10 minute read

Justus Kramer Schippers

Next Article
Hafiz

Hafiz

Na het lezen van het boek ‘Final Truth’ (Ultieme Waarheid) van Ramesh S. Balsekar woonde Justus Kramer Schippers verschillende seminars bij van Ramesh in Kerala. Hij bezocht hem ook vele keren in Bombay. Door deze contacten geïnspireerd, heeft hij een aantal boeken van en voor Ramesh vertaald. Justus vertaalt onder meer het werk van Sri Nisaragadata Maharaj en behoort tot de InZicht-redactie. Hij is auteur van het boek Wie denk je dat je bent, en heeft recentelijk de boeken van Franklin Merrell-Wolff vertaald.

De gevangene, de sleutel en de cipier

Advertisement

We lijken op een gevangene die denkt de sleutel van zijn cel in handen te hebben, maar uiteindelijk afhankelijk blijkt te zijn van de cipier voor zijn vrijheid. Paradoxaal genoeg is die cipier het alles overstijgend en omvattend Zijn, dat zich aan ons bekend maakt als de tijd daartoe rijp is.

Justus Kramer Schippers

Als we de dikke van Dale erop naslaan is ‘zinsbegoocheling’ het synoniem van illusie, hallucinatie en onjuiste, valse waarneming, alsook schijnvertoon. Dat laatste vind ik een zeer toepasselijke uitdrukking want het verwijst naar iets wat schijnbaar aan ons vertoond wordt. Een soort schimmenspel. Als we ontwaken, verschijnt ongevraagd een wereld die zich met zodanige ‘echtheid’ aan ons opdringt dat we die voor echt, reëel en waar aanzien. Als we erbij stilstaan, moeten we echter vaststellen dat wat we waarnemen volledig afhankelijk is van onze zintuigen als onderdeel van die ongevraagde wereld van verschijnselen.

ZELF

Even een experimentje: wat is uw wereld als zien, horen en voelen (denken) u worden ontnomen? Wat is uw ervaring? Het komt het dichtst in de buurt van diepe slaap. Want hoe zou men zich bewust kunnen zijn van zoiets als een fenomeen indien de zintuigen geen waarneming doen van objecten? Dat kan niet. Er blijft niets over en dat ‘niets’, waar je als het ware in opgelost bent en mee samenvalt, is toch wel ‘iets’, want plots tovert het daartoe onuitgenodigd met behulp van zintuigen een wereld tevoorschijn. Anders gezegd: de zintuigen die uit dat ‘niets’ wat ‘iets’ is, tevoorschijn komen, construeren een schijnbaar beeld en schotelen dat ons als werkelijkheid voor. Dat ‘iets’ waaruit het opkomt moet wel Zelf zijn: we zijn immers tijdens die diepe slaap opgelost in dat Zelf en vallen samen met dat Zelf en vervolgens ontstaat de wereld bij het ontwaken vanuit het Zelf. Je bent dus wezenlijk dat ene Zelf. Dat Zelf waarin we opgelost zijn kunnen we niet kennen juist omdat we dat Zelf Zijn. Om Zelf te kennen zou het noodzakelijk zijn dat Zelf zich opsplitst in een ‘Zelf’ dat is en een ‘Zelf’ dat naar ‘Zelf’ kijkt en kent. Dan zou er sprake zijn van twee ‘Zelven’. Welke van de twee ben ik dan? Dat kan niet kloppen. Het Zelf als het oog dat naar alles kan kijken, behalve naar zichzelf is hiervoor altijd een goede metafoor. Zelf is niet te kennen, je kunt het alleen maar zijn.

ZIJN

Laten we het erop houden dat onze intuïtie correct is: er is maar één Zelf, dat zich bij tijd en wijle na het ontwaken vertoont als een door de zintuigen aan ons verschijnende ‘fake’ wereld. Een schijnbaar energetisch schouwspel, waarin onloochenbaar hoogte- en dieptepunten afwisselend voor schitterende dan weer afschuwwekkende drama’s zorgen. In India aangeduid met het Sanskriet woord Maya, dat in het hindoeïsme en boeddhisme de ‘sluier van illusies’ betekent. Kant wijst op het noumenon, het domein van het onkenbare ‘Ding an Sich’, dat zich in de vorm van fenomenen door middel van de zintuigen aan ons presenteert. Vaststaat dat het ‘Zelf’ en de voorgetoverde wereld van fenomenen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat duidt erop dat ze beide in een daarbovenuit stijgend verbindend en beide omvattend Zijn hun oorsprong vinden. Zijn met daarbinnen het onkenbare Zelf en de kenbare illusie kun je niet van elkaar scheiden: ze staan met elkaar in verbinding en vormen zo één non-duaal geheel. Als metafoor: er bestaan 196 zelfstandige natiestaten, echter is er maar één wereld. Het Zijn als overstijgend, allesomvattend Bewustzijn waarin alles potentieel, maar onkenbaar, opgeslagen ligt, laat ons als reflectie van zichzelf naar de wereld kijken, een wereld die eveneens een reflectie van Zijn is. Daar start de dualiteit, de wereld van contrasten en tegengestelden. Een wereld met vreugde, maar die niet tegelijkertijd zonder verdriet kan bestaan en andersom. Daarbinnen geldt dat het ‘ik’ als individu tegenover alle andere fenomenen in die wereld staat. Het ik tegenover het jij. Maar ik, jij en de wereld zijn een reflectie van een en dezelfde bron, namelijk Zijn, en vormen wezenlijk één geheel. Ze zijn niet van elkaar te scheiden. Het geheel is een onlosmakelijk geheel dat met Zijn samenvalt en dus allemaal Zijn is. Alles is Zijn.

De schijnvertoning is door zijn indringende aantrekkelijkheid zeer verslavend

© JOAN MIRO

IKJE

Wat betekent dit? Het betekent dat de wereld zoals we die aanschouwen niet ‘echt’ is in materiële, substantiële en stoffelijke zin, maar een reflectie van Zijn, een constructie van zintuigen, die we door een misverstand wel als ‘echt’ beschouwen. Het betekent ook dat ons lichaam, dat een object is, eveneens een schijnbare constructie is van de zintuigen. Immers we kunnen dat lichaam zien, horen en voelen. Door een versluierende betovering vernauwt

het Zijn zich en laat het psychosomatisch apparaat in de waan dat het een zelfstandig, afgescheiden bestaan leidt. Dat heet identificatie. We denken dat we het lichaam met geest zijn, een ‘ikje’, en vergeten door de versluiering dat we in plaats daarvan enkel de Kenner van dat ‘ikje’ zijn. Dat ‘ikje’ hallucineert en meent ten onrechte dat het kan handelen door na elke actie zich die actie als het ware toe te eigenen. Het meent: Dat heb ík gedaan. Het is precies als in een droom; er gebeurt van alles, we reageren, we ervaren plezier (leuke droom) en we lijden vreselijke angsten (nachtmerrie). Pas bij het ontwaken is duidelijk dat er nooit iets is voorgevallen en dat alles in de levensechte droom niet bestaat en nooit echt heeft bestaan, anders dan als illusie.

Tijdens het waakbewustzijn zijn we precies als in de droom gevangen in de illusie dat er van alles gebeurt, dat we als ‘ikje’ controle hebben over wat gebeurt, en dat het het ‘ikje’ zelf is dat handelt, besluiten neemt, successen beleeft of jammerlijk faalt. De schijnvertoning als schimmenspel met zijn voor en tegenvallers, zijn spanningen, is door zijn indringende aantrekkelijkheid zeer verslavend en versterkt het idee dat we een autonoom handelende, dikke IK zijn, reden waarom we daar geen afstand van willen doen. Hoewel, als we een paar nachten niet slapen, snakken we naar de diepe slaap als pauze in de voorstelling, waarin dat alles even is opgelost. In die staat vallen alle opwinding, zorgen, tijdsbesef en causaliteit weg. Er zijn mensen die een vermogen zouden willen geven in ruil voor een nachtje goed slapen. In elk geval willen we binnen de droom van het leven coûte que coûte het ikje beschermen tegen de boze buitenwereld, tegen verval, gevaren, ongemakken etc.

PSEUDO-ENTITEIT

Op enig moment begint te dagen dat de wereld zo in elkaar steekt dat we, als ikjes en reflecties van wie we Zijn, voortdurend bezig zijn met het oplossen van lijden en het opvullen van tekortkomingen noodzakelijk voor het verkrijgen van een kortstondig geluksgevoel. Het realiseren van een gewenst resultaat (materieel en immaterieel) geeft even een gevoel van bevrediging en ontspanning, maar snel daarna ebt het daarmee gepaard gaande geluksgevoel weg. Bezit van de zaak is eind van het vermaak. We worden aangezet te ontsnappen aan alle lijden, een drang waaraan niet valt te ontkomen. Dat is de drijvende kracht achter de zoektocht naar een permanent gevoel van zorgenvrije vrede waar die vergankelijke ontspanning ons aan herinnert. Alweer, het is niet iets wat het ‘íkje’ autonoom doet, maar het doet dat omdat het niet anders kan. De zoektocht overkomt het ‘ikje’; het ‘ikje’ leeft niet, maar wordt geleefd. Er ontstaan vragen zoals: waarom gebeurt dit allemaal? Wie ben ik eigenlijk? Wat is het doel van dit alles? Hoe ontsnap ik uit deze gevangenis? Hoe verkrijg ik vrijheid? Waar vind ik vrede?

