beter iets langer te wachten en bijvoorbeeld na een wedstrijd of training pas feedback te geven.
Waarschijnlijk is er dan iets meer rust en kun je er even de tijd voor nemen.
De kans dat de feedback op die manier goed overkomt bij de ander, is groter. 4. Geef bruikbare feedback.
Geef feedback waar de ander iets mee kan. Je kunt wel vertellen dat iemand heel dominant is en dat hij dat eens moet veranderen, maar waarschijnlijk kan de desbetreffende persoon hier weinig mee. Probeer je feedback specifiek te maken en eindig met een tip waar de ander iets mee kan. Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat je in de vergadering over de nieuwe trainer slecht luisterde naar de mening van Steven en Patrick. Naar mijn mening liet je hen niet uitpraten en je kwam tot drie keer toe terug op je eigen mening. Probeer de volgende keer iedereen uit te laten praten en laat merken dat je hen begrepen hebt.’ Bruikbaar heeft ook te maken met de hoeveelheid feedback. Vind je dat je gesprekspartner heel veel fout doet, pik er dan een of twee punten uit die je het belangrijkst vindt. Voor een orkaan aan commentaar sluit vrijwel iedereen de oren.
5. Beschrijf je gevoel, beschrijf het effect op jou. Probeer het gevoel te verwoorden dat je hebt bij de boodschap of het gedrag van de zender: ‘Ik word heel erg zenuwachtig, als je me op die manier aanwijzingen geeft.’ 6. Vraag of het klopt. Vraag aan het einde van je feedback naar een reactie van de ander. ‘Klopt het wat ik heb waargenomen tijdens de vergadering met Steven en Patrick, of heb ik me vergist?’ De feedback moet zo gebracht worden dat de ander de ruimte krijgt om erop te reageren. Regels voor het ontvangen van feedback 1. Zorg voor een actieve luisterhouding. Het is belangrijk de ander te laten merken dat je echt openstaat voor wat hij of zij jou te vertellen heeft. 2. Stel je lerend op. De meest gemaakte fout is direct in de verdediging gaan en de feedbackgever niet eens uit laten praten. Veel mensen hebben last van het ‘ja, maar’-syndroom. Het is belangrijk niet direct in de verdediging te gaan en met tegenargumenten te komen. Probeer je open te stellen voor de feedback en vraag je af wat je ervan kunt leren. Neem de informatie serieus. 3. Vraag als dat nodig is om verduidelijking. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan om verduidelijking. Vraag om een voorbeeld, zodat het voor jezelf zo helder mogelijk wordt en je er echt iets mee kunt. Bovendien geeft een vraag ter verduidelijking de ander het gevoel dat je hem of haar serieus neemt. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=350322963&page=5&pos=135&title= Zorg voor een actieve luisterhouding. Het effect van feedback Het geregeld en op de juiste manier geven en ontvangen van feedback heeft een positieve werking. De belangrijkste positieve effecten van feedback zijn: • Het ondersteunt en bevordert positief gedrag, omdat dit gedrag bevestigd wordt. Bijvoorbeeld: ‘Door jouw heldere analyse van de wedstrijd heb je ons geholpen naar het kampioenschap.’ • Het corrigeert het gedrag dat de betreffende persoon en de groep niet verder helpt of zelfs belemmert. Bijvoorbeeld: ‘Ik zou er meer aan gehad hebben, als je jouw mening met ons gedeeld had en niet voor jezelf had gehouden.’ • Het verduidelijkt de relaties tussen personen en helpt om de ander beter te begrijpen. Bijvoorbeeld: ‘Frits, ik dacht dat we niet konden samenspelen, maar nu zie ik dat we elkaar goed aanvoelen.’ Het positieve effect van feedback is ook duidelijk te maken aan de hand van het zogenaamde ‘Johari-venster’. Dit model, genoemd naar de twee schrijvers Joseph Luft en Harry Ingham, maakt duidelijk wat het effect is van feedbackprocessen binnen een groep. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Johari-venster. De vrije of open ruimte is het gebied dat bekend is bij jezelf en bij de anderen. In dat gebied kun jij je lekker vrij bewegen. Het privégedeelte is het deel van je gedrag dat tot nu toe voor anderen onzichtbaar is gebleven en waarvan je zelf weet dat je dat gedrag kunt vertonen. Dit wordt ook wel het verborgen gebied genoemd. Zo weet je van jezelf dat je egoïstisch kunt zijn, maar daar heb je tot nu toe nog niets van laten zien. De blinde vlek is het gedrag dat voor anderen zichtbaar en herkenbaar is, maar waarvan jij je niet bewust bent. Zo kunnen anderen weten dat je slecht tegen je verlies kunt, terwijl jij dat zelf niet beseft. Vak D is het onbekende deel. Dit gedeelte van je gedrag is onbekend voor jezelf en voor anderen. Het effect van het geven en ontvangen van feedback is dat de vakken B en C kleiner worden en vak A groter. Het gebied waarin je kunt zijn wie je bent, de vrije ruimte, wordt dus groter. Filmpje - Johari-venster COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Opdracht 28 Betekenis feedback (theorieopdracht)
Bron - Feedback a. Wat versta jij onder feedback? b. Zoek op internet naar een aantal synoniemen van feedback. c. Wat is het verschil en de overeenkomst tussen feedback en kritiek? Opdracht 29 Feedback op twee niveaus (theorieopdracht) Bron - Feedback a. Je kunt feedback geven op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau. Wat wordt hieronder verstaan? b. Geef van beide vormen van feedback een voorbeeld. Opdracht 30 Feedbackregels (theorieopdracht) Bron - Feedback Filmpje - De 4 regels van Feedback a. Wat zijn de vier regels van feedback? b. Wat zijn de belangrijkste regels voor het geven van feedback? c. Wat zijn de belangrijkste regels voor het ontvangen van feedback? Opdracht 31 Oefenen van feedback (praktijkopdracht) Bron - Feedback Deze opdracht kun je het beste in een drietal maken. Het is een voordeel als jullie elkaar kennen vanuit de stage. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
a. Verdeel de taken. Student 1 gaat feedback geven. Student 2 gaat feedback ontvangen en student 3 observeert. Als je de medestudent kent vanuit de stage, dan kun je hem of haar daar feedback op geven. Je kunt iemand ook feedback geven op zijn functioneren op de opleiding (studieresultaten) of op zijn/haar rol in de klas. b. Wissel van rol, zodat je allemaal aan de beurt bent gekomen voor het geven en ontvangen van feedback. c. Bespreek met elkaar wat je het moeilijkst vond aan deze oefening. Opdracht 32 Johari-venster (theorieopdracht) Bron - Feedback Filmpje - Johari-venster a. Beschrijf of teken aan de hand van dit filmpje het Johari-venster. b. Het geven en ontvangen van feedback zorgt ervoor dat de vakken B en C kleiner worden en vak A groter. Leg uit hoe dit komt. Opdracht 33 Leerdoelen (reflectieopdracht) a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in. Je kunt het communicatieproces beschrijven.1. Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met coderen en decoderen van een boodschap. 2. Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met verbale en met non-verbale communicatie. 3. Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met inhoudsen betrekkingsniveau. 4. Je kunt de vier aspecten van communiceren beschrijven.5. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Je kunt de algemene gespreksvaardigheden luisteren, vragen stellen en samenvatten toepassen. 6. Je kunt de regel met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback toepassen. 7. 6.8 Verdiepingsstof - Ruis Ruis kan onze communicatie danig in de weg staan. Soms komt de storing van buiten, maar regelmatig ontstaat de ruis ook juist tussen onze oren. Hoe herkent u dit en, belangrijker, hoe gaat u ermee om? In de communicatie is er altijd een zender en een ontvanger. Maar er is ook ruis die de overdracht in de weg staat. Hier kijken we naar de storing van binnenuit. Het betreft hier alle ‘filters’ in de communicatie tussen zender en ontvanger bij presentaties. Zo gaan we het hebben over verschillende communicatiestijlen, maar ook over hoe de ontvankelijkheid van de luisteraar te beïnvloeden is. Filter I: ‘Ik moest van de baas.’ Als een luisteraar vrijwillig aanwezig is, heeft ú meer kans om uw boodschap over te dragen dan wanneer hij gedwongen aanwezig is. Houd daar rekening mee in de voorbereidingsfase: de kwaliteit van de ‘uitnodiging’ die uw luisteraars krijgen, bouwt aan de verwachtingen die ze hebben. Besteed méér tijd aan het kweken van een geschikte verwachting! Stel, u heeft een slechtnieuwsverhaal en u wéét dat wát u ook doet, de luisteraar(s) zich al (enigszins) vijandig opstellen. Begin dan uw presentatie door meteen de ‘ballon’ van spanning door te prikken: kom zo snel mogelijk tot de kern en bouw een brug van sympathie en begrip met de luisteraars. Laat ze weten dat u het probleem serieus neemt, dat u hén serieus neemt. Ga dan pas over tot het bespreken van de situatie en de te nemen acties. Laat zien dat u met beide benen op de grond staat, dat u zelfverzekerd en besluitvaardig bent én op zoek naar oplossingen. Uw congruente lichaamstaal is hierbij essentieel! COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
En als dit allemaal niet lukt? U heeft te maken met groepsdynamiek, waardoor u geconfronteerd wordt met negativiteit en weerstand: vijandigheid, gekwebbel, onderlinge gesprekken en afwijzende lichaamstaal. Hier zijn enkele scenario’s, allemaal met hun eigen risico’s ... en potentieel succes: • Vertrek: maak duidelijk dat u geen zin heeft om te proberen iets te vertellen waar kennelijk geen behoefte aan is. • Ga in overleg met de organisator: laat degenen die niet aanwezig willen zijn vertrekken en alleen degenen die er echt willen zijn, blijven zitten. • Pas uw programma aan: benadruk duidelijk het doel van de bijeenkomst (nog een keer) en vraag dan de luisteraars om zich in kleine groepen van vijf tot zeven op te splitsen om te praten over wat zij willen horen en uit de bijeenkomst willen halen.
Filter II: ‘Wat een oen!’
Er wordt beter geluisterd naar iemand die prettig overkomt. De verpakking is immers de drager van de boodschap. Als uw luisteraars een negatieve eerste indruk van u krijgen, beperkt dat de overdracht van uw boodschap. Een opgewekte, optimistische uitstraling is geboden. Hier ook is aandacht voor uw kleding en uiterlijk pertinent op zijn plaats: de kwaliteit van uw persoonlijke verzorging straalt een boodschap uit van respect en zelfrespect.
Een congruente lichaamstaal ondersteunt uw woorden. De aandacht die u besteedt aan de luisteraar (‘u’ , ‘jullie’) in plaats van aan uzelf als spreker (‘ik’) zet de toon, die doorslaggevend is.
Filter III: ‘Wij zitten (niet) op dezelfde golflengte.’ Hier volgen voorbeeldzinnen om communicatiestijlen aan te geven: • Visueel: ‘Je ziet veel huizen …’ • Auditief: ‘Je hoort zelden iets over dat soort huizen ...’ • Kinesthetisch: ‘Je komt veel huizen tegen, waar ...’ Iedereen heeft een primaire communicatiestijl; de meesten hebben een andere stijl op de tweede plaats; een enkeling heeft zelfs een goed ontwikkelde derde stijl. De beste verkopers bewegen moeiteloos tussen de stijlen om zo met iedere luisteraar in de groep op dezelfde golflengte te komen, waardoor deze zich meer aangesproken en dus meer betrokken voelt bij het verhaal. Het is in uw voordeel om uw persoonlijke voorkeursstijl te onderkennen en, wanneer u een groep toespreekt, bewust alle communicatiestijlen te gebruiken. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Filter IV: ‘Hij praat te snel/langzaam.’
Een ‘traagprater’ heeft moeite om een ‘snelprater’ te volgen en andersom. In een-op-eengesprekken kunt u uw spreektempo aanpassen aan de ander. In grotere groepen zit een mengsel van spreektempo’s. Daarom is het in uw voordeel om uw spreektempo af te wisselen tijdens uw presentatie. Het gaat overigens ook om uw volume en uw intonatie. Als u deze ook afwisselt, kunt u méér luisteraars interesseren. Verder heeft deze manier van spreken als voordeel dat u levendig en enthousiast overkomt; het geeft zelfs uzelf, als spreker, energie!
Filter V: ‘Ik heb meer/minder detail nodig.’
De een heeft meer behoefte aan het grotere beeld terwijl de ander juist behoefte heeft aan alle details. Deze twee extreme types communiceren slecht met elkaar. Bekend is dat topmanagers meer behoefte hebben aan visie (terwijl ze de details wel zien, maar delegeren). Uitvoerenden houden zich juist met details bezig. Daarom bespreekt u zowel visie als details (voorbeelden).
Filter VI: ‘Wat saai!’
