3 minute read
Een nieuwe start
De zon verspreidde in de vroege ochtend een vurig licht door het dorp. Het was het begin van een stralende lentedag, die niets leek te verraden van de werkelijke gevoelens van de bewoners. Cornelis werd zoals gewoonlijk wakker in de armoedige schuur aan de rand van het dorp. Van buiten zag die eruit alsof hij bij het kleinste briesje wind in elkaar zou storten. Aan de binnenkant was die niet veel beter; slechts enkele zonnestralen verlichtten de kleine, sobere ruimte, die eerder leek op een oude gevangenis dan een plek waar daadwerkelijk iemand woonde. Toch had Cornelis hier de afgelopen maanden zijn nachten doorgebracht.
Hij bleef nog even liggen en luisterde naar de geluiden die hij iedere ochtend hoorde – de blaffende hond, schreeuwende kinderen en gehaaste moeders die hun water voor de ochtend haalden bij de dichtbijgelegen rivier. Ook hoorde hij zoals gewoonlijk de ruziënde mannen, het waren er drie à vier, ruziënd over de verdeling van het vlees over hun huishoudens. Af en toe werd er een klap uitgedeeld, waarna omstanders even stil stonden, hun adem inhielden, bang voor het uitbreken van totale chaos. Vandaag gebeurde dit echter niet, de ruzie werd snel bijgelegd en iedereen ging weer door waar die mee bezig was.
Advertisement
Kreunend stond Cornelis op. Hij keek rond in het donkere hok wat hij zijn huis had genoemd. Hij wierp een blik door de muffige ruimte. Alles leek normaal, zoals het elke dag was geweest, niets wees erop dat alles vanaf vandaag ingrijpend zou veranderen. Zeer ingrijpend zelfs – hij zou deze plek nooit meer terugzien. Even kwam er een gevoel van weemoed bij hem op, maar dit onderdrukte hij direct, hij moest zich concentreren en niet meer aarzelen. Weken had hij al zitten piekeren en nu hij eindelijk tot een beslissing was gekomen, mocht hij die niet zomaar verwerpen. Zodoende pakte hij de weinige spullen die hij had bij elkaar en liep naar buiten.
Een paar jaar geleden leek het er in de verste verte niet op dat deze dag zou aanbreken. Mensen waren blij, smulden van de goede oogsten en het lekkere vlees dat beschikbaar was. Elke dag kon er een heerlijke warme maaltijd gegeten worden, iets wat daarvoor zeldzaam was. Even leek het erop dat deze gelukkige periode voor eeuwig zou duren, maar toen brak de ellende uit. Een misoogst zorgde voor een enorme hongersnood in het dorp en de wijde omgeving, het inwonersaantal van het dorp halveerde in slechts enkele weken tijd en vrijwel iedereen raakte werkloos. Sinds dat moment, ongeveer anderhalf jaar geleden, vocht iedere bewoner dagelijks tegen de dood.
In eerste instantie had Cornelis zich bij de situatie neergelegd, misoogsten waren in zijn leven vaker voorgekomen. Meestal was het een kwestie van enkele maanden voordat de oogsten zich weer zouden herstellen en mensen weer meer konden eten. Ook toen de eerste bewoners stierven was er geen reden voor paniek, een hongersnood bracht namelijk altijd wel doden met zich mee. Pas toen het inwonersaantal was gehalveerd begon de angst zich meester van hem te maken, de angst dat hij de volgende zou zijn. Net als iedere bewoner moest hij zich iedere dag inspannen om te overleven.
Even had hij aan zelfmoord gedacht. Hij kon het niet meer opbrengen om iedere dag opnieuw te moeten vechten voor zijn leven. Alles zou beter zijn als hij eruit zou stappen, het eindeloze lijden zou stoppen. Op het moment dat hij hier serieus werk van wilde maken, kwam er een vreemde verschijning in het dorp. Het was een oude man, een stuk ouder dan de oudste bewoner van het dorp. Hij liep naar verschillende mensen toe om te praten over de ‘verlossing’. Mensen liepen vaak angstig weg, omdat ze dachten dat deze man zelfmoord predikte. Cornelis liep echter wel naar hem toe, niet alleen omdat hij nieuwsgierig was, maar ook omdat hij toch niets te verliezen had.
Toen hij met de man in gesprek raakte, merkte hij al snel waarom de overige bewoners snel waren weggelopen. De man had het over een vreemd land, dat hij ‘Amerika’ noemde, een land waar eten en werk in overvloed was, een land waar niemand zich zorgen hoefde te maken. Het klonk hem nogal vreemd in de oren en veel te mooi om waar te zijn. De man had verteld dat er iedere week boten vertrokken naar het land, vanaf de haven die enkele uren van het dorp lopen was. Cornelis was na het gesprek weer naar huis gelopen en had de gedachte eerst van zich afgeschud, maar toch bleef het knagen. Geleidelijk aan veranderde hij zijn brute zelfmoordplan in een veel vrediger migratieplan, een definitieve migratie naar het mysterieuze land.
Vandaag was de dag aangebroken waarop hij de boot zou betreden. Nog één keer keek hij achterom toen hij het dorp verliet en liep toen zelfverzekerd door. Na een wandeling van een paar uur kwam hij aan in de drukke haven, waar hij zich met moeite door een grote menigte mensen moest wurmen voordat hij de boot zag. Het was een gigantisch schip; een voor een werden de mensen op de boten toegelaten. Cornelis kwam als een van de laatsten aan boord. Het duurde nog even voordat de boot vertrok, pas toen de schemering aanbrak werden de touwen losgehaald van het vasteland. Cornelis snoof de frisse zeelucht op en deed zijn ogen even dicht. Vanaf vandaag zou alles beter worden.
Wordt vervolgd...