ZorgAnders, Planet BC Amelia Earhartlaan 17 9051 Gent
PB- PP
BELGIE(N) - BELGIQUE
MULTIDISCIPLINAIRE UITGAVE VOOR HET UROLOGISCHE ZORGGEBIED • VERSCHIJNT 4X PER JAAR
jaargang 2020 - nummer 57 MAGAZINE INTERDISCIPLINAIRE DANS LE DOMAINE DES SOINS UROLOGIQUES • PARAÎT 4X PAR AN
M A G A Z I N E
année 2020 - numéro 57
EDITIE ARTSEN EDITION MEDECINS
EDITIE VERPLEEGKUNDIGEN
INHOUD / CONTENUEDITION INFIRMIER(E)S
3
Editoriaal / Éditorial
4
Column: Casus implantatie van een erectieprothese
6
Dossier: Bespreekbaar maken van seksuele problemen / Aborder les problèmes sexuels
8
Dossier: Vulvodynie: als vrijen pijn doet
/ Vulvodynie: lorsque faire l’amour est douloureuxt
16
Dossier : Hoe benader je een erectie probleem? Praat erover / Comment approcher un problème d’érection? Parlez-en.
20
Dossier : Seksuologische revalidatie – een multidisciplinaire aanpak vanuit de praktijk in het Nationaal MS Centrum
25
Incontinentie / Incontinence
28
Nieuws uit de vereniging / les nouvelles de l’association
32
Uit de wetenschap / de la science
39
Voor u gelezen / lu pour vous
35
Kleinste kamertje / la petite chambre
Dossier seksualiteit Bespreekbaar maken van seksuele problemen / Aborder les problèmes sexuels Dr. Van Hoof Vulvodynie: als vrijen pijn doet / Vulvodynie: lorsque faire l’amour est douloureuxt Prof. dr. Hans Verstraelen Welke revalidatie voor erectiele disfunctie na een prostatectomie? / Quelle revalidation pour des dysfonctionnements érectiles après une prostatectomie? Priya Kannan et al Hoe benader je een erectie probleem? Praat erover / Comment approcher un problème d’érection? Parlez-en. sphère pharmaceutique par Philippe Mauclet Seksuologische revalidatie – een multidisciplinaire aanpak vanuit de praktijk in het Nationaal MS Centrum Caroline Vermeulen
NO CROSS INFECTION
NO MAINTENANCE REQUIRED
SINGLE-USE DIGITAL FLEXIBLE URETEROSCOPE NO STERILIZATION REQUIRED
COMPATIBLE DESIGN
Pusen brings revolutionary technology to the world of urology with its single-use ureteroscopes. 'Single-use' means no cross-infection and no required maintenance or sterilization, making this the perfect costeffective and time-saving solution. Medicor offers an exclusive range of urology equipment as well as many other types of medical devices and systems. For more information about our products, please refer to your local representative or simply contact us at info@medicor.be
www.medicor.be
info@medicor.be
016 27 18 18
Wingepark 5b/101 Â B-3110 Rotselaar
Editoriaal – Éditorial
Beste lezers, In de woelige tijden van het Covid-19 virus moeten we als zorgverleners ons extra wapenen. Niet enkel voor de overdracht van het virus, maar we moeten ook op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen, moeten patiënten kunnen informeren, moeten liefst beschikbaar blijven om te werken en moeten we vermijden dat we met meer dan 20 mensen uit de zorgsector samen komen. Als organisator moeten we de aanbevelingen van de overheid en de ziekenhuizen opvolgen, waardoor we een aantal zaken moeten afgelasten of uitstellen.
Terwijl alles wat meer “stil” ligt, werken we aan de schermen aan vernieuwing. Zo hebben we een ledenprogramma uitgebouwd waardoor we naar de toekomst de website nog beter kunnen gebruiken om onze leden te dienen. We werken aan de organisatie van de continentiecursus voor het najaar, en ronden de uro-onco cursus af met binnenkort het examen. Tevens zoeken we naar verjonging in het bestuur, dus als je je geroepen voelt om een bijdrage te leveren, laat het ons zeker weten. Ronny
Dus er wachten ons nog wat onzekere tijden. Maar we blijven gestaag verder werken en proberen de mogelijkheden te benutten om u te informeren, bij te scholen, waar kan. We volgen de ontwikkelingen verder op en van zodra meer duidelijkheid zullen we onze organisaties terug oppakken.
Chers lecteurs, En ces temps agités du virus Covid-19, nous devons plus que jamais nous armer en tant que personnel soignant. Nous devons non seulement nous prémunir contre la contagion du virus, mais nous devons aussi rester au courant des derniers développements, être en mesure d’informer les patients, rester de préférence disponibles pour travailler et éviter de nous réunir avec plus de 20 personnes du secteur des soins. En tant qu’organisateur, nous devons suivre les recommandations des autorités et des hôpitaux, ce qui nous oblige à annuler ou reporter certaines activités. Nous sommes entrés dans une période incertaine, qui risque de perdurer quelque temps. Néanmoins, nous continuons à travailler et essaierons, dans la mesure du possible, d’utiliser les moyens disponibles pour vous informer et continuer à vous former. Nous suivons de près les développements de la crise actuelle et dès que l’avenir s’éclaircira, nous reprendrons nos activités. Pendant que la société est «à l’arrêt», nous tra-
vaillons en coulisses à des initiatives innovantes. Nous avons ainsi élaboré un programme pour les membres afin d’encore mieux utiliser à l’avenir notre site web pour servir nos membres. Nous préparons aussi la formation sur la continence, qui doit avoir lieu en automne, tandis que la formation uro-onco se terminera bientôt par avec l’examen. Par ailleurs, nous cherchons toujours à rajeunir notre direction. Si vous avez envie d’apporter une contribution à notre organisation, faites-lenous savoir. Ronny
Urobel Magazine | 56 | mei • mai 2020
3
COLUMN
Koenraad van Renterghem, M.D. Ph.D. FEBU, Urologist Head of Dept. of Urology, Jessa Ziekenhuis campus Salvator, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt Prof. Hasselt University, faculty of Medicine Consultant Urologist University Hospitals Leuven
Koenraad van Renterghem, M.D. Ph.D. FEBU Urologue Head of Dept. of Urology, Jessa Ziekenhuis campus Salvator, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt Prof. Hasselt University, faculty of Medicine Consultant Urologist University Hospitals Leuven
4
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
IMPLANTATIE VAN EEN ERECTIEPROTHESE BIJ EEN 19-JARIGE MAN MET THERAPIE RESISTENTE ERECTIELE DYSFUNCTIE CASUS: Het betreft hier een 19-jarige patiënt van gemengde Indische (moeder) – Kaukasische (vader) origine. Hij heeft geen relevante voorgeschiedenis tenzij een probleem van betathalassemie. Uit de anamnese blijkt dat hij nog nooit echt goede erecties heeft gehad. Deze problematiek heeft ertoe geleid dat zijn relaties nooit hebben stand gehouden. Hij werd behandeld met verschillende PDE-5i’s, echter zonder goed resultaat. Hij werd verder ook behandeld met intra-urethraal Alprostadil,
eveneens zonder het gewenste resultaat. Ook intra-caverneuze injecties waren geen succes gezien onvoldoende rigiditeit. Tenslotte werd hij ook seksuologisch behandeld hetgeen evenzeer niet tot succesvolle resultaten heeft geleid. DIAGNOSTIEK: Het hormonaal bilan was zonder bijzonderheden, meer in het bijzonder de waardes van het totale testosterone, vrije testosterone en SHBG. Tevens was er geen anemie in het kader van zijn thalassemie. Een pharmacodoppler na 10
IMPLANT D’UNE PROTHESE PENIENNE CHEZ UN JEUNE HOMME DE 19 ANS PRESENTANT UN DYSFONCTIONNEMENT ERECTILE AVEC RESISTANCE THERAPEUTIQUE CAS: Il concerne un patient de 19 ans d’origine métissée indienne (mère) – caucasienne (père). Le patient ne présente pas d’antécédents pertinents si ce n’est un problème de bétathalassémie. De l’anamnèse, il ressort qu’il n’a jamais eu de véritables bonnes érections. Cette problématique a eu pour conséquence que ces relations n’ont jamais duré. Il a été traité avec différents PDE-5, sans
résultat concluant cependant. Il a par ailleurs été traité avec de l’Alprostadil en intra-urétral, également sans obtention du résultat souhaité. Des injections intra-caverneuses ne se sont pas non plus avéré un succès en raison du manque de rigidité. Enfin, il a reçu un traitement sexologique, sans résultat concluant cette fois encore. DIAGNOSTIC: Le bilan hormonal ne présentait pas de
COLUMN
microgram PGE-1 toonde een insufficiënte arteriële flow en tevens onvoldoende rigiditeit. Een MRI van de corpora cavernosa toonde geen structurele noch anatomische afwijkingen. Naar aanleiding van het doppler onderzoek gebeurde een supra-selectieve arteriografie van de arteriae cavernosae, hierbij bleek dat er unilaterale hypogenese van de arteria cavernosa aanwezig was. BEHANDELING: Enerzijds omwille van het feit dat conservatieve therapie faalde, anderzijds gezien de jonge leeftijd, de irreversibele afwijkingen, het definitief karakter van de erectiele dysfunctie werd na intense counseling (ook seksuologisch) geopteerd voor een erectie-implantaat. Er werd een 3-delige opblaasbare prothese
particularités, plus spécifiquement les valeurs de la testostérone globale, de la testostérone libre et de la SHBG. Il n’y avait en outre pas de trace d’anémie dans le cadre de sa thalassémie. Un pharmaco-écho-doppler pénien après 10 microgrammes de PGE-1 a montré un flux artériel insuffisant et de ce fait, une rigidité insuffisante. Un IRM du corps caverneux n’a pas montré d’anomalies structurelles ni anatomiques. Suite à l’examen par doppler, une artériographie supra-sélective de l’artère caverneuse a été effectuée, qui a montré la présence d’une hypogenèse unilatérale de l’artère caverneuse. TRAITEMENT: En raison, d’une part, de l’échec de thérapies conservatives et, d’autre part, du jeune âge du patient, de la présence d’anomalies irréversibles et du caractère définitif du dysfonctionnement
geïmplanteerd, m.n. een AMS 700 Cx. De prothese had een cilinderlengte van 21 cm met 2 cm rear tip extenders. De ingreep gebeurde met één enkele penoscrotale incisie. UITKOMST: Patiënt is nu één jaar na zijn ingreep en tevreden over het resultaat. Ondanks initieel uitgebreide counseling o.a. over het aspect van de lengte (doorgaans minder dan wat patiënten verwachten), was hij initieel licht ontgoocheld over dit aspect. Hij heeft ondertussen een vaste relatie, is seksueel actief en heeft geen enkele klacht meer, ook niet wat de lengte betreft. BESLUIT: Ook bij jonge patiënten kan een erectieimplantaat een zeer goede oplossing bieden
érectile, il a été opté après consultations intenses (y compris sexologiques) pour un implant pénien. Une prothèse gonflable composée de 3 pièces a été implantée, à savoir un AMS 700 Cx. La prothèse a une longueur cylindrique de 21 cm sur 2 cm avec ‘rear tip extenders’. L’intervention a eu lieu moyennant une seule incision pénoscrotale.
in een zeldzame situatie van therapieresistente en definitieve erectiele dysfunctie. Het is echter van het allergrootste belang een doorgedreven diagnostiek uit te voeren, patiënt uitgebreid te counselen en realistische preoperatieve verwachtingen te creëren. REFERENTIES/RÉFÉRENCES 1.
Gabrielsen JS, Lamb DJ, Lipschultz LI. Iron and a Man’s Reproductive Health: the Good, the Bad, and the Ugly. Current Urology Reports 2018; 19: 60.
2.
Musallam KM, Rivella S, Vichinsky E, et al. Non-transfusiondependent thalassemias. Haematologica. 2013; 98:833-844.
3.
Yu-Guang C, Te-Yu L, Cheng-Li L. Risk of Erectile Dysfunction in Transfusion-naive Thalassemia Men, Medicine (Baltimore); 2015; 94(13): e700
4.
4Morris CR. Mechanisms of vasculopathy in sickle cell disease and thalassemia. Hematology / the Education Program of the American Society of Hematology American Society of Hematology Education Program 2008: 177-85.
5.
Saenz de Tejada I, Goldstein I, Azadzoi K, et al. Impaired neurogenic and endothelium-mediated relaxation of penile smooth muscle from diabetic men with impotence. New Engeland Journal of Medicine. 1989; 320:10251030.
CONCLUSION: Chez les jeunes patients également, un implant pénien peut constituer une très bonne solution à une situation rare de résistance thérapeutique et de dysfonctionnement érectile définitif. Il est cependant primordial d’effectuer un diagnostic poussé, d’amplement consulter le patient et de créer des attentes préopératoires réalistes.
RESULTAT: Un an après l’intervention, le patient est satisfait du résultat. Malgré une consultation initiale intense, notamment quant à la longueur (moins que ce à quoi les patients s’attendent généralement), le patient était d’abord déçu de cet aspect. Entre-temps, il a une relation stable, est sexuellement actif et n’a plus aucune plainte, pas non plus en ce qui concerne la longueur.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
5
DOSSIER
SEKSUALITEIT
Bespreekbaar maken van seksuele problemen
Dr. Van Hoof, seksuologe UZA Antwerpen
Vooraleer dieper in te gaan op het voorkomen, diagnostiek en behandeling van mannelijke seksuele dysfuncties wil ik benadrukken hoe belangrijk het is om als hulpverlener patiënten met een seksuele dysfunctie aan te moedigen hun verhaal te vertellen en hun seksuele moeilijkheden als een mogelijkheid te zien om zowel op persoonlijk als relationeel vlak te groeien in maturiteit. 1. Dit vereist vanwege de hulpverlener een zekere mate van empatische betrokkenheid. Empatisch luisteren betekent patiënten tijd en ruimte geven om hun klachten te presenteren. Door empatisch te luisteren kan men zich in een eerste gesprek al een idee vormen over de persoonlijkheid van de patiënten en de aard van hun relatie omdat het (onbewuste) spontaan seksuele gedrag van patiënten tevens onthult hoe ze zich qua stijl en emoties op andere niveaus van hun leven gedragen. “zeg me hoe je vrijt en ik zeg je wie je bent” 2. Als hulpverlener heb je eveneens een taal en woordenschat nodig waarin je
3.
vlot kan communiceren over seksuele aangelegenheden en dit hoeft heus geen Latijn te zijn maar evenmin bepaalde schuttingwoorden. Een seksuele crisissituatie impliceert de mogelijkheid tot keuze: - ofwel de relatie verder laten verzieken; niet in staat zijn tot persoonlijke stellingname of initiatief; - ofwel winnen aan maturiteit op persoonlijk en relationeel vlak. Verwijzing naar een seksuoloog kan dit groeiproces faciliteren. Angst en onzekerheid behoren tot dit groeiproces; daarom is het van groot belang dat patiënten zichzelf leren kalmeren en troosten in plaats van hiervoor afhankelijk te worden van de partner of anderen.
Verantwoordelijkheid nemen voor het eigen seksueel functioneren is de weg naar meer zelfvertrouwen en zelfwaardering en de weg naar een duurzame partnerrelatie. Meest voorkomende seksuele dysfuncties bij mannen zijn:
Aborder les problèmes sexuels
Dr Van Hoof, sexologue UZA Anvers
Avant de nous pencher sur la prévention, le diagnostic et le traitement de dysfonctionnements sexuels chez l’homme, je voudrais souligner l’importance d’encourager, en tant que soignant, les patients ayant des dysfonctionnements sexuels à exprimer leur vécu et à voir leurs difficultés sexuelles comme une opportunité de grandir sur le plan personnel et relationnel. 1.
2.
6
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Ceci implique de la part du soignant une certaine empathie. Ecouter avec empathie signifie laisser au patient le temps et la possibilité d’exposer les troubles dont il se plaint. En écoutant avec empathie, on peut, dès le premier entretien, se former une idée de la personnalité du patient et de la nature de sa relation, le comportement sexuel spontané (inconscient) des patients dévoilant en effet leur mode de vie et émotions à d’autres nivaux également. « Dis-moi comment tu fais l’amour, je te dirai qui tu es. » A En tant que soignant, vous devez par ailleurs utiliser un langage et un vocabulaire adéquat pour communiquer
facilement sur des questions sexuelles. Le latin et les mots grossiers ne seront pas privilégiés dans ce contexte. 3.
Une situation de crise sexuelle implique aussi un choix: soit laisser la relation se dégrader davantage, sans être capable de prendre position ou toute initiative personnelle, soit gagner en maturité sur le plan personnel et relationnel. Renvoyer le patient vers un sexologue peut faciliter ce processus. L’angoisse et l’incertitude en font partie, c’est pourquoi il est essentiel que le patient apprenne lui-même à se calmer et se consoler plutôt que de devenir dépendant du partenaire ou d’autres personnes.
Prendre en mains son propre fonctionnement sexuel est la voie vers davantage de confiance en soi et une meilleure image de soi, ainsi que vers une relation durable. Les principaux dysfonctionnements sexuels chez l’homme sont:
SEKSUALITEIT
1.
2.
3.
Erectiele dysfunctie d.w.z. het onvermogen een adequate erectie te krijgen of te behouden tot de voltooiing van de seksuele activiteit. Ejaculatio praecox d.w.z. onvrijwillige zaadlozing met minimale stimulatie kort voor, tijdens of slechts luttele seconden na de penetratie. Ejaculatio retarda d.w.z. laattijdig of zelfs de onmogelijkheid tot zaadlozing ondanks adequate seksuele stimulatie; ‘lust wordt last’.
Mogelijke oorzaken kunnen zowel lichamelijk, psychogeen, relationeel als sociocultureel zijn of een combinatie van deze mogelijke oorzaken. 1.
2.
1.
2.
3.
2.
De doelstelling van een behandeling is uiteraard het leren omgaan met seksuele faalangst, het verminderen van de prestatiedruk en het (terug) winnen van het seksuele zelfvertrouwen.
Un dysfonctionnement de l’érection, c.à-d. l’incapacité à avoir une érection adéquate ou la maintenir jusqu’à l’accomplissement de l’acte sexuel. L’éjaculation précoce, c.-à-d. l’éjaculation involontaire avec stimulation minimale juste avant, pendant ou à peine quelques secondes après la pénétration L’éjaculation retardée, c.-à-d. l’éjaculation tardive voire l’incapacité à éjaculer malgré une stimulation sexuelle adéquate.
Des causes physiques consécutives à une maladie, une intervention chirurgicale, la prise de médicaments, mais aussi le processus naturel de vieillissement peuvent être à la base d’un dysfonctionnement sexuel. Des facteurs psychogènes et/ou relationnels, comme une simple peur (peur de la première fois), des freins névrotiques, des problèmes relationnels
Hiervoor kan men beroep doen op een amalgaam van therapeutische technieken van psychoanalyse tot gedragstherapie. Uiteraard is het als koppel aangewezen om samen hulp te zoeken ( de relatie als patiënt). Medicamenteuze behandeling kan zeker nuttig en aangewezen zijn maar niet zonder voorafgaande correcte psychoseksuele counseling van de hulpverlener. Ook een meer invasieve behandeling zoals het plaatsen van een erectieprothese kan voor patiënten “levensreddend” zijn maar uiteraard ook hier niet zonder voorafgaande psychoseksuele counseling.
