6 minute read

Vergroeid met de Urkersamenleving

Theunis en Willem worden visser. Voor het eerst sinds 1745 is er geen timmerman in de familielijn die naar de dichtende Ruitens leidt. Jacobje trouwt later met Theunis van Eerde. Zij wonen op Schokland bij Theunis’ ouders in. Theunis vader is lichtwachter op Schokland. Later krijgt Theunis deze betrekking. En zo wordt Jacobje na het overlijden van haar man, de enige op Schokland geborene die na de ontruiming van 1859, nog op het eiland woont.

Theunis (Antonius) Ruiten trouwt op 7 januari 1870 metJapke Hoekstra. Zij is de dochter van Rinze Hoekstra, schipper en winkelier, en Antje Zondervan. Zij krijgen twaalfkinderen, waarvan er vier nog heel jong sterven. Theunis en Japke hebben vijfverschillende woningen in wijk 4 bewoond. Hun zevende kind, Tjalling Ruiten, wordt later de vader van de dichtende Ruitens. Theunis, hun grootvader, overlijdt op 14 mei 1905 op negenenvijftig jarige leeftijd. Zijn vrouwJapke, hun grootmoeder, overlijdt op 17 juni 1914 te Velzen, vierenzestig jaar oud. De Ruitens die tegenwoordig nog op Urk wonen of in Den Helder, IJmuiden, Velzen, de Zaan, zijn alien nakomelingen van Theunis en Japke ofvan zijn broer Willem die trouwt met Dirkje de Boer.

Voltooid tegenwoordige tijd Tjalling Ruiten wordt geboren op 1 december 1882. Hij behoort tot de eerste generatie Ruitens die op Urk geboren is. In het gezin waarin hij opgroeit, zingt het verhaal van Schokland ongetwijfeld nog rond. Hij wordt net als zijn vader visser. Later is hij ook nog afslager op de visafslag. Als kind valt hij van een kar, waardoor hij zijn verdere leven enigszins mank loopt. Tjalling trekt veel met zijn twee jaar oudere broer Willem op. Samen hebben zij een Staverse jol, de U.K. 13, waarmee zij op de Zuiderzee vissen. Bovendien trouwen zij allebei met een dochter van Tiemen Bakker en Jannetje van Urk. Willem trouwt in 1903 metJacobje (Bape) Bakker en Tjalling in 1907

16

met Geertje Bakker. Zij is dienstbode in Amsterdam, komt daardoor niet zoveel op Urk. Het wordt een lange verkering. Bape en Geertje kunnen goed met elkaar overweg, hoewel ze een totaal verschillend karakter hebben. Geertje is meer beschouwend en ingetogen, Bape is uitbundig, treedt graag naar buiten en heeft vaak de lachers op de hand. Tjalling en Geertje gaan wonen in Wijk 4. Zij wonen er achtereenvolgens in verschillende huizen, o.a.“De oude pastorie”. Het laatst in Wijk 4-21 het huis naast makelaardij Hoekstra, waar hun zoon Willem, de dichter, tot zijn dood heeft gewoond.

Tjalling en Geertje krijgen acht kinderen. Japke, die drie maanden na haar geboorte overlijdt, Teunis, Jannetje, Japke, Tiemen, Jacobje, Willem en Jacob.

