5 minute read
Riddertoernooi is oorlog
Rutger Hoekstra - ‘Voetbal is oorlog!’ De uitspraak van wijlen Rinus Michels is een cliché geworden, maar getuige recente gebeurtenissen in Athene tussen Ajacieden en Griekse relschoppers nog wel altijd actueel. Michels bedoelde het natuurlijk heel anders. Op het voetbalveld tussen voetbalspelers moest ‘oorlog gevoerd’ worden. Hij wilde strijd van zijn spelers zien en meende dat agressief spel (rode en gele kaarten incluis) acceptabel was om wedstrijden te winnen. Hij zou in graaf Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen (1143-1191) zijn historische evenknie kunnen hebben gevonden. Als graaf nam hij in de twaalfde eeuw veelvuldig deel aan het riddertoernooi en hij was de mening toegedaan dat alles geoorloofd was om te winnen. Vals spel inbegrepen.
In de twaalfde eeuw was het riddertoernooi inmiddels uitgegroeid tot een groot evenement waar mensen van heinde en verre op afkwamen. In eerste instantie was het toernooi bedoeld als training voor ridders in vredestijd. Na verloop van tijd werd het echter een meerdaags evenement met meerdere onderdelen dat mensenmassa’s op de been bracht en wat lucratief voor de omgeving was. Het welbekende steekspel waarbij twee ruiters tegenover elkaar staan met een lans, werd misschien wel het bekendst van alle onderdelen. Verder werd er druk genetwerkt, want niet alleen kwamen er ridders op af, ook het gevolg en hoge piefen kwamen mee. Een logisch gevolg is dan ook dat verscheidene deals gesloten werden tijdens de banketten die men voor elkaar organiseerde.
Advertisement
Het hoogtepunt van het meerdaags evenement was niet het banket, ook niet het steekspel, maar was de grote veldslag. De scrimmage op een afgezet veld waar honderden zwaarbewapende ruiters en infanterie elkaar bewerkten met zwaarden, bijlen en wat al niet meer. Het riddertoernooi is altijd gevaarlijk gebleven, maar was in de eerste jaren nog gevaarlijker dan later daar men gewoon scherpe wapens gebruikte. Het kwam dus voor dat doden te betreuren waren, waar het eigenlijk de bedoeling was om iemand te verwonden. Na verloop van tijd werd het beschaafder, gebruikte men botte wapens en werden het eerder schijngevechten.
Om het toernooi in goede banen te leiden, waren daar de herauten. Zij waren de Jack van Gelders van hun tijd, degenen die gebeurtenissen becommentarieerden. Op hetzelfde moment waren zij ook bron van inlichtingen voor de deelnemers. Zij waren op de hoogte van de heraldiek die gevoerd werd door deelnemers en konden daarmee hun bazen (de koning, de graaf, etc.) informeren. Ook deden zij de uitnodigingen de deur uit namens hun heer. Een grote tribune voor de supporters zorgde ervoor dat iedereen het goed kon zien, maar was voor Filips ook noodzakelijk om zijn trucjes uit te halen. Zoals we zullen zien.
Godfried van Brabant gebruikte het toernooi om Henegouwen binnen te vallen
In essentie was het doel van het toernooi om de ander te verslaan. Dat kon dus door iemand te verwonden, maar veel gebruikelijker werd het om iemand gevangen te nemen en losgeld te eisen. Net als op het echte slagveld. Willem de Maarschalk (1146-1219) zou in zijn carrière zo’n vijfhonderd ridders gevangengenomen hebben, waarmee hij een fortuin incasseerde. Het kwam ook voor dat de verliezer zijn paard en wapens moest inleveren. Je kan je afvragen wanneer de verliezer duurder uit was. Een paard en wapens kon de verliezer een lieve duit kosten, maar was de gevangengenomen ridder een graaf of ander hooggeplaatst iemand, dan kon dat zijn vazallen of familieleden weer een lieve duit kosten. Het was dus noodzaak om niet te verliezen tijdens de oorlog en het is daarom niet vreemd dat deelnemers trucjes verzonnen om onder een nederlaag uit te komen.
In de zeventigerjaren van de twaalfde eeuw had graaf Filips van de Elzas de tactiek om bijvoorbeeld op het laatste moment toch maar niet mee te doen, maar wanneer de slag in alle hevigheid gaande was, toch maar deel te nemen. Zo betrad hij met een fris leger het slagveld waar de tegenstanders vermoeid en gedesoriënteerd waren. Niet zo gek dat hij dan ook wist te winnen. Zijn merkwaardige strategie kreeg navolging door de Engelse koning Hendrik de Jongere (1155-1183).
