4 minute read

Hoe hij was

Next Article
4. Willem Ruiten

4. Willem Ruiten

Zijn werk

De ontwikkeling Van de drie dichtende Ruitens, was Willem de meest productieve. Na de Tweede Wereldoorlog begon hij regelmatig zijn gedachten in dichtvorm aan het papier toe te vertrouwen. Hij zette gebeurtenissen uit het leven van alledag op rijm, gaf in versvorm commentaar op voorvallen en ontwikkelingen die hem al dan niet aanstonden. Hij publiceerde dit werk regelmatig in het Urkerland. Op deze manier werd zijn naam als dichter in ieder geval op Urk bekend. Hij kreeg dan ookverzoeken van de christelijke reciteervereniging Dindua (zie hoofdstuk 6) om gedichten te schrijven voor hun optredens.

Ondertussen las hij veel van en over dichters als Willem de Merode, Martinus Nijhoff, Jan Slauerhoff, Hendrik Marsman en andere dich¬ ters uit die tijd. Op deze wijze ontwikkelde hij zijn talent en leerde hij keuzes te maken voor vorm en woordgebruik die pasten bij wat hij inhoudelijk wilde zeggen. Willem maakte zelf ook onderscheid tussen dit werk en de versjes die hij publiceerde in het Urkerland. De eersten waren zijn gedichten, zijn serieuze werk zowel naar inhoud als naar vorm. De anderen waren rijmen; soms geslaagd, soms minder. Vanafde vijftiger jaren bood hij deze gedichten regelmatig ter publicatie aan aan het christelijk cultured tijdschrift “Op den Uitkijk”. Aanvankelijk wilde dit zijn werk niet opnemen. Na een publicatie in een blad voorjong talent, kwam hierin een ommekeer en nam “Op den Uitkijk” wel regelmatig werk van hem op. In 1963 gafde reciteervereniging Dindua, mede als dank voor het werk voor hen verricht, de bundel “Gewoon maar Schelpen” uit, een bloemlezing van zijn beste gedichten tot dan toe. De bundel werd mooi gei'llustreerd door zijn neven Kees en Tjalling Ruiten. Gedurende een periode omstreeks 1960 kwam landelijk het humo-

80

ristische gedicht doorspekt van woordspelingen, onder de aandacht. Namen als Cees Buddingh, Daan Zonderland, Kees Stip, waren algemeen bekend. Dit werk sloot aan bij het gevoel voor humor en het vermogen om met taal te spelen dat Willem eigen was. Dus probeerde hij deze vorm ook uit. Het leverde een aantal geestige gedichten op die niet onderdeden voor die van gerenommeerde dichters van dit genre. Zij werden later gebundeld in de uitgave “Van Dieren, Mensen en Dingen” Hoewel hij ze zelf met genoegen heeft geschreven, zag hij ze niet als serieus dichtwerk. Het waren in zijn ogen tussendoortjes, een aangename vorm van tijdsbesteding. Dan valt er een stilte rond Willem Ruiten. Hij dichtte niet meer, had geen inspiratie en kwam er niet toe om zijn talent verder uit te bouwen. Tot de dichteres Frouwienvan derVooren - Kuyper in hetZuiderzeemuseum zijn bundel “Gewoon maar Schelpen” tegenkwam. Zij herinnerde zich zijn naam uit het blad “Op den Uitkijk” en nam contact met hem op. Zo ontstond er een jarenlange briefwisseling tussen hen. Het werk van Willem sprak Frouwien aan en zij benadrukte herhaaldelijk hoe jammer het was dat hij niet meer dichtte. Zij stimuleerde hem om de pen weer ter hand te nemen. Willem gaf gehoor aan haar oproepen en ging weer gedichten schrijven. Het resulteerde in de bundel “Kruishoutsplinters” die in 1977 werd geproduceerd en uitgegeven door zijn neefKees de Jager. Hetwerden zijn meest persoonlijke gedichten, vaak’s nachts geschreven als hij, gekweld door bronchitis, de slaap niet kon vatten. De thema’s die zich in zijn eerdere werk al aankondigden, komen in deze bundel nog indringender naar voren.

De vorm De gedichten van Willem Ruiten kenmerken zich door een strak en consequent gehanteerd rijmschema en metrum. Soms lijden hetwoordgebruik en de zinsbouw onder deze opgelegde vorm en doen dergelijke passages wat gekunsteld aan. Het gedicht “Lente” is, voor zover bekend, het enige dat hij in een vrije

81

vorm en zonder rijm heeft: geschreven. Het is beslist niet zijn minste gedicht. De sonnetvorm wordt door hem veel gebruikt en vaak zuiver gehanteerd. Twee vierregelige strofen, gevolgd door twee van drie. In de vier regelige coupletten wordt een situatie beschreven en in de daarop volgende drieregelige wordt ingegaan op wat dit voor de dichter betekent. Ook de bijbehorende rijmschema’s kloppen. De juist gehanteerde vorm draagt er toe bij dat zij de lezer meenemen naar de inhoud en blijven boeien ook als die inhoud op de grond van het tijdsbeeld niet meer direct herkenbaar is.

De inhoud A1 vroeg tekenen zich de thema’s afdie hem in al zijn werk zullen begeleiden. Zijn gedichten bewegen zich vrijwel altijd in het spanningsveld tussen geloof en twijfel, tussen de behoefte om zichzelf te geven en de angst om daardoor gekwetst te worden. Tussen de werkelijkheid van nu en de herinneringen van toen, tussen het verlangen door zichzelfen anderen geaccepteerd te worden zoals hij is en de angst als mens te falen. Zij maken zijn gedichten tot een zoektocht naar zichzelf, naar God, naar de medemens, naar liefde en begrip. Op deze ontdekkingsreis spaart hij zichzelf niet. Hij analyseert zijn gedrag en beweegredenen en zet daar meestal vraagtekens bij. Wij komen bij Willem geen mooi praterij tegen. Hij geeft eerlijk en oprecht aan waar de knelpunten in zijn beleving liggen. Door steeds vanuit deze thematiek tewerken, hangt er over zijn gedich¬ ten vaak een sfeer van weemoed die makkelijk uitgroeit tot melancholie en nu en dan aanleunt tegen bitterheid. De zwaarmoedige ondertoon die dit te weeg brengt, bestrijdt hij met het wapen dat hij van nature heeft: gevoel voor humor. Door zijn woordkeus werpt hij opeens een ander licht op de zaak of schept een beeld dat je in de context van het gedicht niet verwacht. Het doorbreekt de spanning. Maar de glimlach die het om de lippen tovert, blijft vaak bitterzoet.

82

This article is from: