
5 minute read
maire van Urk 1811 - 1817
from Veranderd land
worden aangesteld. De nijpende armoede hoeveel de Inwoonders ook ondersteund worden, zal wel de oorzaak zijn van deze baldadigheden om zich enige brandstof te verschaffen. Ook zou u een sterke aanschrijving aan het Gemeentebestuur doen toekomen, dit zou misschien uit hoofde van het ongewone wel so enige invloed ten goede kunnen hebben. Zo op de meedewerking van het Gemeentebestuur als op de ingezeetenen. Ook zou een Hoofd dat meer geschikt tot uitvoering daar behouden te worden bijgevoegd.
HENDRIK KLAASZ. DE HAAN, MAIRE VAN URK 1811-1817
Na de inlijving van ons land bij Frankrijk in 1810 worden in het daarop volgende jaar ook de besturen ten plattelande georganiseerd. Voor Grubbelt Brands betekent dit dat hij moet aftreden als Schout, maar niet alleen hij, ook de leden van de Municipale Raad worden ontslagen. Op 17 Juli 1811 wordt Hendrik de Haan benoemd tot Maire van Urk, adjunkt Maire wordt Jacob Jacobsz. Nentjes, de representant van 1795 - 1798. Hij was 12 jaar buiten het bestuur gehouden. Tot municipale Raden worden gekozen (door de Drost): Kobus Pietersz Bakker, Jan Schouten, Albert Lubbertsz Romkes (bijgen. M’n Abbe), Hendrik Jacobsz, en Gerrit Jacobsz. Allen zweren de eed van trouw aan Keizer Napoleon en aan de Constitutie. Op 1 augustus 1811 besluit de Gouverneur Generaal Lebrun dat ook alle voormalige Municipale Raden weer toegevoegd moeten worden aan die op 17 Juli zijn benoemd. Het totaal aantal leden op Urk komt daardoor op 10. De belangrijkste figuren in de dorpspolitiek na 1811 zijn evenwel De Haan en Nentjes. Op 6 September 1811 schrijft de nieuwe magistraat van Urk een verzoekschrift aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Lebrun de plaatsvervanger van de keizer te Amsterdam: Wij lieden door hooge noodzakelijkheid geperst de vrijmoedigheid te neemen uwe Doorluchtige Hoog¬ heid onse onmagt voor te draagen om van de Verpondinge (soort belasting) bevrijd te blijven Het is opvallend hoe mild en tegemoetkomend het landelijk

81

De klederdracht van Urk in het midden van de 19e eeuw, naareen litho uit de adas van Bing en Braet van Ueberfeldt.

82

bestuur voor Urk is geweest, want ook dit verzoek wordt ingewilligd. Grubbelt Brands, de voormalige Schout, wordt niet helemaal aan de kant gezet. De Prefekt van het ..departement du Zui¬ derzee” waartoe Urk nu behoort, benoemd Brands tot opzichter van de maritieme werken op Urk en tot recepteur (ontvanger) der belastingen. De vijandige stemming tussen Brands en Hendrik de Haan blijft ook na 1811 bestaan, dit blijkt onder andere uit een brief van Hendrik de Haan aan de Prefekt over de vuurtoren van Urk: De opzigter van de Vuurtoren G. Brands geeft aan den Stooker geen genoeg Olie en ook wordt de Stooker geen vrijheid gegund om de catoenpitten uit te haalen of dik genoeg te maken. Zodat onze vuurstooker meermalen bij mij of de municipaale raad heeft geklaagd, dat het vuur niet naar zijn genoegen brande. Dat hij het gaarne anders had wijl het Urker vuur voor de Zeevaart van zoo veel belang is. Daarom hoopen wij dat hieromtrent de noodige maatregelen genomen worden Ook Brands zelf heeft het als ontvanger der belastingen moeilijk. In een brief aan zijn superieuren zegt hij hierover het volgende: Ik heb reeds al 70 stuks Waarschuwingsbilletten langs de Huysen rond laten brengen door de Geregtsbode. Ik heb een ieder zijnen schuld aangetoond en uytgenoodigt dit Jaar bij mijnen Cantooren aan te zuyveren. Sommigen willen niet, anderen seggen ik heb nog geen geld als mijn man verdient zal ik het wel brengen. Indien er geen andere maatre¬ gelen genoomen worden om de onwilligen tot hun pligt te brengen zien ik geen kans de Rollen compleet aan te zuyve¬ ren. Het Dwangbevel en de Executie van goederen zal de regel zijn. Ik hoop dat U Edele op mijn persoon niet ontevreden zal zijn. Ik heb met die onbereedineerde Schepsels al genoeg te doen. In een volgende brief is Grubbelt Brands milder in zijn oordeel, hij vraagt om kwijtschelding voor een gedeelte van de belasting: Ik heb alle die menschen door dwangbeveelen laaten oproepen dog geen eene kan daarvan betalen. Hoe gering ook U Edele gelieve de goedheid te neemen die menschen op de staat van non valeur te plaatsen. Niet alleen met de hoge belastingen ook met de conscriptie (dienstplicht) krijgt men op Urk te maken. Twaalf Urkers

83

worden gedwongen als „marinier” op de vloot te varen. Hendrik Brands zoon van de voormalige schout, neemt als ,,fusilier d’ Infanterie” deel aan de tocht van Napoleon naar Rusland, nooit is hij meer teruggekomen. Of door dit alles op Urk ook opstandjes zijn voorgekomen, zoals in veel andere plaatsen, heb ik niet kunnen nagaan. Wei meldt de Maire van Urk aan de Prefekt in een brief van 4 december 1812: Dat er in deze gemeente de laatste 14 dagen niets bijzonders is voorgevallen als dat er op een December uit twee Visch-Schuyten die op de Reede van Urk lagen gestoolen is. Ik en de Commissaris van de Policie hebben de daders nog niet gevonden. Nagtelijke zamenrottingen hebben hier niet meer plaatsgehad. Wij sullen sooveel ons mogelijk is toezien dat de rust en veiligheid der ingeseetenen bewaard wordt. H. de Haan Maire, L. Hoefnagel Commissaris de Police In het jaar 1813 komt er op Urk ook officieel een einde aan de pilotagewerkzaamheden. Alle goederen op het eiland worden verkocht en „s-Lands Gebouwen” verhuurd. Willem Klaasz. huurt de kolenloods, die bij de vuurtoren behoorde en Grubbelt Brands ,,Lands Magazijn”, dit was een afdeling van het Lands Magazijn in Amsterdam, het huidige Scheepvaartmuseum. Dat op Urk bevond zich op de plaats waar de huidige havenmeesterswoning staat. Op Urk blijft men moeite hebben met allerlei nieuwe wettelijke bepalingen, gedurende deze periode. Bijvoorbeeld het aangeven van „Lijken en van alle Sterfgevallen ter Secretary” wordt vaak vergeten. Ook met de omslag der geldleningen weet men op het eiland geen raad: „Hier op ons eiland Urk is geen bank van Lening waarom de eene vriend de andere en de eene buur de andere voor zijn goed wel eens helpt en vooral in het Winter Saizoen omdat hier dan over het algemeen weining wordt verdient, en als de menschen dan wederom wat verdienen kunnen zij hun goed weder terug krijgen zonder enige intresten dat heeft hier al sedert Lange Jaren plaats gehad” zo schrijft de Maire van Urk aan de Drost.

84