
2 minute read
Het hooifeest
from Veranderd land
aan te besteden. Het karakter van de landers en hun opvatting over hun rechten bleken het duidelijkst vlak voor en bij de verkaveling in 1934/35. Daar is nog veel materiaal over, dat nog nader door een belangstellende student zal worden onderzocht. Tenslotte. Urk is geen eiland meer, al bleef het een apart stukje Nederland. Het land van de landers werd bouwterrein. Visserij en middenstand ondergingen gigantische veranderingen, zodat velen haast geen notie meer hebben van de antieke toestanden die hun ouders en grootouders nog kenden. Vandaar deze publikatie over veranderd land.
HET HOOIFEEST
Het enige niet-kerkelijke feest op Urk was het zomerse hooifeest. Het was vooral een kinderfestijn, dat een week duurde. In die week zorgde elk kind er voor een flesje te hebben, waarin water en stukjes drop werden gedaan. De inhoud werd al schommelend tot schuimen gebracht. Dan werd het kurkje er even uitgedaan en het schuim van het dropwater gezogen. Al schommelend en zuigend trokken de horden kinderen naar de boot uit Kampen om de maaiers af te halen en naar de logeeradressen bij de landers te brengen. Dan weergalmden de straatjes van het geroep en gezang: ,,Wiedewiedewiet, doar hei de maaiers”. De maaiers werden door de landers goed verzorgd, en op het land en ’s avonds thuis voorzien van koffie en maaierskost. Er werd gemaaid, geharkt, gekeerd dat het een aard had en, was het droog weer, dan rolden al gauw de hooiwagens naar de hooizolders. De kinderen mochten dan op het „hooibalkien” van de lander waar hun moeder de melk kocht, spelen en ravotten. Zo werd het hooi goed ineen gedrukt. Warm en onder het ,,hooikrop” gingen ze pas naar huis als het donker begon te worden. En de andere dag begon het feest opnieuw. De laatste dag was de grote dag van het feest. De wagens die het laatste hooi aanvoerden (’t leste kreolesien) en die maar half gevuld waren, boden plaats aan zingende, juichende kinderen. Uitgelaten galmden ze de traditionele of ook nieuw bedachte woorden op de oude wijs:

144

(Jude Top panorama eind zestiger jaren.

145
Jurie an de sluis, want het hooi is thuis, en het hek is van de dam of. Wat zal’t laand nou eten? van wat de koenen sketen, enz.
of de verwoording van een dorpsschandaaltje als:
Hooi op de wagen, hooi op de wagen, Tuneman het z’n vrouw geslagen, hooi en stro, hooi en stro, o die vrouw die schreeuwde zo.
En dan kwam het uur, dat de maaiers weer naar de boot gebracht moesten worden, door veel groten en nog meer kleinen. Wat droefgeestig getoet van de boot liet over het hele eiland horen dat het feest weer voorbij was:
En dat gaat weer, en dat gaat weer, en dat gaat weer voor een jaartje.

Er zou een ballade op de Urker boer te dichten zijn (Willem Ruiten deed dat trouwens). Verjaagd van zijn wetland, verstrooid over de polder.... Jan Post (Jan van Fokkien) was boer in hart en nieren. Eenfoto vol symboliek: de visverwerkendeindustrieeistmeeren meerruimteen de boeren? Zij verdwenen de een na de ander uit het Urker dorpsbeeld.

146

147