Behandelen van seksuele disfuncties is een stapprogramma waarbij stap voor stap de seksuele intimiteit voor het eerst of opnieuw opgebouwd wordt. • Vrijblijvend leren genieten van zowel geven als ontvangen • Het stoppen van obsessionele gedachten • Ontwikkelen van een zekere mate van ‘gezond egoïsme’ - Focussen op eigen gewaarwordingen - Gebruiken van afleidende erotische fantasieën
Lichamelijke oorzaken als gevolg van een ziekte, een heelkundige ingreep, medicatiegebruik maar ook een natuurlijk verouderingsproces kan aan de basis liggen van een seksuele disfunctie. Psychogene en/of relationele factoren zoals banale angst ( angst voor de eerste keer); neurotische remmingen,
Les causes de ces dysfonctionnements peuvent être physiques, psychogènes, relationnelles, socioculturelles ou une combinaison de plusieurs d’entre elles. 1.
3.
gemaskeerde relationele problematiek, psychotrauma maar evengoed twijfel over de eigen seksuele geaardheid of een seksuele disfunctie bij de partner (vaginisme en erectiele disfunctie). Socioculturele achtergrond kan bepalend zijn hoe mensen kijken naar seksuele activiteit.
DOSSIER
3.
masqués, un traumatisme psychique, mais aussi des doutes sur sa propre nature sexuelle ou encore un dysfonctionnement sexuel chez le partenaire (vaginisme et dysfonctionnement érectile). L’environnement socioculturel peut déterminer le regard que les personnes portent sur l’activité sexuelle.
L’objectif d’un traitement est bien entendu d’apprendre au patient à gérer sa peur de l’échec sexuel, de réduire la pression à performer et de (re)trouver la confiance en soi sur le plan sexuel. Pour ce faire, il existe un arsenal de techniques
thérapeutiques, de la psycho-analyse à la thérapie comportementale. Bien entendu, il est recommandé au couple de chercher ensemble de l’aide (la relation comme patient). Un traitement médicamenteux peut certainement s’avérer utile et indiqué à condition d’être précédé de conseils psychosexuels corrects donnés par le soignant. Un traitement plus invasif, comme le placement d’une prothèse pénienne, peut également « sauver » certains patients, comme il peut rester sans effet sans conseils psychosexuels préalables.
Le traitement de dysfonctionnements sexuels est un programme phasé, où l’intimité sexuelle doit être construite ou reconstruite étape par étape. • Apprendre à simplement prendre du plaisir à donner comme à recevoir • Stopper les pensées obsessionelles • Développer une sorte « d’égoïsme sain » - Concentration sur ses propres senstations - Utilisation de fantaisies érotiques distrayantes
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
7
DOSSIER
SEKSUALITEIT
Vulvodynie: als vrijen pijn doet
Prof. dr. Hans Verstraelen, gynaecoloog Vrouwenkliniek van het UZ Gent
Dyspareunie, gedefinieerd als chronische of terugkerende pijn bij seksuele activiteit, treft naar schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie 8 tot 21.1% van alle vrouwen wereldwijd. Klinisch wordt daarbij doorgaans onderscheid gemaakt tussen diepe en oppervlakkige dyspareunie. Diepe dyspareunie wordt typisch hoog in het kleine bekken of zelfs lage abdomen gerefereerd bij diepe penetratie, terwijl bij oppervlakkige dyspareunie de pijn voor, tijdens, of na het vrijen veeleer oppervlakkig wordt gerefereerd t.h.v. de vulva en dit, niet zelden, t.h.v. het vestibulum (vaginae), de ruimte omgeven door niet-gekeratiniseerd epitheel, die reikt van de lijn van Hart over de binnenzijde van de labia minora tot bij de hymenale ring. Algemeen kan chronische vulvaire pijn – al dan niet zich klinisch manifesterend als dyspareunie – verband houden met een rits aan vulvovaginale aandoeningen, zoals opgelijst in de herziene classificatie (zie Tabel 1) van de International Society for the Study of Vulvovaginal Disease (ISSVD). Eerder dan geassocieerd aan een specifieke, aanwijsbare oorzaak – en dit des te meer voorafgaand aan de menopauze – is oppervlakkige dyspareunie echter het vaakst toe te schrijven aan vulvodynie, een aandoening
of veeleer een verzamelnaam voor de klinische presentatie waarbij chronische vulvaire pijn wordt gerapporteerd door de patiënte en wanneer de pijn niet kan toegeschreven worden aan een aanwijsbare oorzaak. In de herziene definitie van vulvodynie worden ook een aantal descriptoren voorzien, die toelaten de presentatie van vulvodynie bij een gegeven patiënt nauwer te omschrijven (zie Tabel 1). In de meeste klinische omgevingen, wordt één presentatie van vulvodynie met voorsprong het vaakst waargenomen, met name primair aanwezige of secundair opgetreden gelokaliseerde uitlokbare vulvodynie t.h.v. het vestibulum vaginae, ook wel vestibulodynie genoemd. Anders dan de ietwat vage en descriptieve nomenclatuur doet vermoeden, is de klinische presentatie veelal kenmerkend. De vaak jonge patiënte brengt een geïsoleerde klacht van vulvaire pijn in afwezigheid van andere vulvovaginale symptomen, en waarbij de pijn uitgelokt wordt door mechanische stimuli, meest typisch als oppervlakkige dyspareunie, niet zelden ook als pijn bij tampongebruik of pogingen daartoe. Soms kan de pijn bij vestibulodynie ook uitgelokt worden door
Vulvodynie: lorsque faire l’amour est douloureuxt
Prof. dr. Hans Verstraelen, gynaecoloog Vrouwenkliniek van het UZ Gent
La dyspareunie, définie comme une douleur chronique ou récurrente lors de l’activité sexuelle, touche, selon les estimations de l’Organisation mondiale de la santé (OMS), entre 8 et 21,1% des femmes dans le monde entier. D’un point de vue clinique, on distingue généralement la dyspareunie profonde de la dyspareunie superficielle. La dyspareunie profonde s’observe typiquement dans le haut du petit bassin, voire dans le bas de l’abdomen en cas de pénétration profonde. La dyspareunie superficielle renvoie à une douleur plutôt superficielle avant, pendant et après l’acte sexuel au niveau de la vulve et même fréquemment au niveau du vestibule (vagin), entouré d’un épithélium non kératinisé qui va de la ligne de Hart à l’anneau hyménal en passant par l’intérieur de la petite lèvre mineure. De manière générale, la douleur vulvaire chronique – qu’elle se manifeste ou non cliniquement sous forme de dyspareunie – peut être liée à une série d’affections vulvo-vaginales, telles qu’énumérées dans la classification revue (voir Tableau 1) de l’International Society for the Study of Vulvovaginal Disease (ISSVD). La
8
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
dyspareunie superficielle n’est pas tant associée à une cause spécifique manifeste – en particulier à l’approche de la ménopause – mais est le plus souvent attribuée à une vulvodynie, une affection, ou plutôt un terme générique, pour la présentation clinique où une douleur vulvaire chronique est rapportée par la patiente et où la douleur ne peut pas être attribuée à une cause manifeste. La définition revue de la vulvodynie prévoit aussi un certain nombre de descripteurs qui permettent de décrire avec davantage de précision la présentation de la vulvodynie chez une patiente donnée (voir Tableau 1). Dans la plupart des environnements cliniques, on observe le plus souvent une présentation de vulvodynie avec avance, à savoir une vulvodynie primaire ou secondaire localisée et inductible à hauteur du vestibule du vagin, appelée aussi vestibulodynie. Contrairement à ce que laisse supposer la nomenclature un peu vague et descriptive, la présentation clinique est souvent caractéristique. La patiente, souvent jeune, manifeste une plainte
SEKSUALITEIT
DOSSIER
TABEL 1 Consensus terminologie en classificatie van persisterende vulvaire pijn en vulvodynie (Bornstein et al, 2016)
A. VULVAIRE PIJN GEASSOCIEERD MET EEN SPECIFIEKE AANDOENING* • • • • • • •
Infectieus (bv. recurrente candidiase, herpes genitalis) Inflammatoir (bv. lichen sclerosus, lichen planus, immunobulleuze aandoeningen) Neoplastisch (bv. ziekte van Paget, plaveiselcel carcinoma) Neurologisch (eg, postherpetische neuralgie, zenuwcompressie, of –beschadiging, neuroom) Trauma (bv. genitale mutilatie, obstetrisch) Iatrogeen (bv. postoperatief, chemotherapie, radiotherapie) Hormonale deficiënties (eg, genito-urinair syndroom van de menopauze [vulvovaginale atrofie], lactatie amenorroe)
VULVODYNIE – VULVAIRE PIJN AANWEZIG GEDURENDE MINSTENS 3 MAANDEN, ZONDER DUIDELIJKE AANWIJSBARE OORZAAK, MAAR MOGELIJK MET GEASSOCIEERDE FACTOREN. De volgende zijn descriptoren: • • • •
gelokaliseerd (bv. vestibulodynie, clitorodynie) of veralgemeend of gemengd(gelokaliseerd en veralgemeend) uitlokbaar (bv. insertie, contact) of spontaan of beide (uitlokbaar en spontaan) onset (primair of secondair) temporeel patroon (intermittent, persisterend, constant, onmiddellijk, vertraagd)
* Vrouwen kunnen tezelfdertijd zowel een specifieke aandoening (bv. lichen sclerosus) als vulvodynie hebben.
TABLEAU 1 Consensus de terminologie et de classification de douleurs vulvaires persistantes et de vulvodynie (Bornstein et al, 2016)
A. DOULEUR VULVAIRE ASSOCIÉE À UNE AFFECTION SPÉCIFIQUE* • • • • • • •
Infectieuse (ex. candidose récurrente, herpès génital) Inflammatoire (ex. lichen scléreux, lichen plan, affections bulleuses auto-immunes) Néoplasique (ex. maladie de Paget, carcinome épidermoïde) Neurologique (ex. névralgie post-herpétique, compression ou lésion d’un nerf, neurome) Traumatisme (ex. mutilation génitale, obstétrique) Iatrogène (ex. postopératoire, chimiothérapie, radiothérapie) Déficiences hormonales (ex. syndrome génito-urinaire de la ménopause [atrophie vulvo-vaginale], aménorrhée de lactation)
B. VULVODYNIE – DOULEUR VULVAIRE PRÉSENTE PENDANT AU MOINS 3 MOIS, SANS CAUSE MANIFESTE, MAIS AVEC POSSIBILITÉ DE FACTEURS ASSOCIÉS Les descripteurs sont • • • • •
localisés (ex. vestibulodynie, clitorodynie), généraux ou mixtes (localisés et généraux) inductibles (ex. insertion, contact), spontanés ou les deux (inductibles et spontanés) onset (primaire ou secondaire) modèle temporel (intermittent, persistant, constant, direct, retardé)
* Les femmes peuvent développer en même temps une affection spécifique (ex. lichen scléraux) et une vulvodynie.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
9
DOSSIER
strakke kledij, door fietsen, paardrijden, langdurig zitten, enz. De pijn wordt veelal omschreven als branderig, doch soms ook als schurend, rauw, ruw, snijdend of stekend. Klinisch onderzoek toont bij vulvodynie doorgaans geen bijzonderheden bij inspectie. Erytheem t.h.v. het vestibulum, meest typisch posterieur nabij de mondingen van de klieren van Bartholin beiderzijds kan waargenomen worden, maar is noch een specifiek, noch een obligaat teken. Het testen voor mechanische allodynie aanwezig over het vestibulum heeft wél een hoge voorspellende waarde, mits correct uitgevoerd. Deze test, beschreven als de Q-tip of cotton tip test, wordt verricht met een wattendrager (ter beschikking voor rechtstreeks microscopisch onderzoek bijvoorbeeld), die bij voorkeur licht bevochtigd wordt en waarbij de onderzoeker dan het vestibulaire weefsel met de met watten beklede tip van de wattendrager zo breed mogelijk zachtjes indrukt (tot een weefseldiepte van ca. 5 mm) over een zestal punten van een denkbeeldige klok en de patiënte voor elk punt vraagt een allodyniescore bv. volgens een VAS schaal van 0 tot 10 te willen aangeven. De Q-tip test vraagt enige ervaring en kan derhalve vals negatief tekenen indien
10
SEKSUALITEIT
niet correct uitgevoerd, bv. te oppervlakkig. Omgekeerd zal de Q-tip test uiteraard ook positief uitvallen bij eender welke aandoening met pijn gerefereerd t.h.v. het vestibulum, bv. bij vaginale atrofie ingevolge het genito-urinair syndroom van de menopauze, bij lichen planus, enz. Daarom is het obligaat om bij elke patiënte die zich aanbiedt met chronische vulvaire pijn en dus ook met oppervlakkige dyspareunie i.h.b., een omstandige anamnese af te nemen, een uitgebreid klinisch onderzoek te verrichten en dit te kaderen in een voldoende brede differentiaaldiagnose om gerichte behandeling toe te laten. Toch is vestibulodynie, zoals omschreven in de recent herziene definitie en classificatie (zie Tabel 1), stricto sensu geen uitsluitingsdiagnose en sluit de aanwezigheid van aanwijsbare vulvaire aandoening, de concomittante aanwezigheid van vulvodynie niet per definitie uit. De fysiopathologie van vestibulodynie is slechts fragmentarisch gekend. Histopathologisch zijn er weliswaar enkele terugkerende bevindingen gedocumenteerd in opeenvolgende studies die uitgingen van biopten genomen t.h.v. het vestibulum of van resectiestukken na
vestibulectomie, de heelkundige behandeling van de aandoening. De meest consistente bevinding is neuroproliferatie (“nerve sprouting”), gekenmerkt door een manifeste toename (zowel hyperplasie als hypertrofie) van terminale zenuwuiteinden van sensorische A- en C-vezels betrokken bij nociceptie t.h.v. het vestibulaire epitheel. Deze sterk toegenomen perifere zenuwdensiteit lijkt gepaard te gaan met chronische inflammatie, waarbij verschillende studies onderscheiden celtypes voor het voetlicht brachten (o.a. lymfocyten, mastcellen, fibroblasten en macrofagen) die centraal zouden staan bij de chronische inflammatie. Inmiddels bestaan er ook enkele knaagdiermodellen waarin vaginale pijn kan geïnduceerd worden o.a. door infectieuze en irritatieve agentia en waarbij een vergelijkbare anatomopathologisch beeld wordt waargenomen. Het blijft evenwel onduidelijk of de hyperinnervatie optreedt als gevolg van de inflammatie of omgekeerd (beide mechanismen zijn beschreven bij andere pathologieën) of een combinatie van beide en ook in welke mate de waargenomen weefselveranderingen het onderliggend anatomopathologisch correlaat zijn voor de klinische presentatie. Bijzonder
isolée de douleur vulvaire en l’absence d’autres symptômes vulvo-vaginaux et où la douleur est provoquée par des stimuli mécaniques. Il s’agit le plus souvent d’une dyspareunie superficielle. Il n’est pas rare que la douleur se manifeste lors de l’utilisation d’un tampon ou tentative d’utilisation. Dans le cas d’une vestibulodynie, la douleur peut parfois être provoquée par des vêtements saillants, le cyclisme, l’équitation, une position assise prolongée, etc. La douleur est généralement décrite comme brûlante, mais elle peut aussi être abrasive, crue, rude, coupante ou cinglante.
patiente se présente avec une douleur vulvaire chronique, en particulier en cas de dyspareunie superficielle, il faut obligatoirement effectuer une anamnèse et un examen clinique approfondis et cadrer ceux-ci dans un diagnostic différentiel suffisamment large pour permettre un traitement ciblé. Cependant, une vestibulodynie, telle que décrite dans la définition et la classification récemment revus (voir Tableau 1), n’est stricto sensu pas un diagnostic d’exclusion et la présence d’une affection vulvaire manifeste n’exclut pas par définition la présence concomitante d’une vulvodynie.
En cas de vulvodynie, l’examen clinique ne révèle généralement pas de particularités lors de l’inspection. On peut observer un érythème à hauteur du vestibule, le plus souvent postérieur, de part et d’autre des glandes de Bartholin, mais ce signe est ni spécifique ni obligatoire. Par contre, un test d’allodynie mécanique au-delà du vestibule a une forte valeur prédictive s’il est effectué correctement. Ce test, décrit comme le Q-tip, ou cotton tip test, est effectué avec une tige de coton (à disposition pour un examen microscopique direct par exemple), de préférence légèrement humidifié et au moyen duquel le médecin appuie légèrement mais le plus largement possible sur le tissu vestibulaire en utilisant la partie recouverte de coton (jusqu’à une profondeur de tissu d’environ 5 mm), et ce sur six points d’un cadran d’horloge fictif. Pendant cet examen, la patiente doit donner pour chaque point touché un score d’allodynie, par exemple sur une échelle VAS de 0 à 10. Le test Q exige une certaine expérience et peut par conséquent se révéler négatif s’il n’est pas effectué correctement, par exemple trop superficiellement. A l’inverse, le test Q-tip sera positif dans le cas de n’importe quelle affection douloureuse avérée à hauteur du vestibule, comme une atrophie vaginale résultant d’un syndrome génitourinaire de la ménopause, un lichen plan, etc. C’est pourquoi, lorsqu’une
La physiopathologie de la vestibulodynie n’est connue que de manière fragmentaire. D’un point de vue histopathologique, il existe certes quelques observations récurrentes documentées dans des études successives basées sur des tissus prélevés lors de biopsies à hauteur du vestibule ou de tissus de résection après une vestibulectomie, le traitement chirurgical de l’affection. L’observation la plus consistante est une neuroprolifération (“nerve sprouting”), caractérisée par une augmentation manifeste (hyperplasie comme hypertrophie) des extrémités terminales des nerfs de fibres sensorielles A et C, impliquées dans une nociception à hauteur de l’épithélium vestibulaire. Cette densité nerveuse périphérique accrue semble s’accompagner d’une inflammation chronique. Différentes études ont mis en évidence des types de cellules distincts (par exemple, lymphocytes, mastocytes, fibroblastes et macrophages) qui joueraient un rôle central dans l’inflammation chronique. Entre-temps, il existe aussi quelques modèles rongeurs où la douleur vaginale peut être induite par des agents infectieux et irritants par exemple et où une image anatomopathologique comparable est observée. Il n’est toutefois pas clair si l’hyper-innervation apparaît suite à l’inflammation ou inversement (les deux mécanismes sont décrits dans d’autres pathologies), voire une combinaison des deux, ainsi
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
SEKSUALITEIT
is alleszins dat recent dierexperimenteel onderzoek de associatie met verscheidene risicofactoren voor vestibulodynie weerhouden uit epidemiologisch onderzoek lijkt te ondersteunen. Tot de meer bestudeerde risicofactoren en associaties behoren een voorgeschiedenis van recurrente vulvovaginale Candida infecties, een voorgeschiedenis van misbruik, verwaarlozing en/of angst op kinderleeftijd, een voorgeschiedenis van allergie/atopie en een voorgeschiedenis van
angst- en stemmingsstoornissen. Het verband met hormonale factoren en de combinatiepil in het bijzonder blijft onduidelijk. Verder is er een krachtige associatie met multipele comorbiede pijnaandoeningen, o.a. fibromyalgie, prikkelbare darmsyndroom en interstitiële cystitis/ chronische blaaspijn Waarschijnlijk is vestibulodynie slechts een gemeenschappelijke klinische (eind)presentatie die kan ontstaan door een samenspel van
que la mesure dans laquelle les modifications de tissu observées sont le corollaire anatomopathologique sous-jacent de la présentation clinique. Ce qui est en tout cas particulier, c’est que de récentes recherches basées sur des expériences sur des animaux semblent soutenir le principe d’association avec différents facteurs de risque de vestibulodynie, retenue de recherches épidémiologiques. Parmi les facteurs de risque et associations davantage étudiés, on trouve des antécédents d’infections vulvo-vaginales candida récurrentes, des antécédents d’abus, une négligence et/ou des angoisses pendant l’enfance, des antécédents d’allergie/atopie et des antécédents de troubles de l’angoisse et de l’humeur. Le lien avec des facteurs à caractère hormonal, la pilule de combinaison en particulier, semble incertain. Par ailleurs, il existe une forte association avec de multiples affections
DOSSIER
multipele potentiële risicofactoren, zowel genetische als omgevingsfactoren en zowel biologische als psychosociale factoren. Eens de pijn zich als oppervlakkige dyspareunie manifesteert zal, zelfs indien de allodynie nog maar in geringe mate aanwezig is bij het vrijen, zal dit snel leiden tot enerzijds een verstoorde seksuele responscyclus met verstoorde lubricatie en anderzijds tot een toegenomen bekkenbodemtonus met bekkenbodemdysfunctie (= vaginisme, bij de
comorbides douloureuses, comme la fibromyalgie, le syndrome du colon irritable et une cystite interstitielle/douleur chronique de la vessie. La vestibulodynie n’est probablement qu’une présentation (finale) clinique commune qui peut apparaître en cas de présence concomitante de multiples facteurs de risque potentiels, tant des facteurs environnementaux que génétiques, mais aussi des facteurs biologiques et psychosociaux. Une fois que la douleur se manifeste sous forme de dyspareunie superficielle, elle mènera rapidement, même si l’allodynie n’est pas encore très présente pendant l’acte sexuel, à un cycle de réponse sexuelle perturbé, avec lubrification perturbée d’une part et augmentation
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
11
DOSSIER meeste patiënten aanwezig, wellicht secundair aan de dyspareunie). Verstoorde lubricatie en toegenomen bekkenbodemtonus leiden op hun beurt tot een fors toegenomen frictie over het reeds overgevoelige vestibulum en dus een exacerbatie van de dyspareunie die ervaren wordt door de patiënte met vestibulodynie. De seksualiteit zal dan doorgaans verder verstoord worden door cognitieve en affectieve factoren, waarbij ook de dyadische factoren tussen partners een rol spelen. Bij aanmelding van de patiënte met vestibulodynie zal er doorgaans een grondige verstoring zijn van de seksualiteit met sterk verstoord zelfbeeld en belangrijke relationele impact. Anderzijds kunnen de coping strategieën tussen verschillende patiënten en koppels sterk uiteenlopen. Het is alleszins aanbevelenswaardig om deze patiëntes en hun partners een multidisciplinair zorgkader te bieden, waarbij in eerste instantie de aandoening voldoende ruim gekaderd kan worden door zowel arts als door de seksuoloog. Tezelfdertijd dient opgemerkt dat er spijts de prevalentie en de impact van deze complexe aandoening er bijzonder weinig klinische evidentie voor behandeling voorhanden is. Anderzijds zijn er wel heel wat richtlijnen vanuit de verschillende
SEKSUALITEIT
professionele organisaties opgesteld. Er is daarbij een toenemende interesse voor psychologische interventies, cognitieve gedragstherapie en mindfulness in het bijzonder. Medicamenteuze behandeling verloopt in belangrijke mate parallel met de behandeling van neuropatische pijnen, waarbij in veel centra behandeld wordt met tricyclische antidepressiva zoals amitriptyline en nortriptyline, antidepressiva behorende tot de klasse van de SNRIs zoals duloxetine en venlafaxine en met anti-epileptica zoals gabapentine en pregabaline. Deze laatste kunnen overigens ook topisch toegepast worden. Parallel aan deze behandeling wordt het advies verleend om pijn te mijden wat dus vaak het mijden van penetratie behelst, terwijl de intimiteit hersteld wordt. Zelfs indien de behandeling succesvol is, wat kan worden opgevolgd d.m.v. de hoger vermelde allodyniescores volgens VAS schaal, duurt het globale behandeltraject lang. Een belangrijke componente is ten slotte de bekkenbodemkinesitherapie ter behandeling van het secundaire vaginisme en de bekkenbodemdysfunctie, doch dit is enkel zinvol indien er reeds voldoende pijndemping bekomen werd om de kinesitherapeutische begeleiding min of meer pijnloos toe te laten. Het dient tot slot vermeld dat heelkunde eveneens
du tonus du périnée avec dysfonctionnement du périnée d’autre part (= vaginisme, présent chez la majorité des patientes, quoique secondaire à la dyspareunie). Une lubrification perturbée et un tonus accru du périnée entraînent à leur tour une forte augmentation de la friction sur le vestibule, déjà hypersensible, et donc une exacerbation de la dyspareunie ressentie par la patiente souffrant de vestibulodynie. La sexualité sera généralement perturbée encore davantage par des facteurs cognitifs et affectifs, les facteurs dyadiques entre partenaires jouant un rôle également. Lorsqu’une patiente se présente avec une vestibulodynie, la sexualité est le souvent profondément perturbée, ce qui affecte à son tour l’image de soi et a un impact relationnel important. Toutefois, les stratégies de gestion du problème des différentes patientes et des couples peuvent fortement varier. Il est en tout cas recommandé d’offrir à ces patientes et à leur partenaires un cadre de soins multidisciplinaire, qui permet tout d’abord de suffisamment cadrer l’affection, tant par le médecin que par le sexologue. En même temps, il faut remarquer que, malgré la prévalence et l’impact de cette affection complexe, il existe très peu d’évidence clinique pour son traitement. Certes, de nombreuses directives ont été établies par différentes organisations professionnelles. On observe ainsi un intérêt croissant pour les interventions psychologiques, les thérapies comportementales cognitives et le mindfulness en particulier. Le traitement médicamenteux se déroule majoritairement en parallèle avec le traitement des douleurs neuropathiques, de nombreux centres pratiquant un traitement au moyen d’antidépresseurs tricycliques, comme l’amitriptyline et la nortriptyline, d’antidépresseurs qui appartiennent à la catégorie des SNRI, comme la duloxetine et la venlafaxine, et d’anti-épileptiques, comme la gabapentine et la pregabaline. Ces derniers peuvent par ailleurs aussi être utilisés de manière topique. Parallèlement à ce traitement, on conseille d’éviter la
12
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
een beproefde behandeling is, overigens mede ondersteund door klinische evidentie, althans voor wat betreft een vestibulectomie, een ingreep specifiek beschreven voor deze aandoening. De ingreep is evenwel niet altijd succesvol en de meeste richtlijnen voorzien een reserve voor deze aandoening, met name bij falen van conservatieve maatregelen. Samenvattend kan gesteld worden dat, hoewel tal van vulvovaginale aandoeningen gepaard kunnen gaan met chronische pijn, dyspareunie of pijn bij het vrijen in het bijzonder, oppervlakkige dyspareunie voor de menopauze het vaakst geassocieerd is aan vestibulodynie, een complexe en wellicht multifactoriële pijnaandoening die zich kenmerkt door uitgesproken en aantoonbare mechanische allodynie over het vestibulum vaginae bij aanraking. De aandoening gaat meestal gepaard met secundaire bekkenbodemhypertonie of vaginisme en gaat verder niet zelden gepaard met andere pijnaandoeningen. De behandeling vergt een multidisciplinair zorgkader en zal toegewijde zorg over een langere behandelingsduur behelzen.
douleur, ce qui implique souvent d’éviter la pénétration, tandis que l’intimité est rétablie. Même si le traitement s’avère concluant, ce qui peut être contrôlé au moyen des scores d’allodynie sur l’échelle VAS, évoqués plus haut, la durée totale du traitement est longue. Enfin, une composante importante est la kinésithérapie du périnée pour traiter le vaginisme secondaire et le dysfonctionnement du périnée. Celle-ci n’est toutefois utile que si l’on a déjà obtenu une atténuation de la douleur, afin que l’accompagnement kinésithérapeutique se déroule plus ou moins sans douleur. Enfin, il faut signaler que la chirurgie est un traitement qui a fait ses preuves également, soutenu par ailleurs par l’évidence clinique, en tout cas en ce qui concerne une vestibulectomie, l’intervention spécifique décrite pour cette affection. Cette intervention ne réussit cependant pas toujours et la plupart des directives prévoient une réserve pour cette affection, notamment en cas d’échec des mesures conservatives. En résumé, on peut affirmer que, bien que les affections vulvo-vaginales puissent s’accompagner de douleur chronique, de dyspareunie ou douleur pendant l’acte sexuel en particulier, la dyspareunie chronique avant la ménopause est le plus souvent associée à une vestibulodynie, une affection douloureuse complexe et sans doute multifactorielle qui se caractérise par une allodynie mécanique prononcée et manifeste sur le vestibule vaginal au toucher. L’affection s’accompagne généralement d’une hypertonie secondaire du périnée ou vaginisme et parfois aussi d’autres affections douloureuses. Le traitement demande un cadre de soins multidisciplinaire et implique des soins attentifs pendant une longue durée de traitement. meest typisch als oppervlakkige dyspareunie, niet zelden ook als pijn bij tampongebruik of pogingen daartoe. Soms kan de pijn bij vestibulodynie ook uitgelokt worden door
SEKSUALITEIT
DOSSIER
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
13
DOSSIER
SEKSUALITEIT
Welke revalidatie voor erectiele disfunctie na een prostatectomie? Bron: Priya Kannan et al.: Effectiveness of physiotherapy interventions for improving erectile function and climacturia in men after prostatectomy: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Clinical rehabilitation, 2019;33:1298-1309. Mediquality 20/12 - Een prostatectomie is een chirurgisch alternatief voor de behandeling van prostaatkanker. Deze ingreep kan de oorzaak zijn van verschillende types van complicaties zoals pijn, erectiele disfuncties (onmogelijkheid om een adequate erectie te krijgen en te behouden voor seksuele betrekkingen), of nog climacturie (verlies van urine tijdens de ejaculatie). Maar de spieren van de bekkenbodem bij de man spelen een belangrijke rol tijdens de
seksuele betrekkingen, daarom kan een arts na deze ingreep perineale revalidatie voorstellen. De voorgestelde therapieën omvatten in het bijzonder de versteviging van de bekkenbodemspieren, elektrische stimulatie en biofeedback. Een systematische literatuurreview heeft de efficiëntie onderzocht van deze fysiotherapie-interventies die de erectiele functie en de climacturie na een prostatectomie moeten verbeteren. SIGNIFICANTE RESULTATEN MET SPIERVERSTEVIGING IN COMBINATIE MET BIOFEEDBACK De selectie omvatte 127 potentieel relevante artikelen, maar slechts zeven voldeden aan de inclusiecriteria. De meta-analyse van twee studies kwam tot een significant statistisch effect voor de erectiele functie
door de training van de bekkenbodemspieren in combinatie met biofeedback, vergeleken met geen behandeling en dit tijdens een evaluatie na een follow-upperiode van 12 maanden (relatief risico (RR) = 3,65, betrouwbaarheidsinterval 95% (IC) = 1,0213,05) ; p = 0,05). Een kleine studie (n = 31) toonde dan weer aan dat een groter aantal mannen met climacturie een significant verbeterd effect opmerkte in de groep van spierversteviging plus elektrische stimulatie en dit vergeleken met een controlegroep zonder behandeling (RR = 15,60, IC 95% = 0,95254,91; p = 0,05). Uit een meta-analyse van twee studies bleek dat er geen significant statistisch verschil was tussen de groepen die als behandeling enkel werkten aan de versteviging van de bekkenbodemspieren, of dit nu voor de erectiele functie of climacturie was, en dit tijdens een follow-up op lange termijn. Het lijkt er dus op dat bekkenbodemspierversteviging
Quelle revalidation pour des dysfonctionnements érectiles après une prostatectomie? Source: Priya Kannan et al.: Effectiveness of physiotherapy interventions for improving erectile function and climacturia in men after prostatectomy: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Clinical rehabilitation, 2019;33:1298-1309. Mediquality 20/12 – Une prostatectomie est une alternative chirurgicale pour le traitement du cancer de la prostate. Cette intervention peut être à l’origine de différents types de complications, tels que douleurs, dysfonctionnements érectiles (incapacité à avoir ou maintenir une érection adéquate pour des rapports sexuels) ou encore climacturie (perte d’urine lors de l’éjaculation). Toutefois, les muscles du périnée de l’homme jouant un rôle important pendant les rapports
14
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
sexuels, le médecin peut proposer une revalidation du périnée après ce type d’intervention. Les thérapies proposées comprennent en particulier le renforcement des muscles du périnée, une stimulation électrique et un biofeedback. Une revue systématique de la littérature consacrée à ce sujet a analysé l’efficacité de ces interventions physiothérapeutiques visant à améliorer la fonction érectile et la climacturie après une prostatectomie. RÉSULTATS SIGNIFICATIFS AVEC LE RENFORCEMENT MUSCULAIRE COMBINÉ AU BIOFEEDBACK La sélection comprend 127 articles potentiellement pertinents, mais seuls sept répondaient aux critères d’inclusion. La méta-analyse de deux études a mené à un effet statistique significatif pour la fonction érectile par renforce-
ment des muscles du périnée en combinaison avec le biofeedback, comparé à l’absence de traitement, et ce pendant une évaluation après une période de suivi de 12 mois (risque relatif (RR) = 3,65, intervalle de fiabilité 95% (IC) = 1,02-13,05) ; p = 0,05). Une petite étude (n = 31) a démontré, pour sa part, qu’un plus grand nombre d’hommes souffrant de climacturie remarquait une amélioration significative dans le groupe traité avec renforcement musculaire et stimulation électrique comparé au groupe de contrôle sans traitement (RR = 15,60, IC 95% = 0,95-254,91; p = 0,05). D’une métaanalyse de deux études il ressort qu’il n’y a pas de différence statistiquement significative entre les groupes traités uniquement au moyen d’un renforcement des muscles du périnée, que ce soit pour la fonction érectile ou la climacturie, et ce pendant le suivi ou à long terme. Il semble donc que le renforcement des muscles
SEKSUALITEIT
DOSSIER
in combinatie met biofeedback, alsook een langere duur van behandeling (meerdere maanden), de beste aanpak is om de erectiele functie na een prostatectomie te verbeteren. Het effect van enkel de versteviging van de bekkenbodemspieren blijft onzeker. De gegevens van een enkele studie toonden aan dat de versteviging in combinatie met een elektrische stimulatie gunstig was voor climacturie na een prostatectomie. Hoewel er echter geen enkel empirisch bewijs is dat elektrische stimulatie kwaadaardige cellen verspreidt, staat in de huidige aanbeveling te lezen om deze aanpak enkel voor een terminale fase voor te behouden. Een ander belangrijk punt uit deze diverse studies is dat de therapietrouw van de deelnemer en de supervisie van de therapeut een niet te verwaarlozen rol spelen bij dit herstel.
du périnée combiné au biofeedback, ainsi qu’une durée de traitement plus longue (plusieurs mois), soit la meilleure approche pour améliorer la fonction érectile après une prostatectomie. L’effet du seul renforcement des muscles du périnée reste incertain. Les données d’une seule étude démontrent que le renforcement musculaire en combinaison avec une stimulation électrique s’est révélé favorable pour la climacturie après une prostatectomie. Bien qu’il n’existe pas de preuve empirique que la stimulation électrique favorise la dissémination des cellules malignes, les recommandations actuelles préconisent de réserver cette approche à la seule phase terminale. Un autre point important qui ressort de différentes études est que l’observance thérapeutique du participant et la supervision par le thérapeute jouent un rôle non négligeable dans le processus de revalidation.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
15
DOSSIER
SEKSUALITEIT
Hoe benader je een erectie probleem? Praat erover Bron: farmasfeer door Philippe Mauclet
19% bij mannen tussen 30 en 80 jaar, met een stijging van 2% tot 53% volgens de leeftijd (2).
Een erectiestoornis is een complex fenomeen dat meerdere oorzaken kan hebben. Het kan bevorderd worden door bepaalde geneesmiddelen. Als we dit probleem op een goede manier willen aanpakken, moeten we eerst een vertrouwensband opbouwen. Fosfodiësterase type 5-remmers worden als de eerstelijnsbehandeling beschouwd. Er zijn ook enkele alternatieven die regelmatig vermeld worden.
WAAROM? Er zijn meerdere oorzaken mogelijk. Een erectiestoornis kan een psychische oorzaak hebben, die bijvoorbeeld verband houdt met stress of met de partner. Ze kan ook het
eerste teken zijn van een cardiovasculaire ziekte, wijzen op een neurologisch probleem of een hormonale stoornis, het gevolg zijn van een trauma, chirurgische ingreep of een behandeling met radiotherapie, in het bijzonder bij patiënten met prostaatkanker. We moeten ook denken aan bepaalde geneesmiddelen zoals antihypertensiva van het type thiazidediuretica
Een erectiestoornis wordt klassiek omschreven als een aanhoudend onvermogen om een erectie die volstaat om een bevredigend seksueel contact te hebben, te bereiken en in stand te houden (1). De prevalentie ervan varieert volgens de leeftijd en de ernst van de aandoening. De Cologne Study, waar vaak naar verwezen wordt, vermeldt een prevalentie van
Comment approcher un problème d’érection? Parlez-en. Source: sphère pharmaceutique par Philippe Mauclet Un trouble de l’érection est un phénomène complexe qui peut avoir des causes multiples. Il peut en outre être favorisé par la prise de certains médicaments. Pour approcher ce problème de manière adéquate, il faut d’abord établir un lien de confiance avec le patient. Les inhibiteurs de la phosphodiestérase de type 5 sont considérés comme un traitement de première ligne. Des thérapies alternatives sont toutefois mentionnées régulièrement.
la gravité de l’affection. La Cologne Study, à laquelle l’on réfère fréquemment, fait état d’une prévalence de 19% chez les hommes âgés de 30 à 80 ans, avec une augmentation de 2% à 53% selon l’âge (2).
QUELLE EST LA CAUSE? Il peut y avoir différentes causes. Un trouble de l’érection peut avoir une cause psychique, en lien par exemple avec le stress ou le partenaire. Il peut aussi être le premier signe
Un trouble de l’érection est généralement décrit comme une incapacité persistante à avoir, obtenir ou maintenir une érection suffisante pour un contact sexuel satisfaisant (1). Sa prévalence varie en fonction de l’âge et de
16
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
16
SEKSUALITEIT
DOSSIER
of bètablokkers, bepaalde antidepressiva zoals serotonineheropnameremmers of tricyclische antidepressiva, antipsychotica enz. Ook zgn. recreatieve drugs zoals alcohol, marihuana of cocaïne kunnen op seksueel vlak stokken in de wielen steken. Tot slot moeten we soms aan een gemengde etiologie denken. WAT KUNNEN WE DOEN? Over erectiestoornissen heerst er nog vaak een taboe en de eerste uitdaging om er een beter inzicht in te krijgen en ze te kunnen verhelpen bestaat erin om een ontspannen sfeer te creëren. Om het probleem goed te kunnen evalueren moeten we een vrij gedetailleerde anamnese afnemen over de omstandigheden waarin de stoornis is opgetreden: de emotionele context, de antecedenten enz. Er moet een lichamelijk onderzoek worden uitgevoerd om een eventuele misvorming van de penis, een prostaataandoening of tekenen van hypogonadisme op te sporen die het probleem kunnen verklaren.
d’une maladie cardiovasculaire, indiquer un problème neurologique ou un trouble hormonal, résulter d’un traumatisme, d’une intervention chirurgicale ou d’une radiothérapie, en particulier chez les patients atteints du cancer de la prostate. Il faut aussi songer à l’utilisation de certains médicaments, comme les antihypertenseurs de type diurétiques thiazidiques ou bêtabloquants, certains antidépresseurs comme les inhibiteurs de recapture de la sérotonine ou les antidépresseurs tricycliques, les antipsychotiques, etc. Les drogues dites récréatives, comme l’alcool, la marihuana ou la cocaïne peuvent aussi gripper la machine. Enfin, il faut parfois songer à une étiologie mixte. QUE PEUT-ON FAIRE? Il existe encore souvent un tabou autour des troubles de l’érection. Le premier défi consiste par conséquent à avoir une vue aussi claire que possible du trouble. Pour y remédier, il faut par
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
17
DOSSIER
De ernst van de erectiestoornis kan geëvalueerd worden met een gestandaardiseerde vragenlijst zoals de IIEF (International Index of Erectile Function), en soms zijn bepaalde onderzoeken of diagnostische tests geïndiceerd. Overleg met de huisarts, de uroloog of de seksuoloog is vaak nuttig. WAT KUNNEN WE AANRADEN? Erectiestoornissen hangen samen met verschillende cardio-metabole risicofactoren: obesitas, diabetes, lipidenstoornissen, metabool syndroom, roken, gebrek aan lichaamsbeweging enz. Het is dan ook nuttig om de levensstijl van de patiënt na te vragen. Er zijn weliswaar weinig studies die aantonen dat een aanpassing van de levensstijl een grote invloed heeft op de erectiele functie (1), maar het effect van de levensstijl op de cardio-metabole gezondheid staat duidelijk vast. En aangezien er een verband bestaat tussen de cardio-metabole factoren en erectiestoornissen… Wat de medicamenteuze behandeling betreft, worden de fosfodiësterase type 5-remmers zoals sildenafil, tadalafil en avanafil als eerstelijnsbehandeling beschouwd. De keuze tussen die verschillende verbindingen hangt
ailleurs créer une atmosphère détendue. Afin de bien évaluer le problème, il faut réaliser une anamnèse assez détaillée des circonstances dans lesquelles le trouble est apparu: le contexte émotionnel, les antécédents, etc. Un examen physique doit être effectué pour détecter une éventuelle malformation du pénis, une affection de la prostate ou des signes d’hypogonadisme, qui pourraient expliquer le problème. La gravité du trouble de l’érection peut être évaluée à partir d’un questionnaire standardisé, comme l’IIEF (International Index of Erectile Function). Parfois, certains examens ou tests diagnostics sont par ailleurs indiqués. Une concertation entre le médecin généraliste, l’urologue ou le sexologue peut souvent s’avérer utile. QUEL TRAITEMENT CONSEILLER? Les troubles de l’érection sont en lien avec différents facteurs de risque cardiométaboliques: obésité, diabète, troubles des lipides, syndrome métabolique, tabagisme, manque d’exercice physique, etc. Il est par conséquent utile de s’enquérir du mode de vie du patient. Il existe cependant peu d’études démontrant qu’une modification du style de vie a un impact important sur la fonction érectile (1). Par contre, l’effet du mode de vie
18
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
SEKSUALITEIT
SEKSUALITEIT
af van meerdere factoren, zoals de frequentie van de seksuele betrekkingen, occasioneel of regelmatig gebruik, de persoonlijke ervaring van de patiënt enz. De snelheid van werking en de werkingsduur van de verschillende fosfodiësterase type 5-remmers varieert. We herinneren eraan dat de inname van nitraten een absolute contra-indicatie vormt voor het gebruik ervan. Gelijktijdige toediening met bepaalde antihypertensiva kan het effect van die laatste licht verhogen. Om de werkzaamheid van PDE5-remmers te kunnen evalueren, is het belangrijk dat de patiënt zich aan de gebruiksvoorwaarden houdt. Bij een patiënt die geen medicamenteuze behandeling mag krijgen wegens een comorbiditeit, kunnen we denken aan een vacuüm- of erectiepomp, op voorwaarde dat de patiënt goed geïnformeerd wordt. Intracaverneuze injecties met het prostaglandine alprostadil worden door de European Association of Urology als een tweedelijnsbehandeling beschouwd (1). Intraurethrale toediening van alprostadil vormt een alternatief bij patiënten die een minder invasieve aanpak wensen. Als laatste klassieke behandeling vermelden we nog de chirurgische
sur la santé cardio-métabolique est prouvé. Et comme il existe un lien entre les facteurs cardiométaboliques est les troubles de l’érection… En ce qui concerne le traitement médicamenteux, les inhibiteurs de la phosphodiestérase de type 5, comme sildénafil, tadalafil et avanafil, sont considérés comme un traitement de première ligne. Le choix entre ces différentes combinaisons dépend de facteurs divers, comme la fréquence des rapports sexuels, la consommation occasionnelle ou régulière, l’expérience personnelle du patient, etc. La vitesse et la durée d’action des différents inhibiteurs de la phosphodiestérase de type 5 varient. Nous rappelons que la prise de nitrates constitue une contre-indication absolue à leur utilisation. En outre, l’administration conjointe de certains antihypertenseurs peut légèrement augmenter l’effet de ce dernier. Afin d’évaluer l’efficacité des inhibiteurs de la PDE5, il est important que le patient se tienne aux conditions d’utilisation. Chez un patient qui ne peut pas recevoir de traitement médicamenteux pour cause de comorbidité, on peut envisager l’utilisation d’une pompe à vide ou d’une pompe à érection, à condition que le patient soit bien informé. Les injections intracaverneuses de la prostaglandine alprostadil sont considérées par la European
implantatie van een penisprothese, een derdelijnsbehandeling. EN DE NATUURLIJKE METHODEN? Onderzoekers hebben hoge dosissen ginseng vergeleken met een placebo bij patiënten met een lichte tot matige erectiestoornis (3). Uit hun resultaten bleek dat de erectiefunctie statistisch significant verbeterde in de groep die ginseng kreeg. Hun waarneming werd bevestigd in een dubbelblinde studie met kruisende groepen, waarin de stijfheid van de penis, gemeten met het toestel Rigiscan, significant bleek te verbeteren (4). Die gegevens wijzen erop dat ginseng de erectiefunctie verbetert, maar van gember is daarentegen niet duidelijk aangetoond dat het een afrodisiacum is. Die eigenschap van gember werd al in de 17e of in het begin van de 18e eeuw beschreven, maar is nooit bevestigd. Hetzelfde geldt voor Ginkgo biloba. Het hout van Richeria grandis (‘Bois bandé’) is een bestanddeel van Antilliaanse rum. Het gunstige effect ervan op de erectie is niet duidelijk aangetoond. Yohimbine is een alkaloïde dat geëxtraheerd wordt uit de schors van de Yohimbe, een boom uit West-Afrika. Voor de komst van de PDE5-remmers werd het vaak gebruikt.
DOSSIER
De werkzaamheid ervan werd in tal van studies geëvalueerd, maar de resultaten zijn tegenstrijdig. Tuber melanosporum, beter bekend als de zwarte truffel, zou precursoren van testosteron aanmaken. In truffels is in elk geval een stof aangetroffen die dicht bij testosteron ligt: het 5-alfa-androst-16-en-3-alfa-ol (5). Ook van chocolade wordt al sinds de 16e eeuw beweerd dat het een afrodisiacum is. In een vrij recente studie werd een groep vrouwen die elke dag chocolade aten vergeleken met een groep vrouwen die dat niet deden (6). Uit de resultaten blijkt dat de FSFI (Female Sexual Function Index) in de eerste groep verbeterde. Na correctie voor de leeftijd was het verschil echter niet meer significant. Alcohol verhoogt het verlangen, maar vermindert de prestaties.
Association of Urology comme un traitement de deuxième ligne (1). L’administration intraurétrale d’alprostadil constitue une alternative chez les patients qui souhaitent une approche moins invasive. Comme dernier traitement classique, mentionnons l’implantation chirurgicale d’une prothèse pénienne, un traitement de troisième ligne.
n’a pas non plus été clairement démontré.
QUID DES MÉTHODES NATURELLES? Des chercheurs ont comparé la prise de fortes doses de ginseng avec un placebo chez des patients présentant un trouble de l’érection léger à modéré (3). Des résultats il ressort que la fonction érectile s’était statistiquement améliorée dans le groupe qui prenant du ginseng. Cette observation a été confirmée par une étude doublement aveugle menée auprès de groupes se croisant, où la rigidité du pénis, mesurée au moyen de l’appareil Rigiscan, s’avérait s’améliorer significativement (4). Ces données démontrent que le ginseng améliore la fonction érectile. Par contre, le caractère aphrodisiaque du gingembre n’est pas clairement démontré. Cette caractéristique du gingembre a été décrite au 17e ou au début du 18e siècle, mais n’a jamais été confirmée. Il en va de même du Ginkgo biloba. Le bois de richeria grandis (‘Bois bandé’) est une composante du rhum antillais. Son effet bénéfique sur l’érection
Le tuber melanosporum, mieux connu sous le nom de truffe noire, fabriquerait des précurseurs de testostérone. On a en tout cas découvert dans les truffes une substance proche de la testostérone:5-alfa-androst-16-en-3-alfa-ol (5).
La yohimbine est un alcaloïde extrait de l’écorce du Yohimbe, un arbre d’Afrique de l’Ouest. Il était souvent utilisé avant l’arrivée des inhibiteurs de la PDE5. Son efficacité a été analysée dans maintes études, mais les résultats sont contradictoires.
Depuis le 16e siècle, on confère également au chocolat des caractéristiques aphrodisiaques. Dans une étude assez récente, on a comparé un groupe de femmes qui consomme quotidiennement du chocolat à un groupe de femmes qui n’en consommait pas (6). Des résultats il ressort que le FSFI (Female Sexual Function Index) était meilleur dans le premier groupe. Après correction de l’âge, la différence ne s’avérait toutefois plus significative. Quant à l’alcool, il augmente le désir, mais diminue les prestations.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
19
DOSSIER
SEKSUALITEIT
Seksuologische revalidatie – een multidisciplinaire aanpak vanuit de praktijk in het Nationaal MS Centrum Caroline Vermeulen, kinesitherapeut, specialisatie bekkenbodemspiertherapie en lid van de Werkgroep Intimiteit en Seksualiteit. Nationaal MS Centrum, Melsbroek, België wis@mscenter.be
Wanneer iemand de diagnose van MS, of een vergelijkbare chronische ziekte, krijgt, zal dit zijn/haar leven waarschijnlijk beïnvloeden in alle aspecten van het dagelijks leven en functioneren. Mobiliteitsproblemen, veranderingen in het sociale leven, … kunnen het algemene welbevinden en zelfbeeld aantasten. Alhoewel we allemaal vinden dat intimiteit en seksualiteit een integraal deel van het leven uitmaken, worden deze onderwerpen zelden opgenomen in de revalidatiedoelstellingen. Daardoor blijven patiënten vaak zitten met vragen of bekommernissen. De laatste jaren zien we echter een kentering en krijgt deze delicate materie eindelijk een plaats(je) in de revalidatie. Gelukkig! Sinds de oprichting van de Werkgroep Intimiteit en Seksualiteit (WIS) in 2010 proberen wij dit thema multidisciplinair aan te pakken in het Nationaal Multiple Sclerose Centrum. De werkgroep bestaat momenteel uit een revalidatiearts, twee psychologen, een ergotherapeut, twee sociale werkers, een logopediste, een MS Nurse en vier kinesitherapeuten waaronder drie bekkenbodemspierspecialisten.
Via het invoeren van het PLISSIT model in het centrum streven we ernaar om een mentaliteit van permissie te bekomen waarbij iedereen erkent dat intimiteit en seksualiteit integraal deel uitmaken van het leven en daardoor ook van de zorg. Dit gebeurt via permanente educatie (van personeel en patiënten) en jaarlijkse sensibilisatie-acties. Als groep hebben we specifieke opleidingen gevolgd rond communicatie en het geven van praktisch advies. Naast het gebruik van informatieve brochures die duidelijk zichtbaar in de gangen aanwezig zijn, vragen we bij opname of bilan ook proactief naar de verwachtingen rond dit thema. Afhankelijk van de hulpvraag, organiseren we een interventie binnen het WIS team. Advies kan betrekking hebben op primair seksuele dysfuncties die rechtstreeks gerelateerd zijn aan neurologische problemen, of op secundaire dysfuncties zoals spasticiteit, blaas- en of darmproblemen, vermoeidheid, … Daarnaast spelen we ook in op tertiaire invloeden die invloed kunnen hebben op intimiteit en seksualiteit zoals veranderd zelfbeeld, communicatieproblemen en evoluerende koppel-dynamieken. Sinds 2011 hebben een honderdtal personen al om advies gezocht bij de WIS. Via openheid en zichtbaarheid hebben we geleidelijk aan een relatie kunnen opbouwen met onze patiënten waarbij wij op onze beurt hun vertrouwen hebben verkregen. Dit ging samen met een leerproces voor het
seksuele problemen of bezorgdheden
minder stimuli en motivatie om intimiteit en seksualiteit te beleven
schaamte en negatieve gedachten
fysieke, psychologische en relationele problemen
vermijding van intimiteit en seksualiteit
20
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
stress/faalangst/ prestatiedruk
SEKSUALITEIT
team, elk op zijn domein, waarbij de expertise zich kon ontwikkelen. Als kinesitherapeut en bekkenbodemspecialist, wil ik een graag inzicht geven in onze werking en aanpak. WAAROM INTIMITEIT & SEKSUALITEIT ALS REVALIDATIEDOEL? Vanuit onze cultuur en opvoeding is het zowel voor de hulpvrager als de hulpverlener niet altijd makkelijk om over intimiteit en seksualiteit te praten met derden. Bij velen is het al moeilijk om er als koppel onderling over te praten. Daarnaast hebben de meeste psychologen en seksuologen weinig inzicht in de seksuele dysfuncties bij chronische en progressieve aandoeningen zoals multiple sclerose. Al te vaak wordt dit onderwerp dan ook uit de weg gegaan en dit is jammer want het niet aanhoren en behandelen ervan verhoogt enkel het gevoel van onvermogen en onbehagen bij de patiënt zelf en daardoor ook bij het koppel indien van toepassing. Een holistische aanpak van lichaam, emoties, gedachten en relatie kan deze vicieuze cirkel helpen vermijden. De aanvaarding door de hulpvrager van zijn/haar huidige situatie is hierbij dé sleutel om verdere mogelijkheden van een veranderde seksualiteit te exploreren. WERK AAN DE WINKEL In haar masterproef (2014) nam Eva De Backer de seksuele counseling bij personen met MS onder de loep. Naast literatuuronderzoek, richtte ze zich in een kwalitatief onderzoek met open vragenlijsten tot hulpverleners in verschillende centra in België en Nederland, waarbij ook onze
prille werkgroep werd betrokken. Een vijftal conclusies werden voor ons, als groep, een leidraad om onze werking verder uit te werken: Het belang om seksualiteit bespreekbaar te maken kwam duidelijk naar voren, waarbij hulpverleners (pro)actief durven vragen naar problemen rond intimiteit en seksualiteit, samen met de mogelijkheid om dit openlijk te bespreken. Dit kan helpen om taboes te doorbreken en mythes rond ‘normale’ seksualiteit te ontkrachten. Hierbij viel op dat de huidige opleidingen (in alle disciplines) te weinig tijd investeerden in het leren omgaan met hulpvragen rond seksualiteit. Daarnaast was er een hoge nood aan multidisciplinaire bijscholingen waarbij elke discipline op zijn specifieke manier kan leren ontdekken hoe het zijn steentje kan bijdragen. Het uitwisselen van ervaringen is hierin een zeer leerrijke factor. Er was ook nood aan een vroege screening van de impact van MS op het seksueel functioneren door arts, neuroloog of verpleging. In 2014 was er ook geen duidelijk overzicht van brochures en websites, vandaar de aanbeveling om deze zelf aan te maken indien die nog niet zouden bestaan. Deze besluiten werden voor ons een handvat om door te groeien als werkgroep en onze visie verder uit te werken. (BASIS)ATTITUDES BINNEN HET REVALIDATIETEAM Na een interne bijscholing over seksualiteit bij MS werd de Werkgroep voor Intimiteit en Seksualiteit
DOSSIER
(WIS) in 2010 samengesteld uit een brede groep therapeuten vanuit verschillende disciplines. Om de juiste basisattitudes en vaardigheden te verkrijgen, werden bijscholingen en opleidingen gevolgd. In 2012 hebben twee Nederlandse seksuologen Riet Pieters en Jim Bender ons begeleid tijdens een traject van een vierdaagse opleiding gespreid over enkele maanden. Ze hielpen ons bij het ontwikkelen van kennis en vaardigheden en bij het bevorderen van een professionele attitude binnen het multidisciplinaire revalidatieteam met betrekking tot seksualiteit. Ons uiteindelijk doel was het ontwikkelen van een seksuologisch zorgaanbod waardoor seksuele vragen en problemen van revalidanten en hun partners bespreekbaar gemaakt worden, waar mogelijk voorkomen en waar nodig behandeld worden. Onze specifieke doelen waren: • Onze kennis vergroten over seksualiteit in relatie tot MS • Leren praten over seks, binnen het team en met revalidant • Bevorderen van seksualiteitsbewuste bejegening • Ontwikkelen van een professioneel zorgaanbod • Inzicht krijgen in taken en verantwoordelijkheden binnen team We leerden dat we onze natuurlijke gêne konden overstijgen door bruggetjes in te oefenen, oog te hebben voor een juiste timing en openheid uit
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
21
DOSSIER
SEKSUALITEIT
te stralen. Daarbij namen we onze eigen waarden onder de loep, en werd ons duidelijk gemaakt dat we wel degelijk onze eigen grenzen moeten respecteren. Sindsdien is elk van ons verder blijven groeien in dit proces. We hebben ook bijscholingen gevolgd bij v.z.w.. Aditi, een organisatie die werkt rond seksuele dienstverlening. We verzamelden informatie over hulpmiddelen en speeltjes en konden beroep doen bij het samenstellen van een pretkoffer op Ann Cuyvers van de ‘De Erotische Verbeelding’ in Antwerpen, die zelf ook een ervaren erotisch counselor is. Spreken over intimiteit vraagt het creëren van veiligheid, het tonen van respect, het innemen van een verkennende, luisterende en niet-oordelende houding, het opbouwen van basiskennis, … en wordt geholpen met flink wat humor. AAN DE SLAG Sinds 2010 had de WIS gezamenlijke doelen voor ogen, die geleidelijk aan in de volgende tien jaar werden uitgewerkt. Seksuologische revalidatie werd zo niet enkel een topic in de totale revalidatie maar een visie op revalidatie met een holistische multidisciplinaire aanpak van lichamelijke, emotionele, mentale en relationele aspecten van intimiteit en seksualiteit. 1.