Er zijn geen saaie onderwerpen, alleen saaie sprekers. U verdient aandacht door inzet, enthousiasme en, vooral, het betrekken van de luisteraars. • Gebruik ‘u’ of ‘jullie’. Wanneer u enthousiast wordt, gaat u automatisch over op ‘je’. Prima, want iedereen luistert voor zichzelf. • Gebruik ‘we’ wanneer het over ‘u + ik’ gaat. Dit werkt motiverend en schept een band. • Vermijd ‘ik’, zeker aan het begin en aan het einde. Een spreker die te veel
‘ik’ zegt, komt egocentrisch over. Het is in uw voordeel de luisteraar de indruk te geven dat u hem waardeert en belangrijk vindt. • Gebruik ‘overbruggingsuitdrukkingen’. Dit zijn uitdrukkingen die u gewoonlijk in tweegesprekken gebruikt: ‘U zult het vast met me eens zijn dat ...’ , ‘Stel ...’ , ‘U zult misschien kunnen beamen dat ...’ , ‘Uit uw eigen ervaring weet u dat ...’ , ‘Denk met me mee ...’ • Stel diverse vragen: open (ideaal voor kleine groepen; schrijf reacties op de flip-over!), gesloten (formuleer positief om ‘ja’ te krijgen), retorische (waardoor u ook de aandacht trekt). • Durf stiltes te laten vallen. Karel Jonckheere schreef ooit: “Woorden mogen uitsluitend dienen om de stilte te verbeteren.” • Vertel minder, en vertel er meer over. Gebruik anekdotes en citaten. Bouw herhaling in, want niemand hoort alles de eerste keer.
• Gebruik effectieve visuele hulpmiddelen. Niet om uw verhaal te vertellen (te veel tekst op het scherm), maar juist om uw boodschap te ondersteunen. Tekst is géén visueel hulpmiddel. U wilt toch luisteraars? (Liever lezers? Schrijf dan het verhaal op en presenteer niet.) Symbolen, plaatjes, een enkel woord ... dát zijn échte hulpmiddelen. Tot slot Ruis en storing zijn een belangrijk onderdeel van effectief en overtuigend presenteren en motiveren. Er is nog veel meer waardoor u uw luisteraars kunt boeien; maakt u zich de tips uit dit artikel eigen en de overige inzichten komen dan gegarandeerd vanzelf! Bron: www.verkopersonline.nl. 6.9 Verdiepingsstof - Lichaamstaal Wat zeg je met je lichaamshouding? Kun je alleen al aan iemands lichaamshouding zien hoe hij zich voelt? Welke boodschappen kun je met je houding geven? Kun je aan lichaamshouding emoties herkennen, of mis je daarvoor informatie? Doe de test bij deze verdiepingsstof. De betekenis van lichaamshouding Deze test is gebaseerd op een onderzoek van Sabin en Hardyk (1953) dat veronderstelt dat er een aantal lichaamshoudingen zijn die een duidelijke betekenis hebben. Wat heb jij bemerkt toen je deze oefening deed? Deel jij de mening dat deze houdingen een duidelijke vaststaande betekenis hebben? Wat kun je afleiden aan lichaamshouding en wat niet? Emotie is moeilijk afleidbaar aan houding Je zult gemerkt hebben dat herkenning van gevoelens op basis van alleen de houding lastig is. Soms zijn meerdere betekenissen mogelijk. Het verschil zou je alleen weten als je ook de gezichtsuitdrukking zou kunnen zien. De afbeelding links bovenaan wijst hier bijvoorbeeld op boosheid, maar met een blije gezichtsuitdrukking zou het eerder een uiting van overwinning zijn. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Lichaamshoudingen zijn minder makkelijk te duiden dan gezichtsuitdrukkingen, hoewel we zeker bepaalde patronen kunnen herkennen. Houding is minder gerelateerd aan de expressie van emoties dan mimiek, maar wordt gewoonlijk wel gezien als indicator van hoe ontspannen iemand is. Omgaan met de emotie De houding zegt minder over een emotie op zich, maar meer over de manier waarop iemand omgaat met deze emotie. Iemand die boos is, kan zich bijvoorbeeld terugtrekken in een hoekje of zich juist groot maken en zelfs agressief opstellen. We kunnen aan houdingen ook wel iets zeggen over de relatie die bestaat tussen twee mensen. Naar voren buigen kun je bijvoorbeeld zien als teken van aandacht en sympathie. Toch moeten we zelfs dan ook letten op andere tekens, zoals een vriendelijke gezichtsuitdrukking en knikken met het hoofd. Bij ontbreken daarvan zou ditzelfde naar voren leunen ook kunnen wijzen op agressie of een poging om de ander te intimideren. Lichaamshoudingen kunnen ons veel over anderen vertellen, maar je kunt niet altijd een juiste conclusie trekken, zonder dat je meer weet over de persoon en de situatie. Bron: www.lichaamstaal.nl/houdingtest.html. 6.10 Verdiepingsstof - Effectief communiceren De vijf gouden tips voor effectief communiceren met collega’s Het werkplezier in een team hangt voor een groot deel af van prettige communicatie met collega’s. Verschillen in de communicatie zorgen nogal eens voor misverstanden en vooroordelen. Effectief communiceren kun je leren. Je moet alleen even weten wat voor een type collega je voor je hebt. Er zijn vier verschillende types in de communicatie: de kip, de haan, het schaap en de uil. Ontdek met de Facebookapp Dierenmanieren je eigen stijl en die van je collega’s. En lees hier wat je kunt doen om de communicatie met deze dieren te verbeteren: 1) Schrik niet van de kip De kip is een actief dier dat veel aan het woord is, met ideeën komt en zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. De kip staat bekend als COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) inspirerend, enthousiast en gezellig en wordt soms als kip zonder kop gezien. Onder druk kan de kip lelijk pikken. Zij kan persoonlijk worden en emotioneel.
Dit kun je doen om je aan te passen aan de kip: • lach om grapjes • geef complimenten • onderbreek en praat harder • vertel met tempo en afwisseling • schrik niet van grote woorden. 2) Houd het zakelijk met de haan De haan is resultaatgericht, zakelijk en direct. Hij komt op kantoor om te werken en niet echt voor de gezelligheid. De haan staat bekend als duidelijk, to the point en zelfverzekerd en wordt ook bot en bazig gevonden. De strakke hanige blik kan intimideren. Dit kun je doen om je aan te passen aan de haan: • blijf to the point • geef ongevraagd je mening • praat over iets inhoudelijks • vraag niet naar gevoelens • schrik niet van hanige blik. 3) Wees vriendelijk voor het schaap Een schaap houdt graag de kudde bij elkaar. Het is een sociaal dier en een echte teamplayer. Het schaap staat bekend als zachtaardig, open en persoonlijk, maar ook als besluiteloos, wollig en soft. Dit kun je doen om je aan te passen aan het schaap: • vraag hoe het gaat • ga in op gevoelens • vertel iets persoonlijks • spreek je waardering uit • geef tijd om mening te bepalen. 4) Betrek de uil Een uil zit graag stil in een boom en denkt na. De uil kan afstand nemen, is rustig en doordacht. Hij is niet de eerste die wat vertelt of tijdens een vergadering het woord neemt. Hij denkt namelijk eerst na voordat hij wat zegt. Niet te verwarren met saai, emotieloos en inflexibel. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Dit kun je doen om je aan te passen aan de uil: • vraag naar mening
• laat stiltes vallen • dwaal niet af • laat de uil uitpraten • maak geen rare grapjes. 5) Je collega kan zich ook aanpassen Je hebt gelezen hoe je effectiever kunt samenwerken door je eigen stijl aan te passen. Je collega mag zich natuurlijk ook weleens aanpassen. Het punt is alleen dat je je collega niet kunt veranderen. Je kunt je collega natuurlijk wel aanspreken over de manier waarop deze communiceert. Bron: www.schateiland.com/blog/de-5-gouden-tips-voor-effectief-communiceren-met-collegas. 6.11 Verdiepingsstof - Actief luisteren in de praktijk Het begrip ‘actief luisteren’ wordt in een brede context gebruikt. Er wordt mee bedoeld dat je luistert met een doel en je ook bewust bent van dat doel. Doelen kunnen zijn: informatie krijgen, de ander begrijpen, een probleem oplossen, enzovoort. Luisteren met een doel gaat natuurlijk op voor alle situaties waarin je serieus wilt luisteren. Maar het actief luisteren als methode gaat een stap verder dan de andere luistertechnieken. Bij actief luisteren probeert de ontvanger te begrijpen wat de zender voelt of wat zijn boodschap betekent. Dan zegt hij in zijn eigen woorden (code) wat hij heeft begrepen en geeft zo de zender de gelegenheid het te verifiëren. De ontvanger zendt zelf geen boodschap: hij evalueert niet, geeft geen mening, advies, logische oplossing, analyse of vraag. Hij geeft alleen maar weer wat hij uit de boodschap van de zender heeft opgemaakt. Hierna een voorbeeld uit het boek Luisteren naar kinderen over een jongetje dat geholpen wordt door actief luisteren: Willem wil vandaag niet met me spelen. Hij wil nooit wat ik wil.Vincent: Ben je teleurgesteld in je vriendje? (actief luisteren)Moeder: COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie) Vincent: Nou en of. Ik wil nooit meer met hem spelen. Hij is mijn vriendje niet meer.