Je zou je moeten afvragen hoe het mogelijk was dat Filips’ vals spel niet opgemerkt werd. Doordat hij op het allerlaatste moment afzag van deelname om welke reden dan ook, was hij wel aanwezig, te paard. Als toeschouwer kon hij het schijngevecht gadeslaan, maar beschut door de tribunes kon hij zijn mannen alsnog laten voorbereiden voor de slag door helmen en uitrustingen aan te trekken. Vervolgens was er niemand of geen regel die hem belette om terug te komen op zijn afmelding. Wanneer de slag in volle gang was, kon hij deelnemen.
Dat het valsspelen nog erger kon, bewijst Filips zelf. In 1168 was er een toernooi bij de plaats Ressons. Toen de situatie er niet best uitzag voor Filips, beriep hij zich op een infanterie-eenheid (voetsoldaten) die stond toe te kijken. Hoewel niet geheel in lijn met de norm, wel binnen de regels. De regel was namelijk dat ieder die door de heer opgeroepen was om deel te nemen aan de krijg of het toernooi mee moest doen wanneer de heer dat eiste, vermits die groep soldaten zich binnen een vooraf uitgezet gebied (the list) bevond. Dat laatste gold alleen voor het toernooi. Zo kon het dat Filips die infanterie alsnog kon inzetten.
Die regel werd elders nog weer anders geïnterpreteerd. Tijdens een toernooi in 1178 was een groep van driehonderd speermannen en boogschutters gestationeerd in een nabijgelegen dorp, dat binnen het vooraf besproken gebied wachthield. Waarschijnlijk waren zij daar om toezicht te houden op de grens van het gebied, toeschouwers of wat dan ook. De lokale heerser, Simon de Neauphle, vond het echter noodzakelijk die groep in te zetten toen Hendrik de Jongere en Willem de Maarschalk te ver afdwaalden tijdens de slag. Zijn speermannen en boogschutters weigerden echter de koning gevangen te nemen, waarop de koning en Willem de teugels van Simons paard grepen en hem voor losgeld wilden gevangennemen. Op het moment dat Simon meegenomen werd, wist hij echter een goot te grijpen en zo te ontsnappen. Dat hij daarmee zijn paard kwijtraakte, was goedkoper dan voor losgeld opgepakt worden.
Een curieus geval is de Schotse koning die eens bodyguards inzette om veilig van het slagveld te komen, nadat hij had geëxcelleerd op het slagveld. Volgens sommigen was dit niet meer dan logisch, omdat een hoge prijs op hun hoofd stond, maar ze moesten dan niet waardering verwachten van anderen. In feite was dat wat de koning deed voor watjes, want niet alleen het aantal dat je versloeg, ook de klappen die je incasseerde telden mee. Ook matchfixing kwam voor tijdens het toernooi. Toernooi-officials zouden zijn omgekocht om de andere kant op te kijken als iemand toch wel erg veel te verduren kreeg. Wat te denken van deze: ervaren ridders van beide kanten die het onderling op een akkoordje gooiden om vooral de onervaren ridders aan te pakken.
Het toppunt is echter het misbruik van het evenement an sich door hertog Godfried van Brabant in 1170. Nabij Trazegnies (Henegouwen, België) organiseerde hij een toernooi met het achterliggende idee het toernooi als excuus te gebruiken voor een invasie van Henegouwen. Zijn idee werd doorzien door de jonge graaf Boudewijn V. De spanningen tussen Brabant en Henegouwen waren namelijk zo hoogopgelopen, dat Boudewijn het niet vertrouwde en op volle oorlogssterkte daarnaar toe toog. Inderdaad bleek Godfried het voorzien te hebben op Henegouwen en resulteerde het in een echte veldslag tussen beiden. De uitkomst is ons jammer genoeg onbekend.
Zo bezien is Rinus Michels’ visie op voetbal voor doetjes. Het riddertoernooi was pas oorlog! Ook al was het juist bedoeld voor vredestijd. Het is ook de vraag in hoeverre men zich schuldig maakten aan valsspelen, daar de regels niet zo strikt vastgelegd waren als vandaag de dag. In ieder geval gold wel dat Filips’ tactieken of die van de Schotse koning, moreel niet geaccepteerd werden. Maar heel veel viel er ook niet tegen te doen.