ITAA-Zine | Nummer 6 - oktober 2020

Page 1

-ZIN E Nummer 6 | Oktober 2020

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Eerste algemene vergadering ITAA een succes! Op 5 september 2020 namen ruim 1.630 leden deel aan de eerste algemene vergadering van het Institute for Tax Advisors and Accountants (ITAA). Als gevolg van de coronacrisis werd deze vergadering uitzonderlijk op afstand gehouden.

ITAA.


Colofon Eén sterk Instituut ten dienste van onze leden . . . . . . . . . . . . . 3 Eerste algemene vergadering ITAA een succes! . . . . . . . . . 4 Boekhoudkundige en fiscale behandeling van meer- en minderwaarden bij fusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Verplichting tot belastingaangifte bij ontbinding die leidt tot afsluiting van het boekjaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Aanslag geheime commissielonen: happy end of never ending story? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Vakliteratuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 6/2020 ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Sophie Bosschaerts, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Geert Lenaerts, Eric Steghers AFBEELDINGEN iStockphoto, Bart Verbelen VERTALINGEN House of Words, Joeri Van Liefferinge

9 iStockphoto.com/utah778.

ITAA.

4

17 iStockphoto.com/ljubaphoto.

iStockphoto.com/filadendron.

14

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be. UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen


3

Eén sterk Instituut ten dienste van onze leden Bes t e conf ra t er, Het is intussen al eind oktober, wat betekent dat het einde van het jaar met rasse schreden dichterbij komt. Nu al kunnen we stellen dat 2020 eruit springt. De COVID-19-pandemie overheerste onze levens, niet alleen op mentaal en gezondheidsvlak, maar vooral ook op socio-economisch vlak bracht de ziekte heel wat bekommernissen en onzekerheid teweeg. We gaan ervan uit dat de politieke en wetenschappelijke wereld ons van deze plaag zal helpen. Specifiek voor ons beroep is 2020 ook een scharnierjaar. Op 30 september verschenen immers drie koninklijke besluiten in het Staatsblad, waaronder een waarmee het Instituut voor Belastingadviseurs en Accountants (ITAA) officieel is opgericht uit een fusie tussen de oude Instituten, het BIBF en het IAB. Een enkel Instituut, dus, voor ons dierbare beroep – dat we allemaal, met z’n 15.000, met passie en vuur uitoefenen ten dienste van alle zelfstandigen, kmo’s en vrije beroepers. Ons Instituut brengt alle beroepen samen, geeft meer zichtbaarheid en transparantie aan ons beroep en zorgt voor een betere kwaliteit van de dienstverlening aan onze klanten en leden, maar ook, en dat is belangrijk, aan de scholen die de boekhouding en de fiscaliteit onderwijzen. Met dit eengemaakte Instituut willen we ook meer slagkracht bieden als we moeten lobbyen met de overheidsinstanties, de politieke wereld en de EU.

Het ITAA, dat zijn ook 56 vaste medewerkers, maar ook externe vertegenwoordigers uit de heterogene groep van leden die in verschillende werkgroepen en commissies werken, zowel binnen het ITAA als binnen tal van organisaties.

Wij willen en kunnen deze boodschap niet beëindigen zonder de politieke vertegenwoordigers die zich voor deze fusie hebben ingezet, oprecht te bedanken. Zonder hun steun en volharding had deze fusie niet kunnen plaatsvinden.

We kunnen het niet genoeg zeggen, maar onze (gecertificeerde) accountants en (gecertificeerde) belastingadviseurs zijn de bevoorrechte partners van de ondernemers. Eén enkel Instituut betekent een betere communicatie naar de buitenwereld, financiële organisaties, scholen, administratie en vooral ondernemers. Het laat ons ook toe om ons vertrouwd te maken met andere activiteiten en andere sectoren zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, notarissen, advocaten, ...

Wij willen ook onze hartelijke dank betuigen aan de mandatarissen voor hun werk en aan alle ITAAmedewerkers die onze leden en stagiairs elke dag een kwaliteitsvolle service bieden en zonder wie het Instituut niet dagelijks zou kunnen functioneren.

Wij stimuleren vertrouwen, oprechtheid en zorgvuldigheid door onze ernst en professionaliteit. De bundeling van al onze vaardigheden en kennis die we in de loop der jaren hebben opgedaan, vormt een nog sterker en efficiënter Instituut ten dienste van de leden. Hetzelfde Instituut betekent synergie, het bundelen van computerhulpmiddelen, documentatie en ruimten voor opleidingen en seminars.

Met conf ra t ernele g roet en,

Bart Van Coile Voorzitter

Frédéric Delrue Ondervoorzitter

Hetzelfde instituut betekent meer zichtbaarheid op de verschillende beurzen en evenementen, zowel in België als in het buitenland. We moeten ook al onze energie mobiliseren en we hebben u nodig om ons Instituut te ontwikkelen en ons beroep vooruit te helpen.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


4

Eerste algemene vergadering ITAA een succes! Op 5 september 2020 namen ruim 1.630 leden deel aan de eerste algemene vergadering van het Institute for Tax Advisors and Accountants (ITAA). Als gevolg van de coronacrisis werd deze verga­ dering uitzonderlijk op afstand gehouden. De opname van de algemene vergadering vond plaats in Brussels Expo. Hieronder vindt u het verslag. Een virtuele algemene vergadering gericht op interactiviteit Het ITAA heeft de leden die waren ingelogd in de loop van de algemene vergadering herhaaldelijk de kans gegeven om vragen te stellen of opmerkingen over te maken aan de mandatarissen die tijdens de live-opname aanwezig waren. Deze laatsten hebben vervolgens rechtstreeks geantwoord op een ruime selectie van deze vragen. Het bleek een goede manier om een dynamiek tussen het ITAA, zijn vertegenwoordigers en de leden te creëren!

Inleiding Voorzitter Bart Van Coile en ondervoorzitter Frédéric Delrue heten de talrijke deelnemers aan deze algemene vergadering welkom. Ze verduidelijken dat bepaalde

uiteenzettingen vooraf werden opgenomen om de gezondheidsmaatregelen na te leven. Bart Van Coile en Frédéric Delrue overlopen vervolgens de agenda en stellen de aanwezige stemopnemers voor: Yves Drapier en David Vandercamme (Franstalige leden), Noor Homaira en Xavier Schraepen (Nederlandstalige leden). Kelly Sparacino, gerechtsdeurwaarder, ziet samen met de stemopnemers toe op het correcte verloop van de organisatie en van de stemming. Het stemsysteem wordt uitgelegd door Hein Vandelanotte en Marc Van Thournout, leden van de Raad en van het uitvoerend comité van het ITAA.

Activiteitenverslag Bart Van Coile en Frederic Delrue wijzen er nogmaals op dat het jaar 2019 een intens maar vruchtbaar jaar was wat betreft de voorbereidingen voor de oprichting van het nieuwe Instituut, het ITAA. De sprekers stellen om de beurt de voornaamste initiatieven voor die in 2019 zijn genomen. Nadien sommen ze enkele doelstellingen voor 2020 op.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


5 Initiatieven die in 2019 zijn genomen • Het opstellen van het eerste jaarverslag dat de werkzaamheden van zowel het IAB en het BIBF als die van het ITAA in 2019 voorstelt; • De creatie van de website van het ITAA; • De uitrol van publicaties van het Instituut; • De oprichting van een Raad van het Instituut voor de periode 2019-2023 (28 leden). De eerste Raad vond plaats op 25 juni 2019. Er gingen intussen al vijftien zittingen door; • De aanstelling van Bart Van Coile als voorzitter en die van Frédéric Delrue als ondervoorzitter voor een periode van vier jaar; • De organisatie in september 2019 van een strategische Raad; • De oprichting van een uitvoerend comité, samengesteld uit tien leden van de Raad; • De samenstelling van drie werkgroepen om de oprichting van het Instituut mogelijk te maken: een eerste gewijd aan “financiën”, een tweede aan de “fusie”, en een derde aan de “clusters”; • De invoering in de interne organisatie van vier clusters: “Toegang en promotie beroep”, “Kenniscentrum”, “Beroep en kwaliteit”, “Deontologie en tuchtzaken”; • De creatie van een nieuw logo dat bij het grafische charter past; • De deelname aan verschillende evenementen zoals het salon Smart Company, de ITAA-studiedag, de Internationale Dag van de Accountant en het congres Forum for the Future; • Het opstellen van een memorandum bestemd voor de politieke wereld en de buitenwereld; • De totstandkoming van een “visie/missie” voor het mandaat 2019-2023; • De creatie van tools zoals het ITAA-portaal, BeExcellent, eStox en Unified by Invoicing.

Vier ministeriële toespraken Vier ministers van de vorige federale regering wilden de leden van het ITAA een boodschap meegeven. Hun toespraken, die vooraf waren opgenomen, werden getoond tijdens de algemene vergadering.

Het gaat om minister van Economie Nathalie Muylle, minister van Middenstand, Zelfstandigen en Kmo’s Denis Ducarme, minister van Justitie Koen Geens en minister van Financiën Alexander De Croo.

Acties die zijn voorzien voor 2020 • De organisatie van de opleidingen “Onafhankelijk bestuurder”, van de opleidingen “Gerechtelijke expertise”, van de voorbereidende vorming op de kwaliteitstoetsing, van vier seminars-webinars, een studiedag, het Forum for the Future en roadshows (op elf plaatsen); • De ontwikkeling van een efficiënt communicatiebeleid via de ITAA-Flash, ITAA-ACcTua en ITAA-zine; • In het kader van de coronacrisis: de deelname van het Instituut aan de externe ERMG-groep en de oprichting van een interne taskforce belast met de uitwerking van brochures, Flashberichten, de ontwikkeling van lobbywerk bij de kabinetten en van contacten met de FOD’s. Het behandelen van meer dan 1.500 vragen door de servicedesk van het Instituut. Online vraag- en antwoordsessies; • De deelname aan verschillende vergaderingen: “Taxcificatie”, “UBO-register”, “DAC6”, “paritair comité 336” en de “Vijfde AWW-richtlijn”;

• Er werden contacten onderhouden met de FOD’s, de kabinetten en met de Hoge Raad voor de Economische Beroepen; • De voorbereiding van de koninklijke besluiten voor de oprichting van het ITAA (inwerkingtreding op 30 september 2020); • De voorbereidende werkzaamheden voor de invoering van het “uniek mandaat”; • De vertegenwoordiging bij internationale organisaties. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


6

Beslissingen van de algemene vergadering van 5 september 2020 Verslag van de penningmeester voor de jaarrekening 2019 Mirjam Vermaut, lid van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, en Jean-Luc Kilesse, secretaris-penningmeester van het ITAA, brengen verslag uit over de financiële toestand van het ITAA en becommentariëren de aan de leden voorgestelde financiële staten. De jaarrekening 2019 van het nieuwe Instituut, opgesteld door de “Commissie financiën van het ITAA”, slaat op de periode van juni 2019 tot december 2019. Mirjam Vermaut en Jean-Luc Kilesse beantwoorden vervolgens de vragen van de leden.

Verslag van de commissarissen De commissarissen Nick Verheyden en Patrick Cocquyt brengen verslag uit over de rekeningen. Als conclusie van hun verslag van commissaris – een mandaat dat ze beiden in alle vrijheid en onafhankelijkheid uitoefenen in samenwerking met de Raad en de diensten van het Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020

Instituut – bevestigen de commissarissen dat de jaarrekening, die op 31 december 2019 een balanstotaal van 248.400,38 euro en een tekort van 87.403,96 euro vertoonde, exact is. De jaarrekening geeft een getrouw beeld van de financiële toestand en het vermogen van het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants, en leeft de wettelijke Belgische boekhoudkundige regels na. Met 1.202 stemmen voor (91,69 %) en 109 stemmen tegen (8,31 %) keurt de algemene vergadering de jaarrekening 2019 goed.

Kwijting aan de commissarissen Met 1.251 stemmen voor (95,86 %) en 54 stemmen tegen (4,14 %) worden de uittredende commissarissen door de algemene vergadering van hun functie gekweten.

Kwijting aan de Raad voor het beheer van het ITAA Met 1.212 stemmen voor (92,66 %) en 96 stemmen tegen (7,34 %) verleent de algemene vergadering kwijting aan de Raad voor het beheer van het ITAA.


7 Verkiezing van een Franstalige en van een Nederlandstalige commissaris Voor het mandaat van de Franstalige commissaris-titularis: Pierre-Yves Heynen is verkozen met 764 stemmen (63,99 %). De andere kandidaat, Renaud de Borman, kreeg 430 stemmen (36,01 %) en werd verkozen tot plaatsvervangend commissaris. Voor het mandaat van de Nederlandstalige commissaris-titularis: Johan Van Haeverbeke is verkozen met 504 stemmen (40,81 %). De andere kandidaten, Daniël Maes en Patrick Cocquyt hebben respectievelijk 409 stemmen (33,12 %) en 322 stemmen (26,07 %) gekregen. Daniel Maes is verkozen tot plaatsvervangend commissaris.

Voorstelling van de begroting 2020 Jean-Luc Kilesse, secretaris-penningmeester van het ITAA, en Johan De Coster, lid van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, stellen de begroting 2020 voor. Ze stellen die begroting voor in een vorm die de verschillende clusters van het Instituut in de kijker zet. Ze geven eerst een overzicht van de middelen die zijn begroot en lichten vervolgens toe hoe het Instituut deze wil aanwenden. Nationale & internationale vertegenwoordiging Représentation nationale & internationale

Toegang en promotie beroep Accès et promotion profession

Algemene administratie Administration générale 8% 17%

17%

2020 BEGROTING BUDGET

19%

Communicatie Communication 7%

De stemming vond online en rechtstreeks plaats. Er werd geen enkel technisch probleem vastgesteld. Dit zijn de resultaten:

Keurt u de jaarrekening 2019 goed zoals deze werd uiteengezet? 1.202 = 91,69 %

109 = 8,31 %

Verleent u de commissarissen kwijting voor hun functie? 1.251 = 95,86 %

54 = 4,14 %

Verleent u de Raad kwijting voor het beheer van het ITAA? 1.212 = 92,66 %

96 = 7,34 %

Keurt u de begroting goed zoals deze is opgemaakt voor het jaar 2020? 1.138 = 88,42%

149 = 11,58 %

Verkiezing van een Franstalige commissaris voor 2020 Renaud de Borman: ................... 430 = 36,01 % Pierre-Yves Heynen: .................. 764 = 63,99 %

Verkiezing van een Nederlandstalige commissaris voor 2020

18%

14% Beroep & kwaliteit Profession & qualité

Overzicht van het verloop en van de resultaten van de stemming

Kenniscentrum Centre de connaissance

Deontologie en tuchtzaken Déontologie et affaires disciplinaires

Patrick Cocquyt: .......................... 322 = 26,07 % Daniël Maes: ................................ 409 = 33,12 % Johan Van Haeverbeke: ........... 504 = 40,81 %

Keurt u het voorstel over procedurekosten goed? 1.004 = 77,05 %

Jean-Luc Kilesse en Johan de Coster beantwoorden vervolgens de vragen van de leden. Met 1.138 stemmen voor (88,42 %) en 149 stemmen tegen (11,58 %) keurt de algemene vergadering de begroting voor het jaar 2020 goed.

299 = 22,95 %

Geeft u de Raad van het ITAA volmacht voor de verkoop van het Legrand-gebouw? 1.144 = 88,89 %

143 = 11,11 %

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


8 Voorstel, bepaling en goedkeuring van de administratiekosten en van de procedure voor de leden en voor de stagiairs Vincent Delvaux en Patrick Deleu, leden van het uitvoerend comité en van de Raad van het ITAA, lichten het voorstel over de vaststelling en goedkeuring van de bedragen van de administratiekosten toe. Deze kosten houden verband met bijkomende onderzoeken (waaronder de oproepingen en de procedurekosten naar evenredigheid van de tuchtsancties en het aantal tenlasteleggingen dat werd vastgesteld door de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep). PROCEDUREKOSTEN – TUCHTSANCTIES FRAIS DE PROCÉDURE – SANCTIONS DISCIPLINAIRES

ITAA

Tuchtcommissie (art. 65 – 10° van de wet van 17 maart 2019) Commission de discipline (art. 65 – 10° de la loi du 17 mars 2019) Eén tenlastelegging Un seul grief

€ 900,00

Twee tenlasteleggingen Deux griefs

€ 1.200,00

Drie tenlasteleggingen Trois griefs

€ 1.500,00

Meer dan drie tenlasteleggingen Plus de trois griefs

€ 1.800,00

PROCEDUREKOSTEN – TUCHTSANCTIES FRAIS DE PROCÉDURE – SANCTIONS DISCIPLINAIRES

ITAA

COMMISSIE VAN BEROEP COMMISSION D’APPEL Maximaal twee tenlasteleggingen Maximum deux griefs

€ 800,00

Per extra tenlastelegging Par grief supplémentaire

€ 400,00

PROCEDUREKOSTEN – TUCHTSANCTIES FRAIS DE PROCÉDURE – SANCTIONS DISCIPLINAIRES

Verzoek tot volmacht

ITAA

Forfaitaire kosten (art. 77 – 5° & 6° van de wet van 17 maart 2019) Frais forfaitaires (art. 77 – 5° & 6° de la loi du 17 mars 2019) Herinnerings- en aanmaningskosten Frais de rappel et de relance

1e herinnering 1er rappel Administratieve kosten ledenbijdrage* Frais ­administratifs cotisations*

€ 0,00

Administratieve kosten Frais administratifs

€ 0,00

2de herinnering 2ème rappel

€ 35,00

€ 35,00

3de herinnering 3ème rappel

€ 50,00

€ 50,00

Meer dan 3 herinneringen Plus de 3 rappels

€ 100,00

€ 100,00

* ex. kosten deurwaarder en/of incasso | ex. frais d’ecaissement et/ou d’huissier

Met 1.004 stemmen voor (77,05 %) en 299 stemmen tegen (22,95 %) keurt de algemene vergadering het voorstel over de administratiekosten en de procedurekosten goed. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020

Bart Van Coile en Frédéric Delrue stellen het verzoek tot volmacht voor aan de Raad van het ITAA met het oog op de verkoop van het gebouw in de Legrandlaan, waar het personeel van het BIBF in het verleden heeft gezeten. Het voltallige personeel wordt tijdelijk gehuisvest in het oude gebouw van het IAB in de Emile Jacqmainlaan. Het is de bedoeling van het ITAA om een nieuw gebouw te kopen. Met 1.144 stemmen voor (88,89 %) en 143 stemmen tegen (11,11 %) keurt de algemene vergadering het verzoek tot volmacht aan de Raad van het ITAA goed.

Aankondiging van de data van de roadshows 2020 en 2021 Voor het afsluiten van de algemene vergadering bevestigen Bart Van Coile en Frédéric Delrue nogmaals dat ze het ITAA dichter bij de leden willen brengen. Vanuit dit oogpunt stellen ze de data en locaties van elf roadshows voor die het Instituut hoopt te organiseren eind 2020 en begin 2021 als de gezondheidssituatie dit toelaat. Stéphanie Liévin Cel Communicatie


9

Boekhoudkundige en fiscale behandeling van meer- en minderwaarden bij fusies Over de gevolgen voor een overnemende vennootschap die ook aandeelhouder is van de over­ genomen vennootschap. In deze bijdrage belichten we de algemene vrijstellingsvoorwaarden bij fusies en verduidelijken we de voorwaarden met een voorbeeld.

1. Basisprincipes met betrekking tot vrijgestelde fusies Artikel 211 van het WIB 92. Hoewel de vrijstelling van fusies en splitsingen in de praktijk de regel is, beschouwt het wetboek van de inkomstenbelastingen, in weerwil van de opeenvolgende wetswijzigingen1 , de vrijstelling van fusies en splitsingen ook nu nog steeds als een uitzondering en blijft belastbaarheid de regel. Artikel 210 van het WIB 92 maakt de artikelen 208 en 209 van het WIB 92 van toepassing, namelijk de belastingregels voor liquidaties. Het is slechts op grond van een andere bepaling (artikel 211 van het WIB 92) dat diezelfde transacties worden vrijgesteld als aan de algemene vrijstellingsvoorwaarden is voldaan. In de praktijk zien we echter dat de meeste vennootschappen de belastingvrijstelling aanvragen om de belasting over niet-verwezenlijkte meerwaarden die uit die verrichting voortvloeien evenals alle andere fiscale gevolgen in verband met de liquidatie van de betrokken vennootschappen, te vermijden.

1

Fusies of splitsingen zijn vrijgesteld van belasting als de overnemende vennootschap of vennootschap die de inbreng verkrijgt een binnenlandse of intraEuropese vennootschap is; en de verrichting beantwoordt aan zakelijke overwegingen.

Voorwaarden van het stelsel en principe van fiscale neutraliteit. Volgens artikel 211, §1, alinea 2 van het WIB 92 is een fusie of splitsing vrijgesteld van belasting wanneer aan twee voorwaarden is voldaan: • de overnemende vennootschap of de vennootschap die de inbreng verkrijgt, is een binnenlandse of een intra-Europese vennootschap; • de verrichting beantwoordt aan de vereisten van artikel 183bis van het WIB 92 (zakelijke overwegingen).

We zien overigens meteen dat fusies of splitsingen vóór de wet van 17 maart 2019 tot omzetting van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) in het fiscaal recht moesten worden uitgevoerd conform de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen (W. Venn.) en, in voorkomend geval, conform de overeenkomstige bepalingen van het vennootschapsrecht die van toepassing zijn op de overnemende of verkrijgende intra-Europese vennootschap. Die voorwaarde is afgeschaft. Professor Luc De Broe vat het als volgt samen waarom dat zo is: “Na de omzetting van de fusierichtlijn (2009/133/EG) moest de overnemende of verkrijgende intra-Europese vennootschap zich beroepen op het Belgische vennootschapsrecht of een vergelijkbaar buitenlands recht (zie bv. artikel 211, § 1, al. 4, 2° van het WIB 92). Door die oplossing moest de administratie nagaan of de transactie in overeenstemming was met het buitenlandse recht, wat in de praktijk niet altijd van een leien dakje liep. Aangezien de leer van de werkelijke zetel werd behouden in het fiscale recht, is het ook mogelijk dat reorganisaties in de toekomst toch binnen de toepassingssfeer van het WIB 92 vallen wanneer zowel de overnemende

Met name de wet van 11 december 2008 houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen teneinde het in overeenstemming te brengen met de Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, gewijzigd bij de Richtlijn 2005/19/EEG van de Raad van 17 februari 2005 (BS 12 januari 2009) en de wet tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (BS 10 mei 2019).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


10 als de overgenomen vennootschap, vennootschappen naar buitenlands recht zijn die hun statutaire zetel echter in België hebben. Hoewel die verrichting vennootschapsrechtelijk gezien geen enkele link meer heeft met België, zijn de fiscale bepalingen er wel op van toepassing door het verschil tussen de ‘maatschappelijke’ zetel en de ‘fiscale’ zetel. Daarom schaft de fiscale wet van 13 maart 2019 de vereiste af dat de verrichting wordt uitgevoerd conform de bepalingen van het vennootschapsrecht om fiscale vrijstelling te genieten.”2 Met ‘zakelijke overwegingen’ wordt bedoeld dat de economische rechtvaardiging die de belastingplichtige aanvoert, in overeenstemming moet zijn met de geest van artikel 183bis van het WIB 92, namelijk dat geen fiscale immuniteit wordt verleend aan fusies, afsplitsingen of gedeeltelijke afsplitsingen die gericht zijn op belastingontduiking of -ontwijking. Een zakelijke overweging die tot belastingontwijking leidt, kan dus niet als ‘geldig’ worden beschouwd. Het principe van fiscale neutraliteit heeft de volgende gevolgen: • het gestorte kapitaal van de overnemende onderneming wordt vastgesteld alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de herziene waarde van het kapitaal moet worden bepaald op basis van de data waarop dat kapitaal in de overgenomen vennootschap werd gestort; • de belaste reserves, de belastingvrije reserves en de belastingvrije meerwaarden die bestonden in de boekhouding van de overgenomen vennootschap, worden geacht te zijn ingebracht in de overnemende vennootschap; • waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten behouden na de overdracht hun zelfde aard; • de overnemende vennootschap zet de afschrijvingen en investeringsaftrekken op de activa van de overgenomen vennootschap voort alsof

de verrichting niet tot een nieuwe eigenaar heeft geleid. De fusie houdt een uitwisseling van effecten in. De aandeelhouders van de overgenomen vennootschap ruilen hun effecten om voor effecten van de overnemende vennootschap. De overdracht van de effecten van de overnemende vennootschap aan de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap zal voor die laatsten tot een meer- dan wel minderwaarde leiden, naargelang het feit of de waarde van de oude effecten van de overgenomen vennootschap hoger of lager is dan de waarde van de nieuwe effecten van de overnemende vennootschap. Bovendien is de inbrengwaarde vaak hoger dan de fiscale waarde van het aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat overeenkomt met haar participatie, en het is die inbrengwaarde die de meerwaarde zal bepalen. Fusie tussen moeder- en dochter­ vennootschap. De regeling met volledige vrijstelling is alleen van toepassing als de inbreng volledig wordt vergoed met nieuwe aandelen. Als de overnemende vennootschap aandelen heeft in de overgenomen vennootschap, vreesde de wetgever dat er belastbaar inkomen verloren zou gaan doordat bepaalde belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap bij de fusie zouden verdwijnen. Daarom voorziet het wetboek in dat geval in een gedeeltelijke vereffening van de overgenomen vennootschap, met dus een gedeeltelijke belasting (vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap en uitkering van een dividend).

Welke gevolgen heeft dat in hoofde van de overnemende vennootschap? Wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed in nieuwe aandelen of deelbewijzen, moeten het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de

belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap die overgaan op de overnemende vennootschap, worden verminderd conform bepaalde verrekeningsregels die worden uiteengezet in artikel 211, § 2 van het WIB 92. Dat wordt de aanrekening van vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap genoemd. De vermindering wordt eerst aangerekend aan de belaste reserves en vervolgens, als die ontoereikend zijn, aan de belastingvrije reserves en ten slotte het gestorte kapitaal.

Welke gevolgen heeft dat in hoofde van de overgenomen vennootschap? Een inbreng die niet volledig in aandelen wordt vergoed, omdat de overnemende vennootschap eerder al aandelen of deelbewijzen in bezit had, leidt ertoe dat elementen van het maatschappelijk vermogen van de overgenomen vennootschap niet langer aanwezig zijn in de overnemende vennootschap. Dat er gestort kapitaal verdwijnt, maakt de wetgever weinig uit, omdat het toch nooit wordt belast. Dat er andere onderdelen van het eigen vermogen (belaste reserves en belastingvrije reserves) verdwijnen, is daarentegen wel een probleem. Daarom heeft de wetgever bepaald dat, als het verdwenen eigen vermogen groter is dan het verdwenen gestorte kapitaal, de overgenomen vennootschap een belastbaar dividend heeft uitgekeerd. Dat dividend is echter niet onderworpen aan de roerende voorheffing (artikel 264, eerste lid, 2°, eerste streepje van het WIB 92). Als de overnemende vennootschap participaties heeft in de overgenomen vennootschap, dan kunnen de volgende regels worden afgeleid: • het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap is verminderd; • de vermindering is ook van toepassing op de verborgen reserves (reconstructie in hoofde van de

2 L. DE BROE, « Nieuwe ‘statutaire zetelleer’ versus fiscale ‘werkelijke zetelleer’ », Fiscoloog nr. 1607, p. 4.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


11

iStockphoto.com/utah778.

overnemende vennootschap via 100% aanvullende DBI); • de vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap mag nooit worden doorgevoerd op bepaalde vrijgestelde reserves die worden vermeld in artikel 211, § 2, alinea 4 van het WIB 92: – de vrijgestelde herwaarderingsmeerwaarden (niet opgenomen in de fiscale nettowaarde (FNW)); – de meerwaarden uit inbrengen (niet opgenomen in de FNW); – de vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen (niet opgenomen in de FNW); – de verwezenlijkte, gespreid belaste meerwaarden (artikel 47 van het WIB 92) en kapitaalsubsidies (artikel 362 van het WIB 92) (opgenomen in de FNW). Er bestaat dus een verplichting om alle vrijgestelde reserves van de overgenomen vennootschap opnieuw samen te stellen bij de overnemende vennootschap. Hoe kunnen die belastingvrije reserves worden overgenomen? Aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde wordt voldaan door een overdracht via de winst- en verliesrekening van een belastingvrije reserve of via de belastingaangifte (reserve op een deelrekening van het kapitaal); • de meerwaarden die de overnemende vennootschap verwezenlijkt,

zijn volledig vrijgesteld (einde van het 95% DBI-stelsel); • de minderwaarden worden geboekt op de activa en het saldo wordt vervolgens geboekt als goodwill; • in de overgenomen vennootschap wordt een dividend belast ten belope van de fiscale nettowaarde van de overgenomen vennootschap die niet wordt opgenomen in de overnemende vennootschap, verminderd met het geherwaardeerde gestorte kapitaal dat niet in de overnemende vennootschap komt (artikel 209 van het WIB 92 en com.IB 211/88).

2. Meer- en minderwaarden bij fusies In het boekhoudrecht. Op het ogenblik van de overname zal de overnemende vennootschap (die ook aandeelhouder is) een meer- of minderwaarde genereren op de aandelen die in de overgenomen vennootschap worden aangehouden en door de verrichting worden vernietigd. Die meerof minderwaarde is gelijk aan het verschil tussen de netto-inbrengwaarde van de overgenomen vennootschap (vertegenwoordigd door de aandelen) en de fiscale waarde van die aandelen. In haar advies 2009/6 heeft de Commissie voor Boekhoudkundige

Normen de verwerking verduidelijkt van de verschillen tussen de boekhoudkundige waarde van de aandelen van de overgenomen vennootschap en het deel in het eigen vermogen daarvan dat zij vertegenwoordigen. De CBN maakt een onderscheid tussen twee situaties:

1) De boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is groter dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen (minderwaarde bij fusie) De CBN beveelt aan om eerst te onderzoeken of de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht geen aanpassing van het eigen vermogen van de overgenomen onderneming opleggen: • de artikelen 61, § 1, lid 3 in fine (3:39 KB/WVV) en 64, § 1, lid 3 in fine (3:42 KB/WVV) van het KB/W.Venn. bepalen dat elke bijkomende of uitzonderlijke afschrijving die niet langer gerechtvaardigd blijkt te zijn, moet worden teruggenomen; • de artikelen 49 en 55 van het KB/W. Venn. (3:27 en 3:33 KB/WVV) bepalen dat waardeverminderingen en voorzieningen niet mogen worden gehandhaafd in die mate waarin zij op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


12 We nemen een overnemende vennootschap met een fusieverlies (een verschil tussen de waarde van haar participatie en haar aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap) van 10.000 euro. De vennootschap beslist om dat verschil op het actief te boeken als fusiegoodwill, zoals door het boekhoudrecht is toegestaan. Er is dus een positief verschil tussen het boekhoudkundige resultaat, dat 0 bedraagt (aangezien de onderneming dat verschil heeft ‘goedgemaakt’ door de activering van goodwill), en het fiscale resultaat, dat -10.000 bedraagt (de minderwaarde van de fusie). Dat positieve verschil van 10.000 noemen we de ‘fusie-inbrengmeerwaarde’. Wat kan de overnemende vennootschap doen? Ze kan: • ofwel dat verschil van 10.000 euro overboeken naar een belastingvrije reserve (rekening 689 naar rekening 132). Die tenlasteneming blijft dan fiscaal neutraal, aangezien de minderwaarde op aandelen als verworpen uitgave wordt geboekt. Latere afschrijvingen van de goodwill op de fusie zullen van die belastingvrije reserve worden afgehouden ten belope van het desbetreffende bedrag, tot alle afschrijvingen van de goodwill uit de fusie zijn geboekt (na vijf jaar); • ofwel elk van de afschrijvingen op die goodwill op de beschikbare of de verborgen reserve (belaste reserve) boeken (een soort van afschrijvingsoverschot); • ofwel die inbrengmeerwaarde in de aangifte opnemen als in het kapitaal geïncorporeerde negatieve belaste reserve (subrekening 100.1 van het kapitaal) met een overeenkomstige rekening in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserve (subrekening 100.2 van het kapitaal). Latere afschrijvingen op de fusiegoodwill leiden tot een vermindering van de negatieve belaste reserve (en dus tot belasting) tot die volledig is verdwenen wanneer de goodwill integraal is afgeschreven; • ofwel het verlies uit de fusie volledig ten laste nemen en vervolgens neutraliseren door het op de verworpen uitgaven te boeken (minderwaarde op aandelen, artikel 198, 7° van het WIB 92). Dat zijn gemeenrechtelijke waarderingsregels die onafhankelijk van elke fusieverrichting gelden. De CBN herinnert eraan dat het duidelijk is dat de overgenomen vennootschappen ook de mogelijkheid hebben, in toepassing van de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht, • ofwel materiële of financiële vaste activa te herwaarderen wanneer de waarde van die activa, bepaald op basis van hun nut voor de vennootschap, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun gebruikswaarde; • ofwel afschrijvingen op materiële en immateriële vaste activa terug te nemen wanneer blijkt dat het daarvoor toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden,

een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. Aanpassingen van de waarde die voortvloeien uit de toepassing van deze bepalingen van het gemeen recht, worden gecompenseerd door de boekwaarde van de aandelen die in de overgenomen vennootschap worden aangehouden, ten belope van het aandelenpercentage. Het resterende verschil na de voormelde aanpassingen moet in de mate van het mogelijke worden geboekt op de activa met een hogere waarde dan hun boekwaarde of op de passiva met een lagere waarde dan hun boekwaarde. Als de boekwaarde van de aandelen na vaststelling van de

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020

waardecorrecties en de aanpassingen conform de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht en/of na toepassing van de waardetoerekeningen op het moment van de fusie hoger blijft dan het aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat zij vertegenwoordigden, dan wordt dat verschil naargelang het geval op de activa geboekt als goodwill of ten laste genomen door de overnemende vennootschap.

2) De boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is kleiner dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen (meerwaarde bij fusie) Volgens de CBN moet deze situatie eerst worden getoetst aan de boekhoudrechtelijke bepalingen om na te gaan of het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap niet is overgewaardeerd: • de artikelen 61, § 1, tweede lid (3:39 KB/WVV) en 64, § 1, tweede lid (3:42 KB/WVV) van het KB/W. Venn. bepalen dat aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen moeten geboekt worden als wegens technische omstandigheden of wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekwaarde van materiële of immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur, hoger is dan hun gebruikswaarde voor de vennootschap; • de artikelen 70, tweede lid, 72, tweede lid en 75 van het KB/W. Venn. (3:48, 3:50 en 3:53 KB/WVV) bepalen dat aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van de markt- of realisatiewaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of gevoerde activiteit; • artikel 33, eerste lid, KB/W.Venn. (3:11 KB/WVV) verplicht om rekening te houden met alle voorzienbare risico’s. Kan op grond van de genoemde bepalingen het vastgestelde fusieverschil niet worden weggewerkt, dan wordt dit in resultaat genomen door de overnemende vennootschap. Ingevolge de fusies heeft zij immers


13

iStockphoto.com/Chalirmpoj Pimpisarn.

in overeenstemming met haar deelnemingspercentage een netto-actief ontvangen dat hoger is dan de boekwaarde van de betrokken aandelen. In het fiscaal recht. Meerwaarden uit fusies (fusiebadwill) worden voor belastingdoeleinden behandeld als definitief belaste inkomsten (DBI) en genieten als dusdanig een volledige vrijstelling, zonder voorwaarden inzake minimumparticipatie of bezitsduur. Bij minderwaarden uit een fusie (fusiegoodwill) worden de zaken wat complexer. Die minderwaarde is niet aftrekbaar in het kader van het fiscale neutraliteitsprincipe, dat vereist dat een vrijgestelde fusieverrichting geen fiscale winsten of verliezen mag opleveren. Boekhoudkundig kan dat verschil tussen het deel van de aangehouden aandelen in vergelijking met het deel van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat zij vertegenwoordigen, worden toegerekend aan elementen van de activa of passiva, of de goodwill. Niettemin is er fiscaal gezien een minderwaarde, die overeenkomt met het verschil tussen het fiscale resultaat en het boekhoudkundige resultaat (in fiscaal jargon de ‘fusie-inbrengmeerwaarde’ genoemd).

Volgens de fiscale wetgeving moet die inbrengmeerwaarde op een afzonderlijke passiefrekening worden geboekt om aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde te voldoen. De vennootschap kan dat verschil tussen de fiscale minderwaarde en het ‘gecorrigeerde’ boekhoudkundige resultaat dus overhevelen naar een belastingvrije reserve. De tenlasteneming van die overheveling is fiscaal neutraal, omdat de vennootschap bij die fusie geleden minderwaarden op aandelen altijd als verworpen uitgaven moet boeken (artikel 198, 7° van het WIB 92). We weten dat afschrijvingen op geherwaardeerde activa (als de vennootschap er boekhoudkundig voor kiest de minderwaarde op de fusie toe te rekenen aan de activa) niet aftrekbaar zijn. Hetzelfde geldt als de vennootschap die minderwaarde uit de fusie als goodwill heeft geboekt en die goodwill afschrijft. Die verworpen afschrijvingen kunnen op drie verschillende manieren worden belast: • ofwel boekt de vennootschap de afschrijvingen op de herwaarderings­meerwaarde in de

belaste reserves wegens de afhouding op de belastingvrije reserve die daarvoor was aangelegd; • ofwel boekt ze de afschrijving op de beschikbare reserve of de verborgen reserve; • ofwel beslist ze de fusie-inbrengmeerwaarde (het verschil tussen het boekhoudkundige en het fiscale resultaat) in eerste instantie te boeken op de post ‘In het kapitaal geïncorporeerde negatieve belaste reserve’ in de belastingaangifte, en in tweede instantie die negatieve belaste reserve jaarlijks te verminderen (wat dan aanleiding geeft tot een belastingheffing) ten belope van de afschrijvingen op de meerwaarde uit de boekhoudkundige herwaardering of op de goodwill van de fusie. De vennootschap kan ook kiezen voor een radicalere oplossing, namelijk de minderwaarde uit de fusie als verworpen uitgaven boeken zonder overdracht naar de belastingvrije reserves. Zij neemt het resultaat van de fusie dus integraal ten laste en corrigeert dat vervolgens met een verworpen uitgave ‘minderwaarde op aandelen’. Pierre-François Coppens Belastingadviseur

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


14

Verplichting tot belastingaangifte bij ontbinding die leidt tot afsluiting van het boekjaar De Algemene Administratie van de Fiscaliteit van de FOD Financiën publiceerde op 29 mei 2020 een circulaire over de gevolgen van artikel 2:70 van het WVV op de aangifteplicht bij ontbinding van de vennootschap1, 2 . Die circulaire is vreemd op drie punten voor de aangifteplicht: 1. Er wordt niet verwezen naar artikel 2:109 van het WVV, dat precies dezelfde regels oplegt als artikel 2:70 van het WVV in geval van ontbinding die leidt tot afsluiting van het boekjaar, van toepassing op verenigingen. 2. Er wordt niet gesproken over deze – eventueel belastingplichtige – verenigingen, waardoor voor die laatste twijfels rijzen over de voormelde aangifteplicht, omdat het bovengenoemde artikel 2:70 van het WVV enkel vennootschappen vermeldt. 3. De circulaire verwijst niet correct naar de parlementaire werkzaamheden.

1. Vergelijking van artikel 2:70 en 2:109 WVV We maken hierna een vergelijking van de twee bovengenoemde artikelen, waarbij 1. het eerste artikel al van bij het begin in het WVV is opgenomen en 2. het tweede artikel gedeeltelijk werd opgenomen in het WVV door de wet van 28 april 2020.

Art. 2:70 WVV, wet van 23 maart 2019

Art. 2:109 WVV, wet van 28 april 20203

De vennootschap wordt ontbonden: 1° door een beslissing van de algemene vergadering; 2° van rechtswege, naar aanleiding van een feit of gebeurtenis zoals voorzien door de wet; 3° door een rechterlijke beslissing. De ontbinding leidt tot de sluiting van het boekjaar(1) .

Vzw’s en de ivzw’s worden ontbonden: 1° door een beslissing van de algemene vergadering [*van de vzw of het orgaan dat daartoe is aangesteld in de statuten van de ivzw] (2); 2° van rechtswege, naar aanleiding van een feit of gebeurtenis zoals gedefinieerd door de wet of de statuten; 3° door een rechterlijke beslissing. [*De ontbinding leidt tot de sluiting van het boekjaar.] (2)

Wet van 23 maart 2019 tot invoering van het WVV en houdende diverse bepalingen, art. 2. Inwerkingtreding: 1 mei 2019, art. 38, al. 1. 4 (1)

Wet van 28 april 2020 tot omzetting van richtlijn (EU) 2017/828, art. 66. Inwerkingtreding: 6 mei 2020. 5 (2)

1 Circulaire 2020/C/74 over de gevolgen van artikel 2:70 WVV op de aangifteplicht bij ontbinding van vennootschappen. 2 Circulaire nr. Ci.RH.81/557.698 (AOIF 32/2003) van 10 december 2003; circulaire geannuleerd door die van 29 mei 2020. In de eerste alinea van die circulaire stond destijds: “De rechtbanken van eerste aanleg van Luik en Antwerpen hebben elk in een vonnis respectievelijk gewezen op 22 oktober 2002 (inzake BVBA J.H., in vereffening) en 11 december 2002 (inzake S.A., S.A. en H.M.) geoordeeld dat de vennootschappen ontbonden op een andere datum dan hun statutaire afsluitingsdatum, voor de periode die loopt vanaf de eerste dag na het vorige belastbare tijdperk tot op de datum van de ontbinding geen aangifte in de vennootschapsbelasting moeten indienen.” 3 Wet van 28 april 2020 tot omzetting van richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft, en houdende diverse bepalingen inzake vennootschappen en verenigingen, artikel 66. Zie https://www.lachambre.be/FLWB/PDF/55/0553/55K0553004.pdf; Voorstel van 28 januari 2020, amendement Leen Dierick, p. 34. https://www.lachambre.be/FLWB/PDF/55/0553/55K0553011.pdf; Voorstel van 9 april 2020, DOC55, 0553/011, art. 66, p. 46. 4 Cf. http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2019/04/04_1.pdf#Page53, BS 4 april 2019. 5 Gegevens op basis van BS 6 mei 2020.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


15 De ontbinding van stichtingen wordt geregeld door artikel 2:114 van het WVV. Dat artikel bepaalt dat alleen de rechtbank van het rechtsgebied waar de stichting haar zetel heeft, op verzoek van een stichter of een van zijn rechthebbenden, van een of meer bestuurders, van een belanghebbende derde of van het openbaar ministerie, de ontbinding van een stichting kan uitspreken in zeven specifieke gevallen. Dit artikel gaat niet over de afsluiting van het boekjaar.

2. Motivering van de aangifteplicht volgens de circulaire 2.1. De zogenaamde motivering Circulaire 2020/C/74 van 29 mei 2020 rechtvaardigt de aangifteplicht niet aan de hand van een bepaling van het WIB 92, maar door amendement nr. 167 van Wim Van Der Donckt en andere van 26 september 2018. De circulaire stelt ter zake letterlijk dat: “Rekening houdend met het nieuwe artikel 2:70, 2de alinea van het WVV dienen vennootschappen die hun statutaire zetel in België hebben en ontbonden worden op een andere datum dan hun statutaire afslui­ tingsdatum voortaan wel een aangifte in te dienen voor het belastbaar tijdperk dat loopt vanaf de eerste dag na het vorige belastbaar tijdperk tot op de datum van de ontbinding (Kamer, sessie 2017/2018, DOC 3119/008, blz. 2).” Helaas maakt dit uittreksel, zoals vermeld in de parlementaire documenten 3119/008, dat in de bovengenoemde circulaire tussen aanhalingstekens wordt geciteerd geen deel uit van de motivering van het amendement. In de verwijzing naar het in DOC 3119/008, pagina 2 geciteerde amendement wordt niet gezegd wat er in de circulaire staat. Dat is een creatie van de voormelde circulaire 2020/C/74 van 29 mei 2020.

2.2. De echte motivering In werkelijkheid is de correcte motivatie van het amendement als volgt, zoals weergegeven in DOC 3119/008, pagina 2: “Voor het boekjaar in de loop waarvan de vennootschap wordt ontbonden, worden bij voorkeur twee jaarrekeningen opgemaakt; één door de gewezen zaakvoerders of bestuurders betreffende de periode tot aan de ontbinding en één door de vereffenaar betreffende de periode vanaf de ontbinding tot het einde van het boekjaar tijdens hetwelk de vennootschap werd ontbonden. Elke mandataris neemt verantwoordelijkheid op voor en wordt met betrekking tot zijn beleid afgerekend op basis van de door hem opgestelde (gedeeltelijke) jaarrekening. (E. De Bie, “Vereffening van vennootschappen na de wet van 19 maart 2012: reparatie

& innovatie”, in F. Buyssens et A. Verbeke (éds.), Notariële actualiteit 2012-2013, Intersentia, Antwerpen, 2013, p. 55). De jaarrekening met betrekking tot de periode voor de ontbinding wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering en neergelegd bij de Nationale Bank van België (NBB) overeenkomstig artikel 3:10. Tevens zal er ook een belastingaangifte “speciaal” worden ingediend. De fiscus zal deze jaarrekening bezorgen aan de balanscentrale van de NBB. De jaarrekening met betrekking tot de periode na de ontbinding wordt voorgelegd aan de algemene vergadering overeenkomstig artikel 2:93, eerste lid (niet ter goedkeuring) en neergelegd bij de Nationale Bank van België overeenkomstig het beoogde artikel 2:93, tweede lid.”6 Het door de afgevaardigde geciteerde uittreksel is correct en valt inderdaad onder de rubriek “IV. A. 1. De verplichtingen inzake de jaarrekening en de ontbinding/vereffening”7 uit het boek van Eric De Bie, in 2013. De echte rechtvaardiging is niet fiscaal, maar boekhoudkundig en heeft te maken met deugdelijk bestuur. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verantwoordelijkheden van de bestuurders, tot de datum van de statutenwijziging, en die van de vereffenaars, die in functie treden op de datum van de wijziging.

3. Inwerkingtreding De inwerkingtreding verloopt als volgt: 1. voor nieuwe vennootschappen die op of na 1 mei 2019 zijn opgericht, op de datum van inwerkingtreding van het WVV; 2. voor vennootschappen die op die datum al bestonden en die vóór 1 januari 2020 vrijwillig hun nieuwe statuten hebben aangepast aan het WVV en die vóór die datum maar na de datum van publicatie van hun nieuwe statuten worden ontbonden; 3. voor vennootschappen die op 1 mei 2019 al bestonden en die vanaf 1 januari 2020 worden ontbonden. De circulaire geeft het volgende – juiste – voorbeeld. Vennootschap opgericht in 2000, met een statutair boekjaar dat loopt van 1 december tot en met 30 november van het daaropvolgende jaar, wordt ontbonden op 10 oktober 2019: 1. Indien deze vennootschap haar statuten niet heeft aangepast aan het nieuwe WVV zijn de bepalingen van artikel 2:70 WVV niet op haar van toepassing. Zij moet dus geen aangifte indienen voor het belastbaar tijdperk dat loopt vanaf de eerste dag na het vorige belastbaar tijdperk tot op de datum van de ontbinding;

6 Cf. https://www.lachambre.be/flwb/pdf/54/3119/54K3119008.pdf; amendementen van 26 september 2018, p. 2. 7 Cf. https://DOCplayer.nl/107122458-Inhoud-vereffening-van-vennootschappen-na-de-wet-van-19-maart-2012-reparatie-innovatie-ericde-bie-3.html.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


16

iStockphoto.com/filadendron.

2. Indien deze vennootschap haar statuten heeft aangepast aan het (...) WVV en de gewijzigde statuten bekend heeft gemaakt op 20 september 2019 zijn de bepalingen van het artikel 2:70 van het WVV op haar van toepassing. Zij moet dus twee aangiften aanslagjaar 2019 indienen: een voor het belastbare tijdperk van 1 december 2018 tot 10 oktober 2019 en de andere voor het belastbare tijdperk van 11 oktober 2019 tot 30 november 2019.

4. Andere fouten of hiaten in circulaire 2020/C/74 De verwijzing enkel naar artikel 2:70 van het WVV in deze circulaire is een hiaat, aangezien ook moet worden verwezen naar artikel 2:109 van het WVV, dat een regel bevat die in alle opzichten identiek is aan die van het eerste artikel. Zo wordt in de circulaire ook nagelaten om de aangifte­ plichten te vermelden van verenigingen die onder de vennootschapsbelasting vallen en die, per definitie, geen vennootschap zijn.

5. Technische nota van het IBR over de opdracht tot ontbinding In de technische nota betreffende de opdracht met betrekking tot de vrijwillige ontbinding van een (i)vzw in het kader van een commissarismandaat (art. 2:110, §2, WVV) wordt gesteld: “ … is van toepassing voor controleopdrachten uitgevoerd door de commissaris in het kader van artikel 2:110, §2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) (punt (i) hierboven). Voorts wordt erop gewezen dat in tegenstelling tot voor vennootschappen, waarvoor artikel 2:70, tweede lid van het WVV bepaalt: “de ontbinding heeft het einde van het boekjaar tot gevolg”, er geen equivalente bepaling bestaat voor (i)vzw’s.” De verklaring daarvoor is dat de technische nota dateert van 29 november 2019, dus vóór 28 april 2020, de datum van de voormelde 8 wet tot omzetting van richtlijn (EU) 2017/828 tot wijziging van artikel 2:109 van het WVV. Raymond Ghysels Accountant en ere-belastingadviseur

8 https://doc.ibr-ire.be/nl/Documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/mededelingen/2019-20-Mededeling-TN-ontbinding-vzw.pdf : Technische nota betreffende de opdracht met betrekking tot de vrijwillige ontbinding van een (i)vzw in het kader van een commissarismandaat (art. 2:110, § 2 WVV), § 3, al. 2, p. 3/4. Zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32017L0828; Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft, PB L 132, 20 mei 2017, p. 1–25.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


Komt uw klant regelmatig met HR, of sociaaljuridische vraagstukken? Exclusief voor accountants

Ondernemers zullen steeds vaker een beroep doen op uw kennis, ervaring en advies. Gebrek aan tijd en de complexiteit van snel veranderende wet- en regelgeving spelen hierbij niet in uw voordeel. Dan is het ideaal om een vast aanspreekpunt te hebben waar u snel en doeltreffend antwoorden en oplossingen krijgt aangereikt.

De Accountant Desk van Partena Professional staat voor u klaar! Heeft u vragen? Contacteer ons via accountantdesk@partena.be of via 078 78 78 21

www.partena-professional.be


18

Aanslag geheime commissielonen: happy end of never ending story? Op 26 september 2019 heeft het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uitgesproken over de toepassing van de zogenaamde aanslag geheime commissielonen.1 In antwoord op een prejudiciële vraag kwam het Hof tot het besluit dat er geen economische dubbele belasting mag ontstaan door de vestiging van zowel een afzonderlijke aanslag (de aanslag geheime commissielonen) bij de ven­ nootschap die een voordeel toekent, als door de vestiging van een aanslag bij de verkrijger van het voordeel binnen de wettelijke termijnen. De minister van Financiën had al aangegeven de beslissing van het Grondwettelijk Hof te zullen respecteren. Dit heeft geresulteerd in de circulaire van 5 juni 20202 , waarin het standpunt zoals weergegeven in de beslissing van het Grondwettelijk Hof wordt hernomen. Bovendien wordt in de circulaire bevestigd dat vennootschappen die al onderworpen zijn geweest aan de aanslag geheime commissielonen (terwijl ook de begunstigde effectief is belast) nu een bezwaar kunnen indienen binnen de zes maanden vanaf de datum van het aanslagbiljet of een verzoek tot ambtshalve ontheffing kunnen indienen binnen de vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het aanslagbiljet, om de reeds betaalde aanslag geheime commissielonen terug te vorderen.

1. Wat voorafging 1.1. Historiek Het is een utopie te denken dat een fiscale bepaling die initieel werd ingevoerd in 1973, vandaag de dag nog steeds onverminderd van toepassing zou zijn. Met betrekking tot de fiscaliteit en de interpretatie van de aanslag geheime commissielonen, en meer in het bijzonder artikel 219 van het WIB 92, kan stilaan toch gesproken worden van een echte soap. Het is steeds de bedoeling geweest om met de aanslag geheime commissielonen een wettelijk kader te voorzien waarbij tegenover de fiscale aftrekbaarheid in hoofde van de verstrekker van een beroepsinkomen, een belastingheffing bestaat in hoofde

van de begunstigde van dergelijk inkomen. 3 Door te voorzien in een identificatieplicht in hoofde van de verstrekker van beroepsinkomsten, kan de fiscus zich ervan verzekeren dat het juiste belastingregime ondergaan wordt bij de begunstigde van het betreffende inkomen. Is dit niet gebeurd, en bestaat er ook geen mogelijkheid om dit alsnog door te voeren omdat de aanslagtermijnen daartoe bijvoorbeeld verstreken zijn, dan zorgt de figuur van de aanslag geheime commissielonen ervoor dat belastingheffing gecreëerd wordt bij de verstrekker van het voordeel. Geen nadelige effecten voor de Schatkist dus.

daarin gesteund door de rechtspraak, volstond het ontbreken van de identificatieplicht om de aanslag geheime commissielonen toe te passen, zelfs al werd de begunstigde van het inkomen belast. Een bijkomende doorn in het oog van heel wat belastingplichtigen was dat er bovendien een zeer hoog (weliswaar fiscaal aftrekbaar) belastingtarief werd toegepast van 309%. In strijd met de ratio legis van de bepaling ging het aldus om een sanctie die eerder een bestraffend dan louter een vergoedend karakter had.

Initieel werd de aanslag geheime commissielonen echter niet volledig in lijn met voormeld doel geïmplementeerd in de wet. Op basis van de wet,

Als antwoord op de vele betwistingen die hierover bestonden, werd vanaf aanslagjaar 2003 voorzien dat bij afwezigheid van de identificatieplicht,

1.2. Initiële ontsnappingsmogelijkheden

1 GwH 26 september 2019, nr. 125/2019. 2 Circ. Nr. 2020/C/77 van 5 juni 2020 over het arrest nr. 125/2019 van 26 september 2019 van het Grondwettelijk Hof in verband met een prejudiciële vraag over de toepassing van de afzonderlijke aanslag zoals bedoeld in artikel 219 van het WIB 92, www.fisconetplus.be 3 Parl.St. Kamer 1972-1973, nr. 521/7, 38-39.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


19 1.3. Grondige herziening Ondanks voormelde ontsnappingsmogelijkheden drong zich een grondige herziening op met de programmawet van 19 december 2014.4 Het hoofddoel van deze wijziging was om in lijn met de initiële ratio legis van de wetgeving, enkel een vergoedend karakter toe te kennen aan de aanslag geheime commissielonen.5

iStockphoto.com/skynesher.

toch afgezien werd van de toepassing van de aanslag geheime commissielonen, indien de belastingplichtige het bewijs leverde dat de inkomsten werden opgenomen in een door de begunstigde ingediende belastingaangifte (eerste ontsnappingsmogelijkheid). In 2013 werd deze mogelijkheid uitgebreid naar situaties waarin de belastingplichtige er expliciet mee instemde om op de inkomsten te worden belast binnen de driejarige aanslagtermijn (tweede ontsnappingsmogelijkheid).

In de praktijk was er bovendien vaak sprake van goodwill bij de controleurs waardoor het niet gerapporteerde inkomen nog kon worden opgenomen onder de verworpen uitgaven van de vennootschap, dan wel op het debet van de rekening-courant van de bedrijfsleider werd bijgeboekt. Dit zorgde echter voor veel willekeur, onduidelijkheid en vooral ook rechtsonzekerheid, daar het steeds afwachten was hoe een lokale controleur met de betreffende situatie zou omgaan.

De expliciete instemming van de belastingplichtige zoals ingevoerd in 2013, werd daarbij van tafel geveegd en vervangen zodat het voortaan volstond dat de verkrijger van het beroepsinkomen op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd uiterlijk binnen de twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het betreffende aanslagjaar (tweede ontsnappingsmogelijkheid bis). De bedoeling van de wetgever is duidelijk: op deze manier beschikt de administratie telkens nog over een periode van zes maanden om een tijdige aanslag te vestigen binnen de driejarige aanslagtermijn, van zodra de belastingplichtige geïdentificeerd is.6 Daarnaast werd het tarief van de aanslag geheime commissielonen van 309% naar 103% gebracht (en 51,5% in sommige specifieke situaties). De wijziging was niet enkel van toepassing op situaties ontstaan vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad (zijnde 29 december 2014), maar ook op alle op dat moment hangende geschillen die nog niet definitief waren afgesloten.

1.4. Grondwettelijk Hof to the rescue De problematiek die gepaard ging met de terugwerkende kracht van ontsnappingsmogelijkheid twee (bis), zorgde ervoor dat het Grondwettelijk Hof (in antwoord op een prejudiciële

4 Wet van 19 december 2014, BS 29 december 2014 (ed. 2). 5 Parl.St. Kamer 2014-2015, DOC54-0672/001, 10. 6 Vr. en Antw. Kamer 2015-2016, nr. 54-072, 250 (Vr. nr. 888 L. VAN BIESEN). Bij wijze van voorbeeld: stel een niet aangegeven voordeel alle aard met betrekking tot inkomstenjaar 2019. Belastingplichtige verkrijger wordt op ondubbelzinnige wijze geïdentificeerd in februari 2022 (binnen de twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het betreffende aanslagjaar). De fiscus heeft nog tijd tot 31 december 2022 om de belastingplichtige verkrijger te belasten binnen de driejarige aanslagtermijn.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


20 vraag) op 13 juli 2017 besliste dat voormelde bepaling er niet toe mag leiden dat er een dubbele niet-heffing zou ontstaan.7 Indien dit wel het geval zou zijn, is de tweede ontsnappingsmogelijkheid (bis) ongrondwettelijk en kan ze bijgevolg niet toegepast worden. Meer concreet: mocht het niet meer mogelijk zijn om onder de voorwaarden van de tweede ontsnappingsmogelijkheid (bis) over te gaan tot effectieve heffing in hoofde van de begunstigde omdat bijvoorbeeld de aanslagtermijnen intussen verstreken zijn, dan zal er alsnog een aanslag geheime commissielonen gevestigd kunnen worden. Opnieuw in lijn met de ratio legis van de wet dus. Vooral in de hangende dossiers uit het verleden kan deze interpretatie zeer relevant zijn. Het kan immers gebeuren dat de fiscus destijds de identiteit van de begunstigde kende binnen de twee jaar en zes maanden (bijvoorbeeld kennisname in februari 2013 voor een niet-aangegeven inkomen uit inkomstenjaar 2010), maar toch besliste om een aanslag geheime commissielonen te vestigen (en niet over te gaan tot belastingheffing in hoofde van de begunstigde, waartoe de fiscus nog kon overgaan tot 31 december 2013). Op basis van een letterlijke lezing van de wet, zou in een hangend geschil gesteld kunnen worden dat de aanslag geheime commissielonen onwettig gevestigd werd in hoofde van de verstrekker van het beroepsinkomen, terwijl het ook niet langer mogelijk is om een aanslag te vestigen in hoofde van de belastingplichtige begunstigde (immers maar mogelijk tot 31 december 2013) 8 . Voor meer recente dossiers zal deze problematiek minder spelen. Daar zal veelal beroep kunnen gedaan worden op artikel 358, §1, 4° van het WIB 92 aangezien de identificatie van de belastingplichtige begunstigde zal kwalificeren als een ‘bewijskrachtig gegeven’. De fiscus beschikt dan over een bij­

De aanslag geheime commissielonen mag niet worden toegepast wanneer de genieter van het voordeel van alle aard binnen de wettelijke aanslagtermijnen effectief werd belast.

schuldenaar bij gebrek aan aangerekende interesten).

1.5. Grondwettelijk Hof to the rescue bis Maar daarmee waren we nog niet aan het eindpunt. Op 26 september 2019 diende het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uit te spreken in het kader van een prejudiciële vraag. 10

1.5.1. Vraagstelling komende aanslag­ termijn van twaalf maanden vanaf het moment van identificatie. In haar circulaire van 11 juni 2015 9 heeft de fiscus nog geprobeerd om de ondubbelzinnige identificatie zo te interpreteren dat er nog steeds een schriftelijk akkoord zou nodig zijn van de begunstigde met vermelding van zijn identiteit, nationaal nummer en het ontvangen bedrag. Dit werd echter volledig weerlegd in de daaropvolgende rechtspraak, daar de fiscus met voorgaande stelling een voorwaarde toevoegt aan de wet. Ook in het kader van de ratio legis houdt dit geen steek: het is immers de bedoeling om de begunstigde te identificeren en alsnog een aanslag te vestigen in diens hoofde, ongeacht of de begunstigde daar wel of niet schriftelijk akkoord over gegeven heeft. De ondubbelzinnige identificatie kan aldus plaatsvinden door de identiteitsgegevens binnen de door de wet bepaalde termijn te bezorgen naar aanleiding van een vraag om inlichtingen, of nog, doordat de nodige informatie duidelijk en transparant vermeld werd in de aan de fiscus bezorgde documenten (bijvoorbeeld identificatie van de RC

Ditmaal werd de vraag gesteld of er een ongrondwettigheid bestaat in het feit dat er geen aanslag geheime commissielonen werd toegepast indien de verkrijger van de voordelen ondubbelzinnig geïdentificeerd werd binnen de twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het betreffende aanslagjaar en de administratie de verkrijger van de voordelen vooralsnog tijdig binnen de aanslagtermijn kon belasten, maar dat er wel een aanslag geheime commissielonen wordt toegepast indien de ondubbelzinnige identificatie buiten de termijn van de twee jaar en zes maanden plaatsvindt, terwijl de administratie de verkrijger al daadwerkelijk tijdig binnen de aanslagtermijn heeft belast? Deze prejudiciële vraag werd bevestigend beantwoord: de aanslag geheime commissielonen mag niet worden toegepast wanneer de genieter van het voordeel van alle aard binnen de wettelijke aanslagtermijnen effectief werd belast.

1.5.2. Argumentatie belastingplichtige De argumentatie die door de belastingplichtige wordt aangehaald is vooreerst dat het niet de intentie is geweest van de wetgever om een sanctiebepaling in te voeren, maar

7 GwH 13 juli 2017, nr. 92/2017. 8 Gent 24 februari 2015, G 15/0196; Rb. Brugge 25 februari 2015, www.monkey.be BR1 15/0236; Antwerpen (burg.) 16 oktober 2018, 2017/ AR/1764. 9 Circ. Nr. 24/2015 van 11 juni 2015 over de bepalingen die van toepassing zijn inzake de afzonderlijke aanslag, www.fisconetplus.be 10 GwH 26 september 2019, nr. 125/2019.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


21 louter een vergoedend karakter teweeg te brengen met de maatregel (zijnde, de gemiste belasting voor de Schatkist recupereren). Bovendien heeft de wetgever volgens de belastingplichtige de intentie gehad om elke vorm van economische dubbele belasting uit te sluiten. Het klopt dat de fiscus vrij is om in uitzonderingen te voorzien op de toepassing van de bijzondere aanslag. Maar als ze dit effectief doet, moet daarbij wel het gelijkheidsbeginsel in acht genomen worden. Vervolgens wordt geargumenteerd dat bij het invoeren van de termijn van twee jaar en zes maanden enkel rekening werd gehouden met de gewone aanslagtermijn van drie jaar om de verkrijger van het voordeel te belasten, terwijl er ook een termijn van vijf jaar11 en zeven jaar12 van toepassing kan zijn. Bijgevolg heeft de termijn van twee jaar en zes maanden in dergelijke situaties geen nut en schiet deze maatregel haar doel voorbij. Ten slotte wordt de onredelijkheid van het betreffende artikel volgens de belastingplichtige nog bevestigd door het feit dat niet ofwel de verkrijger, ofwel de verstrekker van het voordeel wordt belast, maar tweemaal een belasting inzake hetzelfde voordeel kan worden gevestigd.

1.5.3. Argumentatie overheid De ministerraad daarentegen is van mening dat het vergoedende karakter enkel betrekking heeft op het toegepaste tarief in die zin dat de omvang van de aanslag min of meer gelijk moet zijn aan het potentiële verlies van inkomsten in de personenbelasting. Het voorgaande doet echter geen afbreuk aan het feit dat de aanslag an sich nog steeds een sanctie betreft. Er wordt bovendien aangehaald dat de wetgever geen absolute dubbele economische belasting wilde vermijden, maar dat het een beleidskeuze is van de wetgever om, teneinde de economische dubbele belasting beperkt te

voorkomen, slechts twee uitzonderingen in te stellen, die uitgaan van de goede trouw van de belastingplichtige of waarbij er vanuit gegaan kan worden dat er nog redelijkerwijs een mogelijkheid bestaat om over te gaan tot belastingheffing in hoofde van de belastingplichtige.

1.5.4. Redenering van het Grondwettelijk Hof Het Hof verwijst in haar beslissing naar de totstandkoming van de regelgeving, waarbij het steeds de bedoeling is geweest om de fiscale administratie de inlichtingen te bezorgen die het haar mogelijk maken tot de aanslag van de verkrijgers over te gaan. Waar het vroeger nog de bedoeling was om fraude tegen te gaan en een repressief karakter toe te kennen aan de regelgeving, is het sinds 2014 duidelijk dat de ratio legis van de wetgeving verschoven is naar een vergoedend (en niet langer bestraffend) karakter. Dit zowel voor wat betreft het tarief als voor de gevallen van niet-toepassing van de aanslag. Ze komt daarbij tot het besluit dat indien de fiscale administratie een niet-aangegeven voordeel van alle aard vaststelt, de verkrijger ervan op een ondubbelzinnige wijze identificeert en deze binnen de voormelde wettelijke aanslagtermijnen aan de geëigende belasting onderwerpt of daartoe nog de mogelijkheid heeft gehad, het zonder redelijke verantwoording is dat de verstrekker van het voordeel aan een afzonderlijke aanslag wordt onderworpen. Het tegenovergestelde zou ertoe leiden dat zowel de verstrekker als de verkrijger van het voordeel aan de geëigende belastingen kunnen worden onderworpen, hetgeen verder gaat dan de door de wetgever nagestreefde loutere compensatie van een belastinginkomstenverlies. Wat dus doorwerkt is dat de verkrijger belast wordt op het inkomen (doel

van de wet) en niet zozeer dat er een tijdige ‘ondubbelzinnige identificatie’ plaatsvindt binnen de termijn van twee jaar en zes maanden. Een economische dubbele belasting is aldus niet verenigbaar met het vergoedende karakter van de afzonderlijke aanslag.

1.6. Fiscus geeft verdere verduidelijking In de circulaire13 die de fiscus vervolgens heeft opgesteld naar aanleiding van de beslissing van het Grondwettelijk Hof, worden voormelde bepalingen één op één overgenomen. Er wordt bevestigd dat het Grondwettelijk Hof artikel 219, 7e lid van het WIB 92 in die zin interpreteert dat er geen economische dubbele belasting mag ontstaan door de vestiging van zowel een afzonderlijke aanslag bij de vennootschap als een aanslag bij de verkrijger binnen de wettelijke termijnen. Er wordt daarnaast gestipuleerd dat hoewel een beslissing van het Grondwettelijk Hof in principe een beperkt toepassingsgebied kent (met name enkel voor de verdere beslissingen in de concrete voorgelegde zaak), artikel 219, 7e lid van het WIB 92 voortaan geïnterpreteerd dient te worden conform deze beslissing. Samengevat wordt in de circulaire gesteld dat indien de voordelen alle aard zoals bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2° van het WIB 92 niet worden verantwoord door individuele fiches en samenvattende opgaven en daarenboven niet werden opgenomen in een door de verkrijger ingediende aangifte twee verschillende situaties beoordeeld moeten worden: • de verkrijger wordt op ondubbelzinnige wijze geïdentificeerd binnen een termijn van twee jaar en zes maanden: geen aanslag geheime commissielonen;

11 Wanneer bewijskrachtige gegevens uitwijzen dat inkomsten niet zijn aangegeven in de voorgaande vijf jaar voor de kennisname van die gegevens conform artikel 358 van het WIB 92. 12 In het geval van fraude conform artikel 354, lid 2 van het WIB 92. 13 Cf. supra, voetnoot 2.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


22 • de verkrijger wordt op ondubbelzinnige wijze geïdentificeerd buiten een termijn van twee jaar en zes maanden maar de voordelen kunnen nog belast worden binnen de wettelijke termijnen: bij voorkeur wordt overgegaan tot taxatie bij de verkrijger en wordt er geen aanslag geheime commissielonen toegepast.

Hoewel de beslissing van het Grondwettelijk Hof enkel betrekking heeft op een voordeel alle aard, bepaalt de circulaire uitdrukkelijk dat de principes kunnen worden doorgetrokken naar alle kosten zoals opgenomen in artikel 57 van het WIB 92.

2. Tijd voor actie En nu, welke actie kan er ondernomen worden ten gevolge van deze gewijzigde interpretatie van artikel 219 van het WIB 92? In de circulaire wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat er binnen de gewone bezwaartermijn op hangende dossiers een bezwaarschrift14 kan worden

iStockphoto.com/ljubaphoto.

Het is belangrijk te benadrukken dat om de rechten van de Schatkist te vrijwaren, er initieel wel een afzonderlijke aanslag zal worden gevestigd in hoofde van de vennootschap die de vergoeding heeft toegekend. Pas wanneer de aanslag bij de verkrijger definitief is, kan deze afzonderlijke aanslag vernietigd worden. Er zal dus een bezwaarschrift ingediend moeten worden tegen de aanslag geheime commissielonen, dat door de fiscus aanvaard wordt indien: • de verkrijger binnen de wettelijke termijnen geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen de aanslag die in zijn hoofde gevestigd is (of indien wel bezwaar, geen rechtsvordering heeft ingesteld tegen de genomen beslissing over het bezwaarschrift); • de gerechtelijke procedure is afgesloten zonder succes voor de verkrijger.

ingediend. Daarnaast betreft de beslissing van het Grondwettelijk Hof een nieuw bewijskrachtig feit op basis waarvan er tevens een ambtshalve ontheffing15 kan worden aangevraagd binnen een termijn van vijf jaar (indien de aanslag niet al het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing nopens de grond). Werd er in het verleden een bezwaarschrift of ambtshalve ontheffing afgewezen, dan dient een rechtsvordering te worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg binnen de termijn voorgeschreven door artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek. Goed nieuws voor wat betreft de hangende geschillen, zowel administratief als gerechtelijk. Daar werd beslist dat voormelde principes over de gewijzigde interpretatie meteen dienen te worden toegepast. Een volgende prejudiciële vraag ligt alvast in het verschiet. De circulaire gaat immers enkel in op de vraag wat er dient te gebeuren bij dubbele belasting ontstaan door de vestiging van een aanslag geheime

14 Cf. artikel 366 e.v. van het WIB 92. 15 Cf. artikel 376 van het WIB 92.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020

commissielonen in hoofde van de verstrekker van het voordeel, terwijl er reeds belastingheffing plaatsvond in hoofde van de ontvanger. Voor de omgekeerde situatie (bijzondere aanslag reeds in hoofde van de verstrekker van het voordeel, gevolgd door de belasting van datzelfde voordeel in hoofde van de verkrijger) biedt de circulaire echter geen onmiddellijke uitkomst. Hoewel we volgens dezelfde redenering tot een gelijkaardige conclusie moeten komen, is het maar de vraag of dit zonder een uitdrukkelijke beslissing van het Grondwettelijk Hof zonder meer kan worden toegepast. Daarnaast is vanaf aanslagjaar 2021 de afzonderlijke aanslag niet langer fiscaal aftrekbaar. In welke mate dit strookt met het vergoedende (en aldus niet bestraffende) karakter dat men aan de maatregel wil verbinden is ons onduidelijk. Het lijkt er dus op dat we eerder de weg van de never ending story inslaan… An Lettens Tax advisor Jo Roseleth Tax advisor


23

Vakliteratuur Financial accounting. Financiële rapportering Vicky Ghijselinck Kluwer, 2020. Dit handboek verschaft een inzicht in de opbouw en de totstandkoming van de rubrieken van de jaarrekening. Voor elke rubriek van de Belgische jaarrekening wordt er ingegaan op de inhoud, de indeling en de waardering. Als de Belgische boekhoudwetgeving keuzemogelijkheden biedt inzake de boekhoudkundige verwerking en/of waardering, wordt bestudeerd welke keuze de voorkeur geniet ingeval een onderneming haar jaarrekening imagogericht wil opstellen of een fiscale optimalisatie wordt beoogd – met de inachtneming van de fiscale bepalingen ter zake. Indien relevant, worden ook aandachtspunten voor financiële analyse besproken. Voor iedere rubriek worden bovendien de belangrijkste gelijkenissen en verschilpunten besproken tussen Belgian GAAP en IAS/IFRS. Prijs: € 53 Bestellen: https://shop.wolterskluwer.be

Vennootschapsrecht geannoteerd 2020 Aydogdu Roman, Bernard Tilleman Die Keure, 2020. 1624 p. De nieuwe editie van het geannoteerd Wetboek Vennootschapsrecht 2020 is binnenkort beschikbaar. Deze nieuwe editie is qua wetgeving bijgewerkt tot en met het Belgisch Staatsblad van 1 september 2020 zodat ook de reparatiewet WVV is verwerkt. Om de overgang van het Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.) naar het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) te duiden zijn ook markante stukken die de wijzigingen kaderen mee opgenomen. Deze uitgave bevat het wetboek en de meest courante wetteksten waarmee juristen in het vennootschaps- en verenigingsrecht geconfronteerd worden. Dus ook de basisteksten over het boekhoudrecht en het financieel vennootschapsrecht. Gelet op het overgangsregime dat nog loopt, werd de wetgeving over de in de toekomst op te heffen rechtsvormen mee opgenomen. Om de bruikbaarheid van het wetboek te vergroten, werd er een trefwoordenregister aangemaakt. Dankzij dit handige register vindt u alles snel terug. Bestellen: als ITAA-lid geniet u een bijzondere voordeelprijs van 20 %. Speciale actie voor ITAA-leden • Ga naar https://www.diekeure.be/nl-be/professional/10809/ vennootschapsrecht-geannoteerd-2020 • Bestel uw exemplaar met de code WVV20 • U krijgt 20 % directe korting op de normale prijs van 195 euro (btw inbegrepen) Dit boek is onderdeel van de reeks “Geannoteerde wetboeken”. https://www.diekeure.be/nl-be/professional/reeksen/aanbod/ geannoteerde-wetboeken U krijgt bij elk artikel: • een wetshistorisch overzicht; • de relevante rechtspraak; • de rechtsleer; • de uitvoeringsbesluiten of een korte commentaar. De Franstalige versie zal begin volgend jaar (2021) verschijnen.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 6 | Oktober 2020


eStox, uw beveiligde digitale effectenregister

Discretie verzekerd

UBO-verplichtingen worden automatisch nagekomen

Een digitaal register met talrijke voordelen, aangeboden door de notarissen, de accountants en de belastingconsulenten.

www.estox.be Powered by

Altijd en overal beschikbaar


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.