2. 3. 4.
5.
Vanuit de visie van het PLISSIT-model streven we naar het verkrijgen van permissie bij alle hulpverleners. Daarmee bedoelen we een open mindset om vragen rond intimiteit en seksualiteit op zijn minst te aanhoren en, bij ongemak hierbij, door te verwijzen naar mensen die meer expertise hebben en de vraag verder kunnen en willen opvolgen. Elke discipline binnen de WIS streeft naar het verwerven van expertise in zijn/haar domein rond intimiteit en seksualiteit. De WIS wenst een gekend aanspreekpunt te zijn bij vragen voor zowel patiënten als personeel. Er gaan maandelijkse vergaderingen door waarbij ook geleerd wordt van elkaars ervaringen. Daarnaast bedenken we ook jaarlijkse acties (rond Valentijn) om onze groep bekendheid te geven en de drempel tot vraagstelling te verlagen. We worden betrokken op beleids- en visievlak zoals bij het uitwerken en uitschrijven van het draaiboek rond seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGOG), en worden om advies gevraagd bij de uitwerking van een proefstudio in de geplande nieuwbouw, …
INTERVENTIEDOMEINEN EN ADVIESAANVRAGEN Seksuele problemen worden vaak onderverdeeld in primaire, secundaire en tertiaire dysfuncties. Vanuit bijgehouden verslagen en statistieken konden we een duidelijke tendens opmaken. Vrouwen zochten voornamelijk advies voor secundaire problemen, mannen zochten voornamelijk advies voor MS gerelateerde
22
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Meest voorkomende dysfuncties bij vrouwen met MS Primair seksuele dysfuncties
Secundair seksuele dysfuncties
Tertiair seksuele dysfuncties
Primair vaginisme
Lubricatieproblemen (al of niet menopauze gebonden)
Veranderd zelfbeeld
Gevoelsstoornissen (hypo/hyperesthesie)
Gewijzigde rolpatronen
Anorgasmie Spontane orgasmes
Vermoeidheid Spasticiteit
Gedaald libido Problemen rond frequentie van intimiteit en seksuele activiteit
Secondair vaginisme Blaas- en darmproblemen incontinentie
Meest voorkomende dysfuncties bij mannen met MS Primair seksuele dysfuncties
Secundair seksuele dysfuncties
Tertiair seksuele dysfuncties
Erectieproblemen
Gevoelsstoornissen (hypohyperesthesie)
Veranderd zelfbeeld
Ejaculatieproblemen Anorgasmie
Vermoeidheid Spasticiteit Praktische problemen rond masturbatie (krachtsverlies) Blaas- en darmproblemen incontinentie
Gedaald libido Gewijzigde rolpatronen Problemen rond frequentie van intimiteit en seksueleactiviteit Advies rond seksuele dienstverlening
SEKSUALITEIT
neurologische problemen waarbij evenveel mannen als vrouwen om een consultatie vroegen. Meer dan 40% van de aanvragen kwamen rechtstreeks van de hulpvrager, terwijl 25% van de doorverwijzingen gebeurden via de artsen en nog eens een kwart via de verwachtingslijsten bij opname. HET PLISSIT-MODEL- VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK Hoe begin je nu aan seksuologische revalidatie? Gelukkig bestaan er theoretische modellen voor seksuele hulpverlening zoals het PLISSIT-model van J.S. Annon (1976). Advies en hulp worden hierbij aangeboden, binnen de bestaande werkstructuur, rekening houdend met de eigen mogelijkheden van elk discipline en individuele beperkingen. Via het vragen van feedback op elk niveau kan je vermijden dat er nooit méér hulp aangeboden wordt dan er gevraagd. (extended PLISSIT model van Taylor B, Davis S (2006)). De meeste hulpvragen kunnen behandeld worden op de eerste drie niveaus. Hoe hoger het niveau, hoe groter de nodige kennis en training om met de hulpvraag aan de slag te gaan.
Level 1 Permission Level 2 Limited Information Level 3 Gestion Level 3 Intensive Therapy Niveau 1 is de basis van het model waarbij elke hulpverlener zich betrokken kan voelen om een hulpvraag te aanhoren. Iedereen kan de basis van psycho-educatie geven zonder gespecialiseerde kennis. De aanvaarding door de hulpvrager van zijn/ haar huidige situatie is hierbij dé sleutel om verdere mogelijkheden van een veranderde seksualiteit te exploreren. Daarbij is er steeds aandacht en respect voor individuele beperkingen door de mogelijkheid aan te bieden om via dit theoretisch model heeft de WIS een praktische implementatie voor seksuologische revalidatie in het centrum kunnen uitwerken Het PLISSIT model is een werkbaar model gebleken voor onze instelling. QUANTUM-MODEL OF SEX (SCHNARCH, 1991) Als laatste item had ik graag het Quantummodel willen uitleggen, waar al enkele keren naar is gerefereerd. Schnarch gaat ervan uit dat het menselijk
lichaam een goede geleider is van seksuele energie waarbij genitale responsen en orgasme beiden reflexen zijn die voldoende stimulatie nodig hebben om te reageren. Daarbij zijn twee drempels belangrijk om tot een orgasme te komen: De opwindingsdrempel markeert het begin van een oberveerbare genitale reactie, en het begin van een orgasme vormt de orgasmedrempel. Drie factoren kunnen deze drempels zowel negatief als positief beïnvloeden: 1.
2.
3.
Het lichaam geeft informatie door waarop er gereageerd wordt. Meestal worden spasticiteit, pijn, vermoeidheid, gevoelsstoornissen, … als negatief ervaren. Dit wordt nog verder beïnvloed door alcohol, leeftijd, bijwerkingen van geneesmiddelen enzovoort. Zintuiglijke prikkels zijn als tweede factor van belang en moeten voldoende intens en aangenaam zijn om beide drempels te bereiken. Gedachten en gevoelens over wat je voelt tijdens het vrijen bepalen hoe intens je in het moment blijft. Vaak zijn faalangst, boosheid, schaamte of twijfel spelbrekers die je afleiden van het beleven van de intimiteit en seksualiteit.
Idealiter wordt de curve opgesteld voor beide partners van het koppel en wordt dit aangevuld met positief en negatief beïnvloedende factoren per kolom. Als er ergens een negatieve factor bijkomt en deze wordt niet gecompenseerd door iets positiefs, kan er een probleem ontstaan. We bekijken dan ook samen met het koppel hoe de plussen beïnvloed kunnen worden om toch een drempel te bereiken. Vaak wordt te weinig aandacht besteed aan de zintuiglijke prikkels als geleiders van intimiteit en seksualiteit. Via zoenen, strelen, aangename geur, muziek, seksspeeltjes, voldoende tijd… blijkt het dan toch mogelijk om de negatieve gevoelens en gedachten op afstand te houden en in het moment te blijven. Het Quantum-model wordt dus gebruikt om het seksueel functioneren in kaart te brengen en de communicatie onder het koppel te bevorderen. Samen bekijken we de mogelijkheden om de seksuele prikkels te verhogen. Vanuit de bestaande situatie proberen we het nog te bereiken potentieel te stimuleren. CONCLUSIE In het biopsychosociale model wordt seksualiteit bepaald door de interactie van biologische, psychologische en sociale invloeden. Seks gaat over seksuele opwinding maar is meer dan gemeenschap en klaarkomen. De beleving van intimiteit en seksualiteit kan veranderen ten gevolge van MS, zowel op lichamelijk, persoonlijk als relationeel vlak. Deze veranderingen kunnen bespreken met de partner, of met anderen is vaak al een deel van de behandeling of de aanpassing. In de seksuologische revalidatie is het als hulpverlener belangrijk om te weten waar je staat in dit hulpverleningsproces (PLISSIT). Daarbij geldt dat hoe meer je dit aspect in je
DOSSIER dagelijkse werking betrekt, hoe makkelijker en lichter het wordt om er proactief mee aan de slag te gaan. Dit kan door gebruik van bruggetjes in te bouwen bij het bevragen van intimiteit en seksualiteit. Bewust tijd en ruimte maken om in te gaan op een hulpvraag geeft een duidelijk signaal naar de hulpvrager dat je daadwerkelijk luistert en wilt helpen. Herhaal regelmatig de vraag zodat je zeker weet dat je over hetzelfde praat en durf meer uitleg vragen. Herken hierbij je eigen grenzen en erken het intieme karakter ervan. We kunnen niet een antwoord geven op alle vragen, maar we kunnen actief luisteren in een open houding. We kunnen informatie verstrekken en brochures gebruiken die zichtbaar worden opgesteld. Om een gepaste behandeling of advies te geven, is het belangrijk om te weten waar de problemen zich situeren. Vaak is dit niet een geïsoleerd probleem , maar een combinatie van lichamelijke en emotionele triggers. Vergeet ook niet door te verwijzen naar hulpverleners die zich vertrouwd voelen met dit thema indien de noodzaak hiertoe aanwezig is. Regel is dat de hulpvrager altijd moet aangeven hoever hij/zij daarbij wilt gaan en bij elke stap expliciet toestemming geeft. Of de hulpvrager een relatie heeft of niet, speelt geen rol in het mogen stellen van een hulpvraag. Wel proberen we zoveel mogelijk de partner te betrekken indien het om een koppel gaat. Verwachtingen van beide partners kunnen in de loop van de ziekte wijzigen. De rol van seksuele partner kan veranderen in de rol van verzorger, wat niet echt stimulerend is voor een seksuele relatie. Seksuele problemen, zowel bij de man als de vrouw met MS, mogen niet geïsoleerd gezien worden als louter medische problemen. Psychologische veranderingen en veranderingen in de relatie moeten mee in rekening gebracht worden. Het hoofddoel van de seksuologische revalidatie is dat we samen zoek gaan naar manieren om weer van intimiteit en seks te genieten. Daarbij moeten soms nieuwe wegen ingeslagen worden om intimiteit te delen, met minder focus op erectie en orgasme. Dit kan enkel als de hulpvrager klaar is om deze wegen te bewandelen vertrekkende vanuit de aanvaarding van zijn/haar huidige situatie. Soms moeten hiervoor oude patronen en verwachtingen doorbroken worden en in vraag gesteld. Vrijuit praten met de partner kan al opluchting en verandering brengen. Daarnaast kunnen een aantal tips en ervaringen wellicht helpen om het plezier van de intimiteit en seksualiteit ondanks eventuele beperkingen, toch weer ten volle te ervaren. Wanneer we seksuologische revalidatie willen aanbieden, zal de combinatie van vaardigheden, attitude en kennis bepalend zijn voor het succes ervan. Daarenboven werken we in team wat betekent dat we samen heel wat expertise en vaardigheden bezitten en kunnen aanwenden. Ook hier geldt dat het geheel veel meer is dan de som van de individuele hulpverleners!
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
23
Essayez la Toilette Soignante et vous serez convaincu(e) de ses avantages Mme Christine Permanne, directrice de la maison de repos Notre Dame de Bonne Espérance, des Foyers Saint-Joseph applique avec succès depuis plusieurs années la méthode Toilette Soignante : « Au départ, comme un grand nombre de mes collègues, j’étais moi-même plutôt sceptique à propos de cette nouvelle routine de toilette sans eau ni savon. Mais après avoir effectué un test avec 15 résidents atteints de démence sévère dans l’établissement où je travaillais auparavant, nous avons immédiatement constaté que la condition de la peau s’améliorait, que cette méthode était moins contraignante tant pour les résidents que pour les collaborateurs et qu’il était également possible de gagner du temps ! »
Un choix individuel pour chaque résident Mme Permanne était donc enchantée que cette routine de toilette ait déjà été adoptée par Les Foyers Saint-Joseph lorsqu’elle est venue y travailler : « Nous étudions très attentivement les besoins et possibilités individuels de nos résidents. Nous encourageons les résidents qui en sont encore capables à se laver tous seuls, de la manière dont ils l’ont fait toute leur vie. Mais avec d’autres personnes, par exemple les résidents particulièrement désorientés qui ont peur de l’eau, nous appliquons la méthode Toilette Soignante. La Toilette Soignante ne remplace évidemment pas la douche hebdomadaire. Tous les résidents peuvent prendre une douche ! » Avantages de la Toilette Soignante « Comme je l’ai déjà dit, si vous l’essayez, vous serez très vite convaincu(e). Tel est, à mon avis, le défi qui se pose à la direction des établissements de soins.
*
« Les résidents concernés et le personnel soignant sont très satisfaits de la Toilette Soignante. » Mme Christine Permanne, Les Foyers Saint-Joseph
Organisez un test, permettez à cette méthode de faire ses preuves et le personnel soignant en découvrira lui-même immédiatement les avantages. La condition de la peau s’améliore à vue d’œil. Et même si cette méthode vous prend moins de temps que la toilette traditionnelle, ce n’est absolument pas au détriment de la qualité du contact ou de la relation avec le résident ! »
Voulez-vous, à l’instar des Foyers Saint-Joseph, offrir des soins d’une qualité avérée avec les produits Toilette Soignante de TENA ? Appelez le numéro (gratuit) de TENA Professional, 0800/945 45, pour obtenir un complément d’informations ou prendre un rendez-vous sans engagement, ou consultez le site www.TENA.be/fr/professionnels
* Les emballages aff ichés sont les nouveaux emballages, qui seront disponibles à partir de semaine 20.
TENA, DES SOINS DE HAUTE QUALITÉ, BÉNÉFIQUES POUR TOUT LE MONDE
www.TENA.be/fr/professionnels
INCONTINENTIE - INCONTINENCE
Behandeling van urine-incontinentie: het advies van het KCE en de Hoge Gezondheidsraad Bron: Mediquality Referentie: https://kce.fgov.be/nl/ optimalisatie-van-de-incontinentieforfaits 02/01 - Er bestaan verschillende vormen en oorzaken van urine-incontinentie en ook de ernst ervan kan verschillen. Er is weinig cijfermateriaal daaromtrent, maar blijkbaar wordt de prevalentie van urineincontinentie onderschat en worden de mogelijke oplossingen onvoldoende besproken met de patiënt. Het rapport van het KCE1 reikt oplossingen aan om een therapeutisch nihilisme of leeftijdsgebonden fatalisme te vermijden. Er bestaan geen recente ramingen van de prevalentie van urine-incontinentie in België. Volgens een peiling van Sciensano zou 4,2% van de bevolking (dus ongeveer 400 0000 mensen) het afgelopen jaar problemen van urine-incontinentie hebben gehad. De prevalentie stijgt met de leeftijd: de prevalentie bedraagt meer dan 50% bij 50-plussers en tot 70% bij mensen die in een woon-zorgcentrum verblijven. Er zijn tal van oorzaken van urineincontinentie, wat het stellen van een diagnose en de behandeling ervan bemoeilijkt. Er bestaan meerdere therapeutische mogelijkheden, gaande van eenvoudige, conservatieve maatregelen tot gesofistikeerde chirurgische technieken. Meerdere oplossingen …. Conservatieve oplossingen zijn een aanpassing van de levenswijze en bekkenbodemspieroefeningen (slaagpercentage bij mannen met
stressincontinentie 78% na 6 maanden, en dus aan te raden als eerstelijnstherapie). Incontinentiemateriaal omvat absorberende broekluiers en externe hulpmiddelen (penishuls, verblijfkatheter, intermitterende blaaskatheterisatie in geval van blaasretentie). Geneesmiddelen (anticholinergica, bèta-3adrenerge agonisten) werken vooral bij urineincontinentie. Er bestaan ook meerdere invasieve behandelingen: suburethrale banden (53% genezing na prostatectomie), een kunstsfincter (in geval van ernstige urineincontinentie na prostatectomie) en sacrale neurostimulatie (slaagpercentage in combinatie met revalidatie van het perineum 93% na 3 maanden).
terugbetaling obv voorschrift (Art. 27 nomenclatuur- bandagisterie)
Geen fatalisme en geen therapeutische onthouding Veroudering op zich is geen oorzaak van urineincontinentie. De mensen die in het kader van de studie werden ondervraagd, zeggen dat de marketing voor producten voor urineincontinentie dat probleem vaak voorstelt als «normaal» bij het verouderen. Die fatalistische, maar blijkbaar goed ingeburgerde visie heeft tot gevolg dat mensen van een zekere leeftijd met een beginnende urine-incontinentie er niet aan denken om hulp te vragen of erover te spreken met een gezondheidswerker, maar meteen absorberend beschermingsmateriaal gaan gebruiken. Informatie en communicatie zijn essentieel om de levenskwaliteit van incontinente patiënten te verbeteren.
Terugbetaling? Bij de behandeling van urine-incontinentie worden een urinaal, een penishuls, occlusiemateriaal, pessaria en penisklemmen terugbetaald indien voorgeschreven door een arts. Er bestaan twee forfaits: een groot forfait voor afhankelijke mensen en een klein forfait voor «onbehandelbare» urine-incontinentie. Beter informeren Naar schatting kunnen ongeveer 200 000 mensen met urine-incontinentie niet genieten van terugbetaling door het Riziv. Om het diagnostische proces en de behandeling te verbeteren, moeten de gezondheidserkers en de patiënten beter worden geïnformeerd en moeten artsen ertoe worden aangezet om dat probleem met hun patiënten te bespreken. Het best wordt gestart met een conservatieve, nietmedicamenteuze behandeling. Het slaagpercentage is hoog, vooral als de
Materiaal voor urinaire retentie terugbetaling obv voorschrift van katheters en zakken (obv lijst)
behandeling in een vroeg stadium wordt gestart. De behandeling houdt minder risico’s in en veroorzaakt minder bijwerkingen dan geneesmiddelen en chirurgie en is vooral minder duur. De informatie over de mogelijke oplossingen die de patiënten vinden, is niet altijd neutraal en objectief. In haar rapport 8889 gaat de Hoge Gezondheidsraad verder. Ze stelt dat 70-80% van de urineweginfecties te maken heeft met een blaaskatheterisatie . Er bestaan nochtans alternatieve oplossingen zoals intermitterende katheterisatie, het gebruik van een penishuls en beschermmateriaal, maar die worden in de praktijk te weinig toegepast.
Materiaal voor urinaire incontinentie
Intermitterende katherterisatie (CIC)
Ambulant urinaal Penishuls
Verblijfskatheter (IDC)
Occlusiemateriaal Pessarium Penisklem
Materiaal voor fecale incontinentie
Absorberend materiaal
Anale plug Rectale buis katheter Rectale zak
Klein forfait voor onbehandelbare incontinentie Groot forfait voor zwaar zorgafhankelijke personen
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
25
INCONTINENTIE - INCONTINENCE
Chronische urineretentie: welke behandeling om weer een sociaal leven te kunnen leiden? Referentie: Guidelines EAU 2013. https://uroweb. org/wp-content/uploads/20_Neuro genic-LUTD_LR.pdf 06/02 - Urineretentie treedt op bij mannen en bij vrouwen en kan op elke leeftijd optreden. Er zijn tal van mogelijke oorzaken: obstructie, infectie, ontsteking, medicatie, neurologische of andere problemen. Bij een acute urineretentie moet de blaas meteen worden gekatheteriseerd. Voor een chronische urineretentie bestaan er meerdere opties: intermitterende katheterisatie, geneesmiddelen, elektrische stimulering van de blaas, botulinumtoxine, chirurgie enz. Wat is de gouden standaard ter zake? Urineretentie treedt meestal op na de leeftijd van vijftig jaar en de incidentie stijgt met de leeftijd. Mogelijke oorzaken zijn onder meer benigne prostaathypertrofie, blaasaandoeningen, prostaatadenoom, gynaecologische of bekkentumor bij vrouwen, neurologische aandoeningen (stoornissen of letsels van het centrale of het perifere zenuwstelsel, met name bij multipele sclerose), medicatie (neuroleptica), een rectumtumor, een chirurgische interventie, een aangeboren
26
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
misvorming vaan de urinewegen en diabetes. Wanneer is een interventie vereist? Die vraag is niet aan de orde bij een acute urineretentie. Gezien de pijn en ter preventie van blaasletsels is een acute urineretentie een urgentie. Chronische urineretentie werkt herhaalde urineweginfecties in de hand en die kunnen worden gecompliceerd met een pyelonefritis, een septikemie en septische shock. Andere complicaties van chronische urineretentie zijn blaas-, ureter- of nierstenen, acute nierinsufficiëntieen overloopincontinentie. Elke patiënt in die situatie moet snel worden behandeld. Het doel van de behandeling is: de urinewegen beschermen, de continentie verbeteren, een minstens gedeeltelijk herstel van de functie van de urinewegen bewerkstelligen en de levenskwaliteit verbeteren. De keuze gaat tussen mini-invasieve technieken, geneesmiddelen, elektrische prikkeling van de blaas, injecties van botulinumtoxine in de blaas en chirurgie. Wat zeggen de richtlijnen? De richtlijnen van de European Association of Urology van 2013 (1) wijzen op het gevaar op nierletsels als complicatie van een lange, onbehandelde chronische urineretentie. Er bestaan meerdere mini-invasieve opties.
Intermitterende blaaskatheterisatie is de gouden standaard bij patiënten met een verminderde werking van de detrusor of met een overactieve blaas. Intermitterende blaaskatheterisatie verlaagt het risico op urineweginfecties (graad A-richtlijn). Aseptische katheterisatie geniet de voorkeur (graad B). Je gebruikt daarvoor een geschikte katheter (charrière 12 - 14) (graad B-richtlijn) en je doet dat 4 tot 6 keer per dag (graad B-aanbeveling) in geval van een complete urineretentie. Het blaasvolume moet lager dan 400 ml blijven (graad B-aanbeveling). Informeren en uitleggen De richtlijnen stellen ook dat de patiënten informatie moeten krijgen over de beschikbare katheters (lengte, diameter …) en over hoe ze die moeten gebruiken. Zelfkatheterisatie is eenvoudig en verbetert de levenskwaliteit, die negatief wordt beïnvloed door het verlies van controle over de urinelozing, meteen zodat de patiënt weer zin krijgt om naar de cinema of een concert te gaan.
INCONTINENTIE - INCONTINENCE
Urine-incontinentie, een taboeonderwerp, waarvoor er geen oplossing bestaat? Bron: Mediquality 02/01 - We hebben deze enquête uitgevoerd om na te gaan hoeveel belang wordt gehecht aan urine-incontinentie in de dagelijkse praktijk. En kennen we de oorzaken van urine-incontinentie? Wat denken de huisarts, de specialist, de verpleegkundige en de verpleeghulp ervan? Zijn de verschillende oplossingen waarover we kunnen beschikken, voldoende bekend? Bespreken we het onderwerp met de patiënt? En zo niet, waarom niet? Ontdek alle antwoorden op deze peiling van MediQuality … Wie heeft de peiling beantwoord en wie ziet het meeste patiënten met urine-incontinentie? De onlinepeiling werd uitgevoerd bij huisartsen, specialisten (urologen, geriaters, gynaecologen), verpleegkundigen en verpleeghulpen. We hebben 248 antwoorden gekregen vooral van paramedisch personeel (81%) en in mindere mate van artsen (19%). De distributie van de artsen die de peiling hebben beantwoorden, is als volgt: huisartsen 61%, urologen 24%, geriaters 9% en andere specialisten 7%. Gezien het aantal incontinente patiënten dat per maand wordt gezien, kunnen de antwoorden als significant worden beschouwd: 13% van de artsen die de enquête hebben beantwoord, ziet 20-40 patiënten met urine-incontinentie per maand, 30% ziet er 10-20 en 54% ziet er meer dan 5. Die cijfers liggen hoger bij verpleegkundigen en verpleeghulpen: 27% ziet meer dan 40 patiënten per maand, 27% ziet er 20-40, 33% 10-20 en 13% meer dan 5. «Verpleegkundigen en verpleeghulpen zien het grootste aantal patiënten met urine-incontinentie» Hoe is het gesteld met de kennis ter zake? De frequentste oorzaken van urine-incontinentie zijn volgens de artsen die de peiling hebben beantwoord, een prostatectomie (83% van de artsen), een CVA (61%), multipele sclerose (59%), type 2-diabetes (48%) en de ziekte van Parkinson (41%). Volgens de verpleegkundigen en de verpleeghulpen is de rangschikking nagenoeg dezelfde: prostatectomie (79%), CVA (79%), ziekte van Parkinsonen multipele sclerose (67%) en type 2-diabetes (37%). Driekwart van de artsen vindt dat ze matig tot zeer competent zijn wat urine-incontinentie betreft. 13% vindt dat ze er te weinig van kennen en 15% zegt expert ter zake te zijn. 91% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen heeft geantwoord dat ze matig tot zeer goed op de hoogte zijn van urineincontinentie; 4% vindt dat ze er niet genoeg over weten, en slechts 5% noemt zich expert
ter zake. «… meer dan 75% van de artsen, verpleegkundigen en verpleeghulpen die de enquête hebben beantwoord, kent het onderwerp goed ….»
Is het een taboeonderwerp? 32% van de artsen die de enquête hebben ingevuld, snijdt het onderwerp urineincontinentie zeer vaak aan op spreekuur, 59% soms en 9% nooit. 59% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen snijdt het onderwerp zeer Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
27
NIEUWS UIT DE VERENIGING - LES NOUVELLES DE L’ASSOCIATION
vaak aan en 41% soms. De redenen die worden aangehaald om er niet over te spreken, zijn weigering van de patiënt, onvoldoende tijd op spreekuur en angst voor complicaties bij plaatsing van een verkeerd medisch hulpmiddel. «…urine-incontinentie is geen taboeonderwerp meer: 91% van de artsen en 100% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen snijden het onderwerp urineincontinentie aan.» Zijn de oplossingen bekend? Aangezien de respondenten hebben verklaard dat ze het onderwerp urine-incontinentie goed kennen, mogen we ervan uitgaan dat de vooren nadelen van de verschillende bestaande oplossingen bekend zijn. De verschillende oplossingen die door de artsen werden aangehaald, zijn: luierbroek (65% van de artsen), bekkenbodemspieroefeningen (57%), penishuls (33%) en een blaaskatheter (15%). Die oplossingen werden vermeld door respectievelijk 79%, 29%, 78% en 24% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen. «…verpleegkundigen en verpleeghulpen
zijn meer gewonnen voor een penishuls, artsen meer voor bekken-bodemspieroefeningen….» Wat denken de respondenten van een penishuls? Volgens de literatuur is een penishuls een doeltreffende, discrete oplossing met een aanvaardbare prijs. En toch bestaat er geen eensgezindheid over. De redenen die daarvoor werden opgegeven, zijn angst van de patiënt, gebrek aan werkzaamheid, te weinig tijd om erover te spreken en angst voor infectieuze of andere complicaties. 67% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen beschouwt een penishuls als een middel om de levenskwaliteit te verbeteren; 48% vindt dat een penishuls de dagelijkse routine eenvoudiger maakt, 58% vindt dat een penishuls zich goed leent voor de behandeling van urineincontinentie bij mannen en volgens 46% is kosten-batenverhouding goed. «…een betere levenskwaliteit voor de patiënten een eenvoudige routine zijn 2 pluspunten van een penishuls….»
stelt dat «alternatieve oplossingen zoals intermitterende blaaskatheterisatie, gebruik van een penishuls bij mannen en luiers erg nuttig kunnen zijn, maar in de praktijk worden die oplossingen te weinig aangeboden.» En de reden daarvan is eenvoudig: 67% van de artsen en 61% van de verpleegkundigen en verpleeghulpen zijn niet op de hoogte van dat advies. «...de officiële adviezen van de Hoge Gezondheidsraad en het KCE zijn niet zo goed bekend….» De boodschappen? De participatie aan de peiling is vrij goed geweest. De antwoorden zijn relevant gezien het grote aantal patiënten met urineincontinentie dat dagelijks wordt gezien. Over het algemeen kennen artsen, verpleegkundigen en verpleeghulpen de etiologie en de oplossingen/medische hulpmiddelen voor urineincontinentie zeer goed. Verpleegkundigen en verpleeghulpen geven de voorkeur aan een penishuls. Artsen raden wat minder vaak een penishuls aan.
Wat zegt de Hoge Gezondheidsraad? Advies 8889 van de Hoge Gezondheidsraad
Efemia
Herbruikbare blaasondersteuning bij stresincontinentie Vrijheid en zekerheid zonder inlegmaterialen! Efemia is gemaakt van siliconen en geeft mid-urethrale vaginale support
• • • • •
16 uur aaneengesloten te dragen vervangen 3 maanden na het eerste gebruik licht in gewicht, reinigen met water start set met 3 stuks voor bepalen maat (ø 30,35,40 mm) Efemia is te bestellen via onze webshop Meer informatie op www.pelvitec.nl - e-mail: info@pelvitec.nl - tel: +31 (0)10 303 22 90
28
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
NIEUWS UIT DE VERENIGING - LES NOUVELLES DE L’ASSOCIATION
Robotchirurgie BAU congres Oostende Op 29/12/2019 had het laatste evenement van urobel voor 2019 plaats in het casino kursaal van Oostende. Tegelijkertijd hield de BAU ook haar jaarlijks congres. Urobel kreeg van BAU een zaal gratis ter beschikking om daar ook een verpleegkundig congres te organiseren. Onze dank hiervoor.
De laatste jaren heeft robotchirurgie een geweldige evolutie en groei gehad binnen urologie. Daarom was de keuze van het congres onderwerp een logische keuze: “De uroloog van staal” Dr. Eva van Bos, (AZ Maria Middelares Gent) begon het congres met de geschiedenis en techniek van robotchirurgie. De 1e robot in de geneeskunde werd gebruikt voor het plaatsen van een naald voor hersenbiopsie: de PUMA56. In 1995 kwam de “Da Vinci” robot op de markt. Doel is van mini invasief te opereren en verminderen van variabiliteit. Educatie en training van de chirurg én de verpleging is zeer belangrijk voor de kwaliteit van de chirurgie. Ronny Pieters (UZ Gent) gaf meer uitleg over het “Eras protocol”. De 1e Eras richtlijn voor radicale cystectomie werd gepubliceerd in2014. Wat zijn die richtlijnen? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Dr. Eva van Bos Maria Middelares Gent
8. 9.
Preoperatieve checkup en educatie: 33% van de patiënten zijn ondervoed: dus aangepast voedingsschema preop. Preop. medische optimalisatie Geen orale darmvoorbereiding Voor de operatie koolhydraatrijke voeding Heldere drank mag tot 2u preop. en vast licht verteerbaar mag tot 6u preop. Preventie flebitis Anesthesie en pijnmedicatie zonder opiaten Minimale invasieve chirurgie MS uit postop.
10. Drinken 2u postop. en lichte voeding 6u postop. 11. Kauwgom 12. Vroegtijdige mobilisatie 13. Drains zo mogelijk weglaten of zo snel mogelijk verwijderen
v.l.n.r. Dr. Y. Raskin, Kelly Hoogeveen & Nikki Van den Endt Met het Eras protocol zijn er minder complicaties en herstelt de patiënt veel sneller. Dr Y. Raskin, Nikki Van den Endt en Kelly Hoogeveen (Gasthuisberg Leuven) legden het belang uit van goede positionering. Door het feit dat patiënt in extreme trendelenburg moet liggen en lange tijd op de operatietafel ligt is er een groot risico op complicaties. Decubitus, zenuwschade, spierschade, luxatie gewrichten, vasculaire schade, cornea letsel, onderkoeling
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
29
NIEUWS UIT DE VERENIGING - LES NOUVELLES DE L’ASSOCIATION voor robot operatie. Ook ernstig cardiaal of pulmonair belaste patiënten vormen een groot risico voor complicaties. Een goed preoperatief bilan is daarom essentieel. Dr. J. Van Besien (AZ Zeno Knokke) besprak robotchirurgie en blaasoperaties zoals cystectomioe, neo blaas, bricker en continente pouch. Prof. Dr. K. Decaestecker (UZ Gent) liet aan de hand van videobeelden zien hoe een “robotassisted kidney (auto) transplantation“RAKT en RAKAT gebeurd. Dr. C. Van Praet (UZ Gent) gaf meer uitleg over nierchirurgie met de robot: radicale en partiële nefrectomie. Voordelen zijn minder pijn, minder bloedverlies, beter zicht voor chirurg, sneller herstel, minder complicaties, oncologisch evenwaardig. Dr. E. Beels (Gasthuisberg Leuven) belichte dan robotchirurgie bij incontinentie.
Dr. J. Van Besien AZ Zeno Knokke en brandwonden zijn letsels die kunnen optreden. Preventie van decubitus en juiste positionering van heel het lichaam zijn heel elementair om letsels te voorkomen. Factoren die het bevorderen zijn de harde operatietafel, zuurstoftekort, weefsel beschadiging en necrose. De risicoplaatsen zijn beenderige structuren, lichaamsdelen die direct contact maken, kabels van monitoring en infuusleidingen. Beste preventie zijn kreukvrije, droge onderlaag, gebruik van handdoeken, moltons, gels, kussens, Pinkpad/gelkussen. Prof. Dr. H. Coppejans (UZA) haalde mogelijke risico’s aan bij de narcose. De extreme trendelenburg houding zorgt ervoor dat sommige patiënten niet in aanmerking komen
Dr. L. Goeman Voorzitter BAU Dr. L. Goeman, voorzitter van BAU, benadrukte het belang van een goede samenwerking tussen urologen, Urobel en de urologische verpleegkundigen. Hij liet ook uitschijnen dat er mogelijks in de toekomst nog meer specifieke taken zoals cystoscopie bijvoorbeeld door speciaal opgeleide verpleegkundigen mogen uitgevoerd worden.
Dr. E. Beels
Dr. Coppieters
Dr. J. Darras
Dr. Van Praet
Petra Broucke
Prof. Dr. A. Spinoy
Prof. DR. K. Decaestecker
Ronny Pieters
AGENDA Onder voorbehoud van wijzigingen
30
Prof. Dr. A. Spinoit (UZ Gent) besprak “Robot in kinderurologie”. Robot chirurgie brengt heel wat uitdagingen mee voor kinderurologie. Technische evoluties gebeuren steeds eerst bij volwassenen. De robot en apparatuur zijn helemaal niet aangepast aan kinderen . Alle poorten kunnen niet gebruikt worden. Het minimum gewicht van het kind moet 10 kg zijn.
Pyeloplastie, nefro-ureterectomie en blaasaugmentatie gebeuren nu al met de robot. Pyeloplastie is de enige bewezen robot operatie die duidelijk beter is als laparoscopisch of abdominaal.
Uitgesteld naar 18-20 juli
EAUN Amsterdam
11 september
Docentendag Urobel
21 of 22 september
Congres Urobel Mechelen
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
VOOR U GELEZEN - LU POUR VOUS
RIGHT FROM THE START Nu in een nieuw ontwerp, met alle eigenschappen die gewaardeerd worden door LoFric Sense gebruiksters wereldwijd. Intermitterende katheterisatie voor vrouwen. Eenvoudig voor beginners. Geweldig voor langdurig gebruik.
LoFric Sense, maintenant encore mieux Toutes les caractéristiques appréciées par les utilisatrices de LoFric Sense à travers le monde, regroupées dans un nouvel emballage. Le sondage intermittent pour femme. Pratique pour les débutantes. Pensée pour une utilisation à long terme.
wellspect.be WELLSPECT does not waive any right to its trademarks by not using the symbols ® or ™.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
73256-BEFR-2018-08-14 © 2018 WELLSPECT. All rights reserved.
LoFric Sense, nu nóg beter
31
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
Chirurgisch beleid bij benigne prostaathypertrofie: keuze tussen negen technieken Referentie: Shi-Wei Huang et coll. : Comparative efficacy and safety of new surgical treatments for benign prostatic hyperplasia: systematic review and network meta-analysis. BMJ 2019;367:l5919. doi: 10.1136/bmj.l5919. Bron: Mediquality De chirurgische behandeling van benigne prostaathypertrofie bestaat sinds de jaren zeventig bij voorkeur in een monopolaire transurethrale resectie van de prostaat. Die operatie heeft haar waarde in termen van klinische effectiviteit en levenskwaliteit bewezen. De operatie is echter niet zonder risico en kan ernstige complicaties veroorzaken zoals een sterke bloeding of een TUR-syndroom (TUR = transurethrale resectie). Er is dus nood aan even effectieve technieken die minder bijwerkingen veroorzaken. Sinds de jaren 2000 gaat de voorkeur daarom uit naar een bipolaire transurethrale prostatectomie of mini-invasieve technieken.
32
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Om de verschillende chirurgische opties te evalueren, heeft een groep uit Taiwan de literatuur doorgenomen en een meta-analyse uitgevoerd van de studies die tot en met maart 2019 werden gepubliceerd, om na te gaan welke techniek de beste functionele resultaten geeft en het minste complicaties veroorzaakt. De belangrijkste evaluatiecriteria waren het maximale urinedebiet (Qmax) en de internationale prostaatsymptoomscore (IPSS) 12 maanden na de interventie.
De Qmax na 12 maanden was hoger na enucleatie dan na resectie of vaporisatie. De minst efficiënte methode was vaporisatie met een diodelaser. De effectiviteit van enucleatie hangt voor een stuk af van het prostaatvolume en is maximaal in geval van een grote prostaat (> 70 ml). De verschillen tussen de technieken hielden aan tot 24-36 maanden na de interventie. Ook de IPSS verbeterde meer na enucleatie dan na resectie en vaporisatie, maar die verschillen waren niet significant.
Betere resultaten met enucleatie en miniinvasieve technieken De auteurs hebben voor hun meta-analyse 109 studies gehandhaafd bij in het totaal 13 676 patiënten. Ze hebben negen interventies geëvalueerd: resectie (monopolaire of bipolaire transurethrale prostaatresectie), enucleatie (met thuliumlaser, diodelaser, holmiumlaser en bipolaire enucleatie) en vaporisatie (met een diodelaser, KTP-laser en bipolaire vaporisatie).
Mini-invasieve technieken waren veiliger dan een monopolaire transurethrale resectie. Ze veroorzaken minder vaak bloedingen, de patiënt moet minder lang een katheter dragen, het hemoglobinegehalte daalt minder sterk na de operatie, er blijven minder vaak bloedstolsels zitten en er is minder transfusienood. Het aantal patiënten dat een tijdelijke urine-incontinentie ontwikkelt, is echter bijna 2-maal hoger na enucleatie dan na resectie.
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
Comparative harms of prostate cancer treatment estimated in new analysis NEW YORK (Reuters Health) 15/01 - A new analysis provides estimates of bowel, bladder, and sexual function through five years following contemporary treatments for localized prostate cancer, which may help men clarify expectations and make more informed treatment choices, the research team says.
beam radiation therapy (EBRT), and 87 lowdose-rate brachytherapy. Treatment in the unfavorable-risk group were prostatectomy (402 men) and EBRT with androgen deprivation therapy (ADT, 217 men).
of life through the first five years, the differences in urinary, bowel, sexual, and hormonal function are the most salient outcomes during this period and may drive patient treatment selection,” the researchers write.
In an article in JAMA, the researchers report that most urinary, bowel, sexual, and hormonal functional differences associated with the different management options attenuated over time with no “clinically meaningful” differences by five years, with the exception of prostatectomy.
“Other factors, including patient preference, perception of long-term oncologic effectiveness, time commitment for treatment and recovery, out-of-pocket expenses, salvage treatment options, and provider biases and recommendation, also affect treatment choice,” they note.
The researchers studied 1,386 men with favorable-risk prostate cancer and 619 men with unfavorable-risk prostate cancer diagnosed in 2011 through 2012, with follow up through September 2017.
Men with favorable- and unfavorable-risk disease who had prostatectomy had “clinically meaningful” worse urinary incontinence through five years compared with all other management options. And for men with unfavorable-risk disease, prostatectomy was also associated with clinically meaningful worse sexual function at five years compared to EBRT with ADT.
“We hope doctors will use this information to counsel men on the anticipated side effects of contemporary prostate cancer treatment options, and to help men make an informed treatment choice,” Dr. Hoffman told Reuters Health.
In the favorable-risk group, 363 men were managed with active surveillance, 675 had nerve-sparing prostatectomy, 261 external
“Because the treatment options evaluated in this study were associated with similar prostate cancer survival and global health-related quality
“It was important to perform this study because men consider the expected impact of treatment on urinary, sexual, bowel, and hormonal function when selecting among the multiple treatments for localized prostate cancer,” first author Dr. Karen Hoffman from University of Texas MD Anderson Center in Houston told Reuters Health by email.
The study was supported by the Agency for Healthcare Research and Quality, the PatientCentered Outcomes Research Institute and the National Cancer Institute.
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
33
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
Freya Saeys (Open Vld) vraagt georganiseerde screening prostaatkanker Bron: Belga Mediquality BRUSSEL 19/01 - Vlaams parlementslid Freya Saeys (Open Vld) wil dat er een georganiseerde screening komt van prostaatkanker. Het gaat immers om een ziekte die vaak een fatale afloop kent, maar waar een screening het hoge percentage sterfgevallen kan verhelpen, zegt Saeys. De liberale politica en huisarts citeert cijfers van de Stichting Kankerregister en van Vlaams welzijnsminister Wouter Beke (CD&V). Daaruit blijkt dat in 2017 bij 9.555 Belgische mannen prostaatkanker werd vastgesteld. Daarvan stierven er 1.529, of 16 procent. Volgens Saeys kan een PSA-test bij bepaalde doelgroepen soelaas bieden. Een Europese studie bij 100.000 patiënten toont zelfs aan dat het aantal overlijdens kan worden gehalveerd. Ze spoort minister Beke aan te onderzoeken of een georganiseerde screening zinvol en kwaliteitsvol is. Beke stelt voor dat de beroepsvereniging voor urologen een advies vraagt aan de werkgroep Bevolkingsonderzoek zodat de screening getoetst kan worden aan de criteria in de regelgeving, weet Saeys. Wanneer volgens de werkgroep zowel het nut als de kwaliteit zijn aangetoond, kan eventueel toestemming voor prostaatkankerscreening worden verleend.
“Helft meer levens te redden als we gaan screenen” Bron: Het Laatste Nieuws - 08 Jan. 2020 Zakenman Philip Cracco overleed maandag na een lange strijd tegen prostaatkanker. Ook voor acteur Marc Van Eeghem was de ziekte fataal, terwijl de man van Mieke Vogels nog wordt behandeld. De bekende namen zijn het topje van de ijsberg. “Met een systematische screening zouden we minder doden moeten betreuren”. Maar daar is het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid tegen. “In 2017 kregen 9.555 Belgische mannen het verdict van prostaatkanker en stierven er 1.529”, zegt directeur Liesbet van Eycken van de Stichting Kankerregister. “Zeer opmerkelijk:
34
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
na een jaarlijkse daling met 3,5% tussen 2004 en 2014 zien ze opnieuw meer diagnoses. Tussen 2014 en 2017 is er een toename van 4,7%. De effecten van de vergrijzing zijn hier al weggefilterd.” “Ik zou niet durven zeggen dat we Philip Cracco hadden kunnen redden”, aldus professor Nicolaas Lumen, kliniekhoofd urologie bij het UZ Gent. “Maar als je mensen een PSA-test aanbiedt, ga je meer diagnosticeren. Er zijn mannen die we nu niet tijdig bereiken, terwijl we hen echt zouden kunnen helpen. Een Europese studie bij 100.000 patiënten toont aan dat het aantal overlijdens tot 50% kan teruggedrongen worden. Nu zien we dat 15% van de patiënten al uitzaaiingen heeft op het
moment van de diagnose, 20 % heeft de ziekte in lokaal gevorderd stadium. Prostaatkanker is dus voor grosso modo 35% levensbedreigend, wanneer de ziekte aan het licht komt.” Onderzoek herroepen Tot vijf jaar geleden werd de PSA-test naar prostaatkanker in België trouwens terugbetaald, weet Lumen. Die regeling is geschrapt na een negatief advies in Amerika, waar onderzoek uit 2009 aanwees dat je er geen winst mee boekt. In 2016 bleek evenwel dat dit onderzoek ‘vervuild’ is. Men had gescreende mannen (groep A) vergeleken met niet-gescreende mannen (groep B), maar achteraf bleek dat tot 90% van de mannen uit groep B op eigen houtje een PSA-test had laten uitvoeren zonder
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
medeweten van de onderzoekers. Nu geldt, bij ons én in Amerika, dat ieder voor zich moet uitmaken of het al dan niet wijselijk is zich te laten screenen (er is een site die daarbij helpt: dekeuzemaken.be, red.). Maar huisartsenverenigingen kanten zich tegen screening, net als het Agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse overheid. In december maanden zij de ziekenhuizen nog aan niet te screenen op prostaatkanker. “Het heeft ook nadelen”, verklaart woordvoerder Jan Moonens. “Je gaat bijna altijd mensen onterecht geruststellen of net ongerust maken en soms zelfs onnodig behandelen.” Grote risico’s De urologen vragen om de test opnieuw terug te betalen. Nu vergoedt het RIZIV de PSA-test enkel bij risico-personen: mannen van wie de
broer of vader prostaatkanker heeft. “Vanuit de Belgische vereniging voor Urologie vragen wij dat de test opnieuw voor alle 50-plussers wordt terugbetaald, behalve voor mannen van wie de levensverwachting onder de tien jaar is gezakt. Als de ziekte op jonge leeftijd wordt ontdekt, is het risico het grootst dat ze snel verloopt”, aldus nog professor Lumen. Hij geeft grif toe dat er in het verleden een probleem was met overbehandeling. “Met verschrikkelijke gevolgen. Mannen die géén behandeling hadden moeten krijgen, werden geopereerd en onnodig blootgesteld aan het risico op urineverlies en impotentie. Onze richtlijnen zijn intussen bijgesteld. Na een afwijkende PSA-test volgt een MRI-scan. Enkel als die afwijkend is volgt een prostaatpunctie, om te bepalen of de tumor slapend is of behandeld moet worden.” Minister van Volksgezondheid Maggie De Block
(Open Vld) toont zich bereid om naar de urologen te luisteren. “Als ze overtuigd zijn van de noodzaak van deze herziening, kunnen ze dit aankaarten bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg”, stelt haar kabinet. Professor Nicolaas Lumen (UZ Gent) – Ingrid De Vos
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
35
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
IRE en SCK produceren samen veelbelovende radioisotoop voor behandeling prostaatkanker Bron: De Specialist - 14 Feb. 2020 Het Nationaal Instituut voor Radioelementen (IRE) en het onderzoekscentrum SCK gaan samen de medische radioisotoop lutetium-177 produceren. Uit klinische studies blijkt die radio-isotoop veelbelovend in de strijd tegen prostaatkanker. Beide instellingen sloten een partnerschap omdat ze verwachten dat de vraag wereldwijd in de komende jaren gaat verdrievoudigen. Prostaatkanker is de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij mannen. Elk jaar wordt er bij meer dan 8.500 Belgen prostaatkanker vastgesteld en leidt de ziekte in Europa tot 90.000 sterfgevallen. Een veelbelovende behandeling is het gebruik
van lutetium-177, dat nu al gebruikt wordt om tumoren in de organen van het spijsverteringsstelsel te behandelen. Uit eerste klinische studies blijkt dat de therapeutische radio-isotoop ook voor prostaatkanker kan ingezet worden. Een groot voordeel van Lu-177 is dat er dankzij zijn zuiverheid minder radioactiviteit in het lichaam terechtkomt. Bij toediening kan de radio-isotoop efficiënter aan een vector worden gekoppeld die, eenmaal geïnjecteerd in de patiënt, geprogrammeerd is om zich doelgericht aan kankercellen te binden. Dankzij de gerichte werking kunnen kankercellen heel doeltreffend vernietigd worden zonder gezond weefsel aan te tasten. De vraag naar Lu-177 voor verdere klinische studies neemt nu al toe, en IRE en SCK verwachten dat de wereldvraag in de komende jaren zal verdrievoudigen. Om op die groeiende
wereldvraag te kunnen inspelen, werken IRE en SCK CEN al een jaar nauw samen voor de productie van die radio-isotoop. Om die samenwerking te concretiseren, wordt nu een samenwerkingsakkoord ondertekend. In de komende jaren zullen naast Lu-177 wellicht nog andere radio-isotopen volgen. “Onze organisaties zijn complementair: met dit publiek-publiek partnerschap worden die complementaire vaardigheden ten volle benut. Dat maakt dat partnerschap zo waardevol”, zegt Erich Kollegger, CEO van IRE. www.despecialist.eu/nl/nieuws/ ire-en-sck-produceren-samen-veelbelovenderadio-isotoop-voor-behandelingprostaatkanker
Prostaatkanker screenen hoeft niet Bron: Gelezen in “Test Gezondheid” van Test aankoop nr 155 / febr.maart 2020 Prostaatkanker is de meest voorkomende kanker bij mannen, maar minder dan 4% van de patiënten sterft eraan. De tumor groeit meestal zeer langzaam, bijna altijd na de leeftijd van zestig jaar en veroorzaakt vaak geen klachten. Bovendien blijft de ziekte in
veel gevallen onopgemerkt. Al vroeg weten dat je eraan lijdt, is niet altijd nuttig en betekent niet dat je langer of beter zult leven. Ondanks alles stimuleert een campagne in Vlaanderen de opsporing ervan via een jaarlijkse bloedtest die de PSA-dosis (prostaatspecifiek antigen) bij mannen ouder dan vijftig jaar detecteert. Deze test wordt ook al jaren betwist omdat hij niet alleen vaak overbodig,
maar ook onbetrouwbaar is. Een positieve diagnose leidt vaak tot pijnlijke onderzoeken (echografie, MRI en biopsie) en zelfs tot onnodige ingrijpende behandelingen, met een verhoogd risico op hardnekkig bijwerkingen zoals impotentie en incontinentie. Terugbetaalde screening kan wel worden aanbevolen voor mannen ouder dan vijftig jaar als deze kanker al bij een familielid is ontdekt.
Welke impact hebben tabak, seks en sport op prostaatkanker? Bron: De Specialist - 14 feb. 2020 De meest frequente kanker bij mannen is prostaatkanker. De meest gekende risicofactoren zijn leeftijd, etnische origine en familiale antecedenten. Bovendien blijkt uit heel wat studies dat eveneens omgevingsfactoren en levensstijl een niet te verwaarlozen rol zouden spelen. In European Urology Focus verscheen onlangs een literatuurreview over de stand van zaken. De publicatie van die studies gebeurde tussen 2007 en 2017. Ze gingen allemaal over het verband tussen roken, seksuele activiteiten, sport en het risico op prostaatkanker.
36
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Tabak en prostaatkanker In tegenstelling tot andere kankers, blijft het verband tussen tabak en de ontwikkeling van prostaatkanker voorwerp van discussie. Resultaten van studies die een mogelijk
verband onderzochten, bleken erg tegenstrijdig. Wel is bewezen dat er een sterk verband is tussen tabak en de agressiviteit van prostaatkanker bij niet-Afro-Amerikanen, alsook tussen tabak en een verminderde
UIT DE WETENSCHAP - DE LA SCIENCE
respons op kankerbehandelingen. Dat verhoogde risico kan er zijn tot tien jaar na de rookstop. Seksuele activiteiten en prostaatkanker In deze context zijn de belangrijke evaluatiecriteria het aantal partners, seksuele geaardheid, frequentie van ejaculaties, leeftijd van eerste seksuele betrekkingen en impact van seksueel overdraagbare infecties (soi’s). Een studie heeft aangetoond dat het hebben van meer dan 20 seksuele partners (ongeacht hun geslacht) het risico van prostaatkanker kan verminderen. Hoewel dit niet per se betekent dat er een verband is, durven de auteurs toch suggereren dat een verhoogde frequentie van ejaculaties hiervan de reden zou kunnen zijn, een soort van beschermende factor. Wat seksueel overdraagbare infecties, seksuele geaardheid en vasectomie betreft, konden de studies tot op de dag van vandaag geen robuuste conclusies over dit verband opleveren.
van behandelingen, in het bijzonder door de methylering van de genen (en dus hun expressie), de oxygenatie van de tumor en de activiteit van de androgene receptoren te wijzigen, of door weefselinflammatie te verhogen. Het voordeel van seksuele activiteiten zou deels afhangen van de verhoging van de frequentie van zaadlozingen. Die ejaculaties zouden het aantal intraluminale prostaatkristalloïden verminderen. Zij houden een verhoogd risico van prostaatkanker in. Andere hypothese over het voordeel van seksuele activiteiten: een daling van de psychologische druk en een verminderde activering van het sympathisch centraal zenuwstelsel. Dit zorgt voor een verminderde stimulatie van de deling van epitheliale prostaatcellen. Tot slot vermindert sport adipositas, een risicofactor voor inflammatie. Sport stimuleert de immunitaire respons, vermindert de oxidatieve stress, alsook de circulerende waarden van testosteron en van
IGF (insulin-like growth factor) en vermindert eveneens de proliferatie van tumorcellen. Bron: Brookman-May SD, Campi R, Henríquez JDS, Klatte T, Langenhuijsen JF, Brausi M, LinaresEspinós E, Volpe A, Marszalek M, Akdogan B, Roll C, Stief CG, Rodriguez-Faba O, Minervini A. Latest Evidence on the Impact of Smoking, Sports, and Sexual Activity as Modifiable Lifestyle Risk Factors for Prostate Cancer Incidence, Recurrence, and Progression: A Systematic Review of the Literature by the European Association of Urology Section of Oncological Urology (ESOU). Eur Urol Focus. 2019;5(5):756-787. doi: 10.1016/j. euf.2018.02.007. PMID: 29576530. Auteur: Nathalie Barrès Bron: www.univadis.fr Mediquality
Sport en prostaatkanker Hoewel de resultaten van studies die de impact van sport op het prostaatkankerrisico hebben onderzocht niet allemaal op dezelfde lijn zitten, wijzen meerdere studies toch wel op de positieve invloed van sport op de ontwikkeling van de tumor en op de efficiëntie van de behandelingen. Uit een meta-analyse blijkt een preventief effect van sport op prostaatkanker, meer specifiek in de leeftijdscategorie van 20 tot 65 jaar. Welke biologische mechanismen spelen een rol? Men schuift verschillende mechanistische hypotheses naar voren, in het bijzonder de afname van screenings en PSA-waarden van 8 tot 12% bij rokers. Dat leidt tot latere diagnoses en tot agressievere tumoren. Tabak zou eveneens een rol spelen bij de ontwikkeling van de tumor en de efficiëntie
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
37
Superb Imaging for Urology Procedures
info.benelux@bkmedical.com
VOOR U GELEZEN - LU POUR VOUS
Besnijdenis gebeurt vaker door gezondheidswerkers” (UAntwerpen) Bron: Mediquality Ook vandaag nog worden vele meisjes en vrouwen slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking. “We stellen vast dat de praktijk in Kenia meer en meer wordt uitgevoerd door medische professionals”, zegt Nina Van Eekert, doctoraatsstudente op UAntwerpen en medeoprichtster van Collectief Positief. “Op die manier kan bijvoorbeeld een vrouwenbesnijdenis meer in het geheim worden uitgevoerd.” Volgens cijfers van Unicef is vrouwelijke genitale verminking (VGV) nog steeds een wijdverspreid probleem: wereldwijd zouden ongeveer 200 miljoen meisjes en vrouwen er slachtoffer van zijn. In sommige landen daalt het aantal slachtoffers wel, maar de strijd is nog lang niet gestreden. Op donderdag 6 februari is het International Day of Zero Tolerance for FGM/C (female genital mutilation/cutting), het ideale moment om de thematiek opnieuw onder de aandacht te brengen. BESPREEKBAAR MAKEN “VGV is een gevoelige problematiek waar niet voldoende aandacht aan besteed wordt”, vertelt Nina Van Eekert, doctoraatsstudente op de Universiteit Antwerpen en een van de oprichters van Collectief Positief. “Met het collectief willen we VGV bespreekbaar maken en ook echt actie ondernemen om er iets aan te veranderen.” Samen met haar collega’s van Collectief Positief (Eli Driessens, Jolien & Margo Lauwers en Louise Vrints) organiseerde Van Eekert maandag 3 februari reeds een debatavond over het onderwerp. Daar werden ook de werken van elf Antwerpse kunstenaars voorgesteld. De artiesten gingen allemaal aan de slag met het thema genitale verminking. Hun werken worden in maart tentoongesteld op de Universiteit Antwerpen, en ook verkocht ten voordele van Akina Ties, een Keniaans project dat crisisopvang voor kwetsbare kinderen aanbiedt. MEER IN HET GEHEIM Dat er nog heel veel moet gebeuren, stelde Van Eekert onder meer vast in Kenia. Recent trok ze in het kader van haar doctoraatsonderzoek naar het Afrikaanse land. “De medicalisering van vrouwenbesnijdenis staat centraal in mijn onderzoek. Vanouds zijn het vaak traditionele besnijdsters die een besnijdenis uitvoeren, maar tegenwoordig gebeurt dat steeds vaker door getrainde professionals uit de medische sector.”