Tjalling is een sociaal bewogen mens. Naast zijn werk als afslager en visser, is hij betrokken bij de protesten tegen de afsluiting van de Zuiderzee. De belangen van de vissers gaan hem ter harte. Hij maakt deel uit van een delegatie die naar Den Haag gaat om de problematiek van de visserij onder de aandacht van de regering te brengen. Vanuit zijn sterke persoonlijkheid, neemt hij geen blad voor de mond en zegt waar het op staat, wat hem niet altijd in dank wordt afgenomen. Hij houdt niet van halve maatregelen. Als moeder Geertje maar niet kan beslissen ofBab het nieuwe zomerjurkje met deze temperatuur wel ofniet aankan en hem hier een paar keer advies over vraagt, neemt hij het jurkje scheurt het in tweeen en zegt: “Zo Geertje, nu weet je in elk geval dat ze het niet aan kan.” Moeder Geertje is de stille kracht in het gezin. Zij treedt niet op de voorgrond en weet een sfeer van geborgenheid te scheppen. Toch kan zij als dat nodig is koraaat optreden. De kinderen hebben een hechte band met haar. Tjalling en Geertje leven vanuit hun geloofen dragen dat over op de kinderen. Het bepaalt de context waarbinnen zij opgroeien.

17

18 <De oucferCijke waning in %Vij^4-21

In de gedichten van Willem en Bab vinden we deze context regelmatig terug. Tjalling wordt in 1928 ziek. Hij leidt aan astmatische bronchitis. Zijn gezondheid gaat steeds verder achteruit. De laatste jaren van zijn leven is hij bedlegerig. Deze periode legt een grote druk op het gezin. Hij overlijdt op 30 augustus 1933 op vijftig jarige leeftijd. Teunis en Jannetje zijn dan al getrouwd, Japke is in Den Helder. Geertje blijft achter met Tiemen die 18 jaar is en als timmerman werkt. Bab is dan bijna zestien en gaat dienen in Den Helder. Willem is elfjaar oud en Jacob een jongetje van acht. Geertje gaat een moeilijke periode tegemoet. DoordatTiemen nog thuis woont, krijgt zij de extra ondersteuning die broodnodig is. Tiemen en Jacob trouwen later. Willem blijft bij haar wonen. Geertje overlijdt in 1971. Zij wordt begraven bij haar man op het oude kerkhof. De tekst op de grafsteen, die daar destijds op verzoek van Tjalling in is gegraveerd, is tekenend voor het geloofsvertrouwen waaruit zij hebben geleefd: Veilig in Jezus armen.

19

Schokland

Een vreemde terp in’t polderland: De Middelbuurt hield moedig stand. Een mijm ‘ rend kerkje met wat bomen waar s zomers de toeristen komen; vandaar dat men bij’t verder gaan ginds ook al een kiosk ziet staan. Want’t Godshuis waar in’t grijs verleden het Woord bediend werd en gebeden om kracht, bemoediging en licht werd tot museum ingericht. Men komt er voor een kwartje binnen om zich op vroeger te bezinnen, en men tracteert zichzelfdaarna op limonade ofchocola.

Naar deze plek heb ik staan turen -wij waren immers altijd burenals kind, over de wijde plas die random Urk en Schokland was. Die plas, waarin ik pootje baadde tussen de kleine palissaden, ofkurken scheepjes varen liet naar een gedroomd en ver gebied. Waar golven witte pruiken droegen als t stormde en over’t paalscherm sloegen. Soms dook daar met zijn stompe kop van onder’t schuim een zeehond op. Waar meeuwen over t water scheerden, en botters in de wind laveerden, op jacht naar zilverwitte buit.

Waar vissers zwoegden op hun schuit, ofpsalmen zongen onder’t varen -Gij zijt van de allervroegste jaren voor ons geweest een toevlucht, Heerals’t zomer was en windstil weer.

Ik lig weemoedig wat te dromen languit in’t gras onder de bomen die rondom’t kerkje staan geschaard, en waardoor’t zomerwindje vaart. Die bomen stonden hier sinds tijden het golfgezang te begeleiden met hun geruis, ofstaarden stom naar t spieg’lend watervlak rondom. Nu staan zij daarvan stil te zingen, en delen hun herinneringen aan’t luist’rend polderlandschap mee... Vertelsels van de Zuiderzee.

Willem Ruiten

22 Scfiof{(ancf, 0WicfdeC6uurt

2. Teun Ruiten

(1908-1995)

This article is from: