3 minute read
Rampjaar 1672
Yves den Bak – Tijdens de Gouden Eeuw genoot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hoog aanzien van andere landen in cultuur, wetenschap en in de internationale politiek en handel. Deze Gouden Eeuw werd abrupt bedreigd in 1672, toen de Republiek van drie kanten werd aangevallen door Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Munster. Het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos.
Maar was het wel zo abrupt? Succes kent vele vijanden en dit was niet anders voor de Republiek. De verhouding tussen Engeland en de Republiek was in de zeventiende eeuw problematisch. Beide landen wilden een handelsimperium opbouwen en zaten elkaar constant in de weg. Niet alleen met verkrijgen van bepaalde monopolies in Azië, maar ook via scheepswetten. De Akte van Navigatie is hier een voorbeeld van. Dit leidde uiteindelijk tot twee Engels-Nederlandse Oorlogen. Ook de verhouding tussen Frankrijk en de Republiek hadden betere tijden gekend. Lodewijk XIV wilde de positie van Frankrijk versterken. Hij deed dit in het oosten (Elzas-Lotharingen) en in het noorden (Oostenrijkse Nederlanden). Deze ontwikkelingen bedreigden de belangen van de Republiek. Een militair sterk land als Frankrijk aan de zuidgrens zou een groot gevaar zijn, of zoals men destijds zei: ‘Gallicus amicus, non vicinus’ (de Fransman als vriend, niet als buur). Bovendien zat het Frankrijk dwars dat een klein ‘land’ als de Republiek zoveel rijkdom had. Waarom hadden Frankrijk of Engeland dan niet eerder de Republiek proberen te veroveren, al dan niet gezamenlijk? Dit was een verdienste van de bekwame raadpensionaris Johan de Witt. Als de ene mogendheid gevaarlijk werd, sloot de Republiek een bondgenootschap met de andere mogendheid. Johan de Witt was een meester in deze verdeel-en-heers politiek. Maar in 1670 sloten Engeland en Frankrijk in het geheim een bondgenootschap, het Traktaat van Dover, om de macht van de Republiek voor altijd te breken. Iedereen zou een stukje van de taart krijgen en Willem III zou een marionet worden van de koning van Engeland.
Advertisement
Het Rampjaar begint met een gezamenlijke aanval van Frankrijk vanuit de Zuidelijke Nederlanden, Engeland vanaf zee en de bisdommen Keulen en Munster vanuit Duitsland. De Republiek had echter een bekwame admiraal, Michiel de Ruyter, die de Staatse vloot leidde. Deze vloot lag tussen de zandbanken van Schooneveld vóór de Scheldemonding. Omdat de Zuiderzee richting Amsterdam ondiep was en er voor de kusten veel zandbanken lagen, bestond de vloot van de Republiek uit kleine schepen met weinig diepgang, terwijl de Frans – Engelse vloot bestond uit zwaardere schepen. Tijdens de Eerste en Tweede Slag bij het Schooneveld wist De Ruyter hier handig gebruik van te maken door de vijandelijk vloot vast te laten lopen op de zandbanken en een paar schepen te laten zinken. De Republiek was ter zee te sterk en weerstond zo de aanval vanaf zee. Ondertussen hadden Frankrijk en de bisdommen meer succes. Lodewijk XIV stak met een leger van 120.000 man sterk de Rijn over. Binnen enkele weken nam hij Gelre, Overijssel en Utrecht in, totdat hij stuitte op de Hollandse Waterlinie. De bisschop van Munster (‘Bommen Berend’) bezette Drenthe en Westerwolde, maar slaagde er niet in de stad Groningen te veroveren.
De inwoners van de Republiek waren woedend en in paniek. Vertwijfeld gingen ze op zoek naar schuldigen en vonden die in raadpensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis. In de ruim twintig jaar dat zij aan de macht waren, bereikte de Republiek haar hoogtepunt in de Gouden Eeuw en won het verschillende zeeoorlogen, denk bijvoorbeeld aan de tocht naar Chatham. De gebroeders De Witt werden er nu ervan beschuldigd het land te hebben verkocht aan Frankrijk en expres het leger te hebben verwaarloosd. Door de wekenlange demonisering van de broers heerste er een uiterst gewelddadigestemming onder de menigte, wellicht opgehitst door de Orangisten. Als gevolg hiervan werden de gebroeders De Witt op een gruwelijke wijze vermoord. Johan werd al snel doodgeschoten en Cornelis werd doodgeslagen met geweerkolven. Hierna kreeg het gepeupel de gelegenheid om zich uit te leven op de twee lichamen. Niet alleen de kleding werd van huh lijf gescheurd, ook werden verschillende vingers, hun tongen neuzen, tepels en geslachtsdelen afgesneden. Volgens sommige was er zelfs sprake van kannibalisme en zou een deelnemer een oog hebben doorgeslikt,met de mededeling: ‘Morgen schijt ik het wel weer uit.’ De twee lichamen werden vervolgens ondersteboven opgehangen aan de wipgalg.
Onder andere hun tongen, neuzen, tepels en geslachtsdelen werden afgesneden
Intussen kwam de macht in handen van de nieuwe stadhouder prins Willem III, die de strijd tegen de Engelsen, Fransen en bisdommen op zich nam. Door de verloren zeeslagen lagen de Engelsen al vroeg uit de strijd en sloten in 1674 vrede met de Republiek. De Republiek kreeg bovendien steun van Heilig Roomse Rijk, Spanje en Brandenburg-Pruisen. Uiteindelijk moesten ook de Fransen zich terugtrekken, omdat hun aanvoerlijn langs de Rijn werd bedreigd. Frankrijk moest het daarnaast in zijn eentje opnemen tegen de Republiek en haar bondgenoten. Om niet in de rug aangevallen te worden door de bondgenoten van de Republiek, trokken de bisdommen zich eveneens terug. Uiteindelijk werd met de Vrede van Nijmegen in 1678 de Hollandse Oorlog beëindigd.