Een verontrustende trend, aldus Van Eekert. “Die medicalisering in het Keniaanse Kisii lijkt een manier te zijn om de praktijk meer in het geheim te kunnen uitvoeren. Als een besnijdenis professioneler gebeurt, helen de meisjes sneller, waardoor hun afwezigheid tijdens een mogelijke herstelperiode niet opvalt. De kans dat iemand klacht indient bij de politie – VGV is in Kenia immers bij wet verboden – wordt zo veel kleiner.”
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
39
VOOR U GELEZEN - LU POUR VOUS
Hoe familie in de kamer de patiëntzorg beïnvloedt Bron: Medscape.com Tot voor kort werden ernstig zieke mensen vaak thuis behandeld, omringd door vrienden en familie. Aangezien de wetenschappelijke vooruitgang de medische zorg naar het ziekenhuis heeft verplaatst, vertrouwen patiënten nu op familiebezoeken voor emotionele ondersteuning, en ook om hen bij te staan met praktische zaken: hulp bij basiszorg, toegang tot oude medische dossiers, bijhouden van geneesmiddelen. In mijn rol als neuroloog in een regionaal ziekenhuis heb ik een andere belangrijke functie van ziekenhuisbezoekers opgemerkt die misschien ondergewaardeerd is: verbetering van de patiëntzorg. Ik maak dagelijks ziekenhuisrondes met een resident neurologie en soms met studenten geneeskunde. Wij hebben altijd haast bij onze rondes; we moeten elke patiënt onderzoeken, neurologisch beeldonderzoek en laboratoriumresultaten bekijken, cases bespreken met consultants en alles documenteren in het omslachtige elektronische medische dossier. We leggen zoveel mogelijk uit aan patiënten en hun families. Vele patiënten zijn echter alleen en zijn weinig of niet in staat om te communiceren. Vaak hebben neurologiepatiënten encefalopathie of zijn ze comateus, waardoor onze interactie wordt beperkt. Sommige zijn thuisloos of hebben een slecht gecontroleerde mentale ziekte. De patiënt kan een “John Doe” zijn waarvan de echte naam onbekend is. Er komen geen bezoekers totdat IT-beheerders de patiënt identificeren. Demente oudere patiënten, van wie velen een levenslange partner hebben verloren, kunnen ook alleen hun ziekenhuisopname moeten doorstaan. In al deze situaties, zonder familie om mee te communiceren, kan mijn tijd in de kamer kort zijn. Soms blijven de patiënten dagenlang alleen zonder dat er met hen wordt gecommuniceerd. “Een bezorgde familie roept mij ook ter verantwoording.” De constante afwezigheid van bezoekers lijkt een stille boodschap over te dragen: “In de buitenwereld geeft niemand om mij.” Hoewel bezoekers om vele redenen niet kunnen aanwezig zijn — werkverplichtingen, afstand, niet op de hoogte zijn van de ziekenhuisopname of zelfs de wens van een onafhankelijke patiënt — is een lege kamer in het nadeel van de patiënt.
40
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Face-to-face time met elke patiënt varieert afhankelijk van vele factoren, vooral de complexiteit van het geval en de duidelijkheid van de diagnose. Als er familieleden aanwezig zijn, neem ik extra tijd om de diagnose, de prognose en het behandelplan uit te leggen. Soms verbetert deze extra tijd de patiëntzorg. Het biedt ruimte voor een gronderig onderzoek van het geval en om nieuwe diagnostische en therapeutische opties te overwegen. Extra minuten kunnen een ontluikende therapeutische alliantie consolideren. Een bezorgde familie roept mij ook ter verantwoording en benadrukt het belang van de patiënt in mijn geest. Langere patiëntbezoeken zijn uiteraard niet noodzakelijk betere bezoeken. Families kunnen storend zijn wanneer hun behoeften en gedragingen de aandacht wegtrekken van de patiënt. Maar ik dank vaak de bezoekers voor hun aanwezigheid en hulp. Velen offeren hun broodnodig inkomen op door vrijaf te nemen op hun werk, hebben onverwachte reiskosten, of blokkeren tijdelijk hun leven. Ik heb in deze schoenen gestaan en het is niet gemakkelijk. De laatste tijd pauzeer ik, nadat ik een patiënt alleen in zijn of haar kamer heb onderzocht. Ik was mijn handen systematisch en droog ze grondig af met een papieren doekje. Ik scan de monitoren. Ik zie de patiënt ademen en ik laat mijn gedachten tot rust komen. Daarna leg ik het geval mentaal uit aan een niet-bestaand familielid. Hoewel patiënten niet kunnen deelnemen, zijn ze getuige van deze stille gesprekken. Ik hoop dat deze extra aandacht hun zorg verbetert. Misschien zal één van mijn patiënten het me ooit vertellen. Andrew Wilner is professor neurologie aan de University of Tennessee Health Science Center in Memphis, gezondheidsjournalist, en een enthousiaste SCUBA duiker. Zijn laatste boek is The Locum Life: A Physician’s Guide to Locum Tenens.
VOOR U GELEZEN - LU POUR VOUS
“Kanker heb je met twee” Bron: www.thinkbluevlaanderen.be BRUGGE - Prostaatkanker is de meest voorkomende kanker bij mannen. De lotgenotenvereniging Think Blue Vlaanderen zet zich met lezingen en contactmomenten in voor patiënten en hun partner. DOOR VINCENT VANHOORNE Elk jaar worden in België meer dan 9.000 nieuwe gevallen van prostaatkanker vastgesteld. Daarmee is het een van de meest voorkomende kankers bij mannen, maar ook een van de best te genezen kankers. “In 2013 hebben we met een vijftal mensen de vzw Think Blue Vlaanderen opgericht”, vertelt Fernand Fonteyne. “Onze vereniging telt ondertussen 665 leden. We vinden het heel belangrijk om ons ook op de dames te richten, want kanker heb je met twee. Als partner leef je immers intens mee. We zijn begonnen in Brugge, maar ondertussen hebben we leden uit gans West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en zelfs Vlaams-Brabant.”
leden. Dat geldt ook voor onze jaarlijkse ledendag waar ontspanning centraal staat. We worden ook gewaardeerd door de ziekenhuizen en artsen. Wie met prostaatkanker wordt geconfronteerd krijgt in het ziekenhuis een folder van Think Blue Vlaanderen mee. Ik wil ook onderstrepen dat vroegtijdige opsporing van de ziekte erg belangrijk is. Laat je vanaf 50 jaar informeren en zo nodig onderzoeken op prostaatkanker. Beter vroegtijdig opsporen, dan te laat zijn. Voor die vroegtijdige opsporing stapt onze vzw in een Europees samenwerkingsverband. We blijven nieuwe initiatieven nemen. Samen met mijn echtgenote Annemie, een uroloog en een seksuoloog werk ik momenteel aan een brochure rond seksualiteit na prostaatkanker.”
LEDEN GELUKKIG MAKEN “Met een aantal bestuursleden werken we de activiteiten van Think Blue Vlaanderen uit. We zijn allemaal vrijwilligers en hebben daarbij maar één doel voor ogen: we willen onze leden gelukkig maken. Elk jaar organiseren we een zestal ontmoetingsmomenten met voordrachten waarbij verschillende onderwerpen worden behandeld. Zo hebben we binnenkort op onze bijeenkomst van 24 maart aandacht voor incontinentie na een prostaatkankerbehandeling. Samen met impotentie is dat een van de belangrijkste complicaties waar veel prostaatkankerpatiënten mee geconfronteerd worden. Op elk contactmoment in De Valkaart in Oostkamp zijn doorgaans een 180-tal leden aanwezig. Na de voordracht voorzien wij telkens een koffiemoment. Onze leden kunnen dan in kleine groepjes met elkaar van gedachten wisselen. Uniek aan onze vereniging is dat wij ook een koffiemoment voor de dames organiseren, omdat zij uiteraard sterk betrokken zijn bij de ziekte van hun man. Er is ook altijd een dokter aanwezig die medische vragen kan beantwoorden.” SEKSUALITEIT NA KANKER “Met onze 665 leden vormen wij in feite één grote familie. De waardering die wij als bestuursleden krijgen is groot en motiveert ons om verder te doen. Dankzij de steun van Kom op tegen Kanker, de Stichting tegen Kanker en enkele bedrijven kunnen wij de activiteiten gratis aanbieden aan onze
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
41
Actreen® blijft tot 60 min. op hetzelfde niveau van lubrificatie.
Actreen® sondes zijn de lichtste gelubrifieerde sondes op de markt.
De beschermende verpakking van Actreen® is recycleerbaar en milieuvriendelijk.
Wenst u gratis stalen? Neemt contact met ons via +32 (0)2 712 86 73 of homecare.be@bbraun.com
ACTREEN® Eco-innovatie en design in één sonde
B. Braun Medical N.V. | +32 (0)2 712 86 50 | customercare.be@bbraun.com | www.bbraun.be
KLEINSTE KAMERTJE - LA PETITE CHAMBRE
Toilettentekort voor buschauffeurs: De Lijn reageert gebelgd Bron: BELGA DESTANDAARD 09/01 ‘Tegenwoordig zijn precies alle middelen goed om op De Lijn te schieten.’ De Lijn reageert korzelig op het nieuws dat 42 procent van de gemeenten geen toiletten heeft voor buschauffeurs. ‘We zoeken steeds een oplossing voor elk lokaal probleem, wanneer het gesignaleerd wordt’, zegt Inge Debruyne, woordvoerster van De lijn in een reactie op het bericht dat 42 procent van de gemeenten geen toiletten heeft voor buschauffeurs. Volgens de woordvoerster van De Lijn zit er een logica achter de verdeling van de toiletten. ‘De regel is dat er een toilet is aan het begin- en het eindpunt van het traject dat de chauffeur aflegt’, aldus Debruyne. Meestal bevindt het toilet zich in een gebouw van De Lijn, aan de stelplaats bijvoorbeeld. Maar als dat niet kan, wordt een alternatief gezocht bij bijvoorbeeld spoorwegmaatschappij NMBS of een handelszaak in de buurt van dat beginof eindpunt. Als ook daar geen oplossing gevonden wordt, zijn er tot slot nog de mobiele toiletten als alternatief. De woordvoerster van De Lijn betreurt dat het bericht over het toilettentekort De Lijn ‘opnieuw’ in een slecht daglicht stelt. ‘Tegenwoordig zijn precies alle middelen goed om op De Lijn
te schieten. Nochtans zetten we ons in om oplossingen te bieden, als ons een probleem in verband met toiletten wordt gesignaleerd. Er wordt daar ook fors in geïnvesteerd.’ De toilettenproblematiek werd aangekaart door Vlaams Parlementslid Tom Ongena (Open VLD) na een parlementaire vraag aan zijn partijgenote, Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD). ‘Als goede werkgever
moet De Lijn voldoende sanitaire faciliteiten voorzien voor haar werknemers’, zegt Ongena. ‘De voorbije jaren zijn er al heel wat inspanningen gedaan, maar toch zijn er in 4 op de 10 Vlaamse gemeenten nog steeds geen toiletten beschikbaar. Daarom zou De Lijn met die specifieke gemeenten best in overleg gaan om tot snelle en pragmatische oplossingen te komen.’
Roeselare is voortaan stomavriendelijk De herentoiletten van een aantal stadsgebouwen zijn voortaan stomavriendelijk. Kom op tegen Kanker en StomaVlaanderen lanceerden een oproep om meer aandacht te hebben voor stomapatiënten door in de herentoiletten ook vuilbakjes ter plaatsen.
Stad Roeselare ging in op de vraag en voorzag de voorbije periode in 31 toiletten op negentien locaties vuilbakjes in de individuele herentoiletten: stadhuis, Welzijnshuis, stedelijke sportinfrastructuur, heel wat vrijetijdslocaties zoals KOERS, Museum van de Wielersport, EXPO
Roeselare, OCAR, TRAX, Ter Posterie, Galerie Blomme en de gebouwen van STAP en SASK. De vuilbakjes worden aangeduid door middel van een sticker op de deur van het herentoilet
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
43
KLEINSTE KAMERTJE - LA PETITE CHAMBRE
WC heren schol
Nieuw toilet in speelbos Geel
WC in vergaderzaal
WC zwaargewichten
44
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
WC paardjes
KLEINSTE KAMERTJE - LA PETITE CHAMBRE
WC vrouw
WC Valencia
Gendertoilet
Fotomuseum
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
45
AGENDA De redactie / Le rédaction Ronny Pieters Cel Vandewinkel Jan Hendrickx Ingrid Van Neyghen Paul De Beuckeleer
EAUN 18-20 JULI Amsterdam DOCENTENDAG UROBEL 11 SEPTEMBER 2020 Aalst
UZ Gent/ voorzitter Urobel Jan-Palfijn Merksem UZ-ghb Leuven UZA Edegem
Redactieraad / Comité de rédaction Prof. Dr. R. Andrianne Prof. Dr. K. Everaert Dr. P. Dekuypere Dr. T. Adams Dr. G. Hendrickx Dr. J. Ampe Dr. L. Hoekx Dr. I. Billiet Dr. W. Kerckhaert Dr. A. De Brouwer Dr. J. Mattelaer Dr. H. Van Der Eecken Dr. D. Ost
CONGRES UROBEL 21 OF 22 SEPTEMBER 2020 Mechelen
Auteurs 2020 : C. Biéva, M. Christiaens, M. Coenen, K. De Baets, P. De Beuckeleer, E. De Bruyne, M. de Hosson, C. De Laet, G. De Win, K. Everaert, I. Geraerts, C. Goes, M. Goethals, J. Hendrickx, P. Hoebeke, L. Hoekx, N.C. Kassis, E.A. Kidd, J. Labescat, N. Lumen, D. Mannaert, J. Mattelaer, H. Michael, Ml. Omar, W. Oosterlinck, R. Pieters, D. Schrijvers, A.F. Spinoit, F. Stewart, C. Vandewinkel, E. Van Hoecke, M. Van Impe, M. Van Kampen, I. Van Neyghen, B. Verlinden, Y. Versluis Verantwoordelijke uitgever / Editeur responsable Ronny Pieters Redactiesecretariaat en administratie / Secrétariat de rédaction et administration Ronny Pieters Urobel vzw - U.Z. Gent De Pintelaan 185 • 9000 Gent • België T +32 9 240 27 65 • F +32 9 240 38 89 Website : www.urobel.be E-mail : voorzitter.urobel@telenet.be Advertentie-exploitatie / Exploitation publicitaire Evelien Van Hyfte +32 491 27 43 30 evelien.vanhyfte@zorganders.be
MET VEEL DANK VOOR HUN BIJDRAGE MERCI À TOUS POUR LEUR AIDE: DE AUTEURS/LES AUTEURS Dossier: Prof. Dr. Koenraad van Renterghem, Urologist Hasselt-Leuven Dr. Van Hoof, seksuologe UZA Antwerpen Prof. dr. Hans Verstraelen, gynaecoloog Vrouwenkliniek van het UZ Gent
DE REDACTIELEDEN: Ronny Pieters, voorzitter Urobel, Cel Vandewinkel Jan Hendrickx Ingrid Van Neyghen Paul De Beuckeleer
Noch de redactie noch de uitgever kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de inhoud van de artikelen en advertenties. Deze vallen steeds onder de verantwoordelijkheid van de auteurs, respectievelijk adverterende firma’s. La rédaction et l’éditeur déclinent toute responsabilité vis-à-vis le contenu des articles ou les annonces publicitaires. Toute responsabilité reste chez les auteurs, respectivement les firmes qui font de la publicité. UROBEL Magazine verschijnt vier maal per jaar in twee versies, een versie voor het urologische artsenkorps en een versie voor de urologisch verpleegkundigen. UROBEL magazine wordt bedeeld per post.
Bronnen Internet: Vrije Tijd, Gezondheid.be, Test-Aankoop …
UROBEL Magazine paraît quatre fois par an en deux versions, une version pour les urologues et autres médecins actif dans le domaine de l’urologie et une version pour les infirmi(è)er(e)s dans le domaine des soins urologiques. UROBEL Magazine est distribué par la poste.
Bronnen: Belga, MediQuality,, Reuters …
Oplage / Tirage : 2680 ex. (1525 arts - 1155 verpl)
Kranten en magazines, zoals: DeMorgen, DeStandaard, Visie, Metro, Gazet van Antwerpen, The Guardian, …..
LIJST VAN DE ADVERTEERDERS / LISTE DES ANNONCEURS
46
Alle rechten voorbehouden. Tous droits réservés.
Tena
24
Medicor Medical Supllies Coloplast Wellspect BK Medical B. Braun
cover 2 cover 3 31 38 42
Urobel Magazine | 57 | mei • mai 2020
Ontworpen voor het dagelijks leven Conçue pour la vie quotidienne
SpeediCath Compact Eve De meest stijlvolle en discrete katheter La sonde la plus discrète et la plus féminine •
Driehoekig ontwerp: betere grip en stabiele ligging
•
Hydrofiele coating: veilig en onmiddelijk gebruiksklaar
•
Gemakkelijk te openen en te sluiten
•
Discreet
•
Forme triangulaire: meilleure prise en main et grande stabilité
•
Revêtement hydrophile: sûr et prêt à l’emploi
•
Facile à ouvrir et à refermer
•
Discrète
Gebruiksklaar
Prête à l’emploi Goede grip
Manipulation facile Makkelijk hersluitbaar
www.coloplast.be Bezoek onze website of bel 02 334 35 35 om stalen aan te vragen. Visitez notre site ou appelez-nous au 02 334 35 35 pour des échantillons.
The Coloplast logo is a registered trademark f Coloplast A/S. © 2019-11 All rights reserved Coloplast A/S 3050 Humlebaek, Denmark
Refermable
innovating for patient affordability is now an Aurobindo Pharma Group Company
21 APO MED 2019
Discover the blue prices