Moeder: Ben je zo boos dat je hem nooit meer wilt zien? (actief luisteren)
Vincent:
Ja, maar als ik hem niet meer als mijn vriendje heb, heb ik niemand meer om mee te spelen. Dan zou je je alleen voelen staan. (actief luisteren)Moeder: Ja, ik denk dat ik maar moet proberen met hem op te schieten. Maar ik vind het zo moeilijk om niet steeds boos op hem te worden. Vincent: Je wilt best goede vrienden met hem zijn, maar je weet niet wat je dan met je boosheid moet. (actief luisteren) Moeder: Vroeger had ik dat niet, maar toen wilde hij ook altijd wel wat ik wou. Hij wil nu steeds wat anders spelen dan ik. Vincent: Dus Willem doet niet meer zo gemakkelijk wat jij zegt? (actief luisteren)Moeder: Nee. Hij heeft zelf meer ideeën om te spelen. Dat is best leuk.Vincent: Dus je vindt hem nu eigenlijk leuker? (actief luisteren)Moeder: Ja, maar het is wel moeilijk om niet meer de baas over hem te spelen. Misschien zouden we niet meer zo veel ruzie hebben als ik hem af en toe zijn zin geef. Denk je dat dat zou lukken? Vincent: Denk je dat het misschien helpt als je af en toe doet wat hij wil? (actief luisteren) Moeder: Misschien wel. Ik zal het eens proberen.Vincent: In dit voorbeeld raakte hij zijn boosheid kwijt; hij begon zelf het probleem op te lossen en bekeek zichzelf wat beter. Hij kwam tot een oplossing en groeide kennelijk een stukje dichter naar verantwoordelijkheid en zelfbeschikking toe. Je kon dus lezen hoe de moeder niet haar eigen mening of oplossing gebruikte, maar dat ze probeerde te begrijpen hoe het kind (in dit geval Vincent) zich voelde. Bron: https://kiind.nl/gordon-behoefte-van-kinderen/ 6.12 Begrippen <<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>> COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
THEMA 7 VERGADEREN EN NETWERKEN Inhoud thema • vergaderen • besluitvorming • belangrijke organisaties in kaart brengen • netwerken en verbinden • verdiepingsstof • begrippen. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)
Een sport- en bewegingsleider krijgt tijdens de uitvoering van zijn beroep te maken met verschillende medewerkers en organisaties waarmee hij moet samenwerken. Dat geldt met name voor het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een toernooi of evenement. Dat moet je in een team en met andere organisaties doen. Het kunnen onderhouden van contacten met relevante personen en organisaties is dan ook een belangrijke vaardigheid voor de sport- en bewegingsleider. De contacten die je met andere personen en organisaties hebt, vinden vaak plaats tijdens vergaderingen of werkbesprekingen. Er wordt aandacht besteed aan het deelnemen aan een vergadering en wat daarbij komt kijken. Tijdens vergaderingen dienen er ook besluiten genomen te worden. Dat is het onderwerp van de tweede paragraaf. Daarnaast komt het in kaart brengen van relevante organisaties aan de orde. Het laatste onderwerp gaat over het onderhouden van contacten en gaat in op de begrippen netwerken en verbinden. Relatie met werkproces Het thema ‘vergaderen en netwerken’ heeft met name een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor. Leerdoelen • Je kunt een agenda voor een vergadering opstellen. • Je kunt correct argumenteren. • Je kunt de functie van notulen beschrijven. • Je kunt notuleren. • Je kunt de taken van een voorzitter van een vergadering toepassen. • Je kunt de stappen van besluitvorming beschrijven. • Je kunt de verschillende besluitvormingsmethoden toepassen. • Je kunt de belangrijkste organisatie in kaart brengen. • Je kunt het belang van netwerken en verbinden beschrijven. COPYRIGHT BOOM BEROEPSONDERWIJS (met conceptbeelden en zonder taalredactie)