Nu zien we de contouren van de wrede kosmische grap. Het betoverd ikje zonder enige autonomie meent dat het zelf die vragen stelt. In werkelijkheid worden die vragen onontkoombaar aan het ikje opgedrongen en dan wordt ook langzamerhand duidelijk dat wat we voor een autonoom ‘ik’ aangezien hebben, slechts een pseudo-entiteit is. Zijn strijd is wezenlijk een strijd met zichzelf, omdat alles Zijn is, dus ook alle andere pseudo-entiteiten en overige fenomenen zijn niets anders dan Zijn.

Of de bovengenoemde vragen opkomen en of er antwoorden verkregen worden, valt volledig buiten de controle van het pseudo-ikje. We lijken wat dat betreft op de gevangene die denkt de sleutel van zijn cel in handen te hebben, maar uiteindelijk afhankelijk blijkt te zijn van de cipier voor zijn vrijheid. Paradoxaal genoeg is die cipier het alles overstijgend en omvattend Zijn, dat zich aan ons bekend maakt als de tijd daartoe rijp is. We zien nu dus dat er een spel van Zijn met en tussen zijn reflecties plaatsvindt, waarbij Zijn tezamen met die reflecties, ofwel de ikjes, uiteindelijk allemaal één Zijn is.

De zoektocht overkomt

het ‘ikje’; het ‘ikje’ leeft niet maar wordt geleefd

WAAROM

De vraag dringt zich op waarom überhaupt dit spel bestaat dat naast wat geluk en vreugde vooral ook veel lijden voortbrengt. Waarom speelt Zijn het spel met zichzelf? Waarom deze illusoire droomwereld die we voor echt aanzien? Allereerst: waarom niet? Voorschrijven dat dit spel eigenlijk niet gespeeld zou mogen worden betekent dat de pseudo-entiteiten restricties opleggen aan het Almachtig Zijn waarvan ze afhankelijk zijn. Of we vinden dat het spel anders gespeeld zou moeten worden. Dat zou ook een beperking zijn van de absolute Vrijheid van Zijn. Verder is het zo dat voor de beantwoording van deze waarom-vraag causaliteit en tijd de noodzakelijke voorwaarden zijn. In Zijn kan er noch tijd noch causaliteit bestaan, immers tijd schrijft een begin en daarmee een eind voor. Wie kan bepalen wanneer Zijn is begonnen en wanneer het zal eindigen? Zonder tijd kan er dus geen causaliteit bestaan en daarmee is de waarom-vraag als onderdeel van de illusie wezenlijk niet te beantwoorden. De illusoire wereld is een droom: hij lijkt verdomd echt maar hij bestaat feitelijk niet echt. Het mysterie is aldus: ‘dat’ wat denkt te bestaan, bestaat feitelijk niet en zit gevangen in een illusie zonder oorzaak met een enorm echtheidsgehalte waarin de vragen eindeloos gesteld kunnen worden zonder uitzicht op een definitief antwoord.

DE GROTE CIPIER

Alleen als de grote cipier komt, die ons uit onze droom haalt, gloort de Vrijheid die we Zijn. Wat we zochten, blijken we dan altijd al te zijn geweest, namelijk Zijn met zijn onbegrensde Vrijheid. Onkenbaar nochtans ‘ervaarbaar’, maar dat kan niet in termen en taal van ons ‘ikje’, dat altijd naar objecten verwijst, uitgedrukt worden. Soms toont de cipier zich in de vorm van een mysticus als Meister Eckhart, Bernadette Roberts, Sri Ramana Maharshi, Franklin Merrell-Wolff, Sri Nisargadatta Maharaj en vele anderen die ons oproepen te ontwaken uit de droom en te beseffen dat we het transcendentale, onverdeelde, non-duale, onkenbare en paradoxaal toch te herkennen Zelf zijn. De belangrijkste oproep van de mystici is jezelf de vraag stellen: Wie of Wat ben ik? Deze niet te beantwoorden vraag is bedoeld om je bewust te maken dat je onmogelijk een fenomeen of object in Zijn bent, want, zoals al eerder aangegeven, je kunt niet zijn wat je als subject kunt waarnemen. Je bent Zijn waarin het subject met zijn objecten opkomen. Daarmee is de cirkel weer gesloten: Je bent niet te kennen doch wel te herkennen Zijn, Vrijheid en Geluk. Vandaar ook de aansporing van Sri Nisargadatta: stop de identificatie met het lichaam. Besef dat je niet het lichaam bent. Dat is het enige wat nodig is om een eind aan het lijden te vinden. Dit is de sleutel in handen van de cipier, die hij je aanreikt om de cel van de gevangenis te openen. t

© JOAN MIRO

This